5.4De rechtbank zal de hiervoor genoemde gronden dan ook niet verder bespreken. Het beroep is op deze punten niet-ontvankelijk.
6. Gelet op de overige gronden van beroep en het verhandelde ter zitting, stelt de rechtbank vast dat het geschil zich (kort gezegd) toespitst op de vraag op welke wijze de gevels hersteld zouden moeten worden en de vraag of verweerder een funderingsonderzoek zou moeten doen. Hieronder zal de rechtbank daar verder op ingaan.
7. De schades aan de gevels vallen uiteen in schade aan de voorgevel (schades 1-13: schades aan voeg-, metsel- en tegelwerk) en schade aan de rechterzijgevel (schades 22-34: schades aan voeg- en metselwerk). Niet in geschil is dat verweerder heeft aangenomen dat deze schades (met uitzondering van schade 28) zijn verergerd door mijnbouw in die zin dat overbelasting door trillingen of veranderingen in de ondergrond veroorzaakt door mijnbouw invloed gehad kan hebben op de gemelde schade.
8. Wat eiser aanvoert komt erop neer dat hij van mening is de aan hem toegekende schadevergoeding niet voldoende is om de schades te herstellen. Volgens eiser kan hiermee het constructieve verband tussen de stenen niet hersteld worden. Eiser stelt dat het door verweerder voorgestelde herstel door vernieuwd voegwerk, het vervangen van enkele stenen en het behandelen van de rest van de (aangetaste) stenen met (kleuren)pasta daarvoor niet volstaat. Volgens eiser dienen meer stenen vervangen te worden. Ook meent eiser dat het aan hem toegekende schadebedrag opnieuw berekend en verhoogd moet worden in verband met prijsindexering.
9. Verweerder volgt eiser niet in zijn standpunt en heeft gewezen op de toelichting van de deskundigen Dorman tijdens de hoorzitting in bezwaar en Handgraaf in zijn nadere advies in beroep. Deze deskundigen zijn het erover eens dat de toegekende herstelkosten meer dan afdoende zijn om de schades te herstellen met de gegeven herstelwijze.
10. De rechtbank constateert dat zowel Dorman als Handgraaf ten aanzien van alle schades vaststellen dat het voegwerk aan vervanging toe was. Volgens Handgraaf is het gekozen herstel gericht op het weer in verband brengen van het metselwerk zoals dat was voor de schadeveroorzakende gebeurtenis. In zijn algemeenheid stelt hij dat bij gebouwen met historische waarde de originele staat zoveel mogelijk intact wordt gehouden. Gescheurde stenen worden volgens hem zo min mogelijk of niet vervangen en worden met restauratiepasta op kleur hersteld. Over schades 1-13 merkt Handgraaf het volgende op:
“Daarnaast wordt bij schade 1 een steen vervangen, maar dan kan ook met restauratiepasta op kleur. Er is eerder herstel waar te nemen (schade 7,8,9,12 en 13) waarbij gebruik gemaakt is van cementmortel. Dit zal er bij een met kalkmortel gemetselde gevel altijd er weer uitbarsten (verschil in hardheid).
Voegwerk wordt er door verwering en ouderdom “uit” gedrukt (schade 3). Daarnaast is lengtewerking van de gevels, zoals hieronder omschreven, de oorzaak van de scheurvorming in het stucwerk (schade 4,6,7,8). Herstel dient plaats te vinden door dit de scheuren diep open te hakken en te repareren met een mortel van gelijke kwaliteit. Het stucwerk bij schade 6,7 en 8 is van verschillende samenstelling vergeleken met het omliggende metselwerk en “werkt” meer in de gevel, waardoor er scheurvorming in het oppervlak ontstaat. Dit zal er, door het verschil in hardheid tussen de mortels, altijd weer uitbarsten.
Bij schade 10 zijn in totaal 10 gescheurde stenen zichtbaar op de hoek van twee gevels. De oorzaak is de lengtewerking van de twee gevels en de aansluiting van de goot op de hoek. Constructief heeft dit geen nadelig effect. Daarbij is het wel van belang dat het herstel is gebaseerd op het diep uithakken van de voegen en het gebruik van een mortel van gelijke samenstelling als reeds aanwezig. De gescheurde stenen liggen uit elkaar en hier wordt geadviseerd om deze stenen niet te vervangen, maar te herstellen met een restauratiepasta op kleur (vervangen geeft kleurverschil en dat is voor een pand met een historisch karakter niet wenselijk). Daarnaast is eerder herstel op deze hoek zichtbaar, waarbij ook delen van voegen op kleur zijn gebracht en een steen met pasta is hersteld.”
Over schades 22-34 laat Handgraaf zich als volgt uit:
“Het herstel betreft alleen het aanbrengen van nieuw voegwerk met een samenstelling die gelijk is aan het omliggende voegwerk (het voegwerk bevindt zich in matige tot slechte kwaliteit en is aan vervanging toe). Er zijn meerdere bakscheuren in het metselwerk waar te nemen. Ook zichtbaar is een hoek waarbij een steen is gescheurd. Bakscheuren zijn naar haar aard geen mijnbouwschade. Het voegwerk is ook vanwege werking van het metselwerk (zoals hierboven omschreven) uitgevallen. Daarnaast is het herstel van de schade gebaseerd op het gebruik van materialen van gelijke soort kwaliteit en sterkte waarmee het bestaande metselwerk en ornamenten werk zijn uitgevoerd (inclusie een toeslag kalkmortel en knipvoeg).
Bij schade 27 is goed waar te nemen hoe de werking van de gevels op de hoek het voegwerk eruit gedrukt heeft en lichte scheurvorming heeft doen ontstaan. Herstel dient plaats te vinden door het voldoende diep uithakken van de voegen en deze vullen en afwerken met een mortel van gelijke kwaliteit en samenstelling als het overige metselwerk. Er is ook een steen gebroken bij het uitgedrukte metselwerk. Geadviseerd wordt om deze steen, om het slechts een steen betreft, niet te vervangen maar om te herstellen met een restauratiemortel op kleur vanwege het historisch karakter van het gebouw (en om kleurverschil te voorkomen, constructief is dit niet nodig).
Bij schade 28 en 29 is er sprake van uitgevallen voegwerk en is eerder herstel waar te nemen bij de naad tussen het kozijn en het metselwerk. Bij diverse stootvoegen is, naar alle waarschijnlijk, een soort van schuim waar te nemen (PUR). De verkleuring van het schuim/vulmiddel duidt op een oud herstel. De scheur loopt deels door een aantal stenen. Herstel kan plaatsvinden door het gebruikt van restauratie pasta op kleur. Als de voegen voldoende diep worden uitgehakt, en weer gevoegd met een mortel van gelijke sterkte en samenstelling, is de samenhang van de muur hersteld.”
11. De rechtbank stelt vast dat de adviezen van Dorman en Handgraaf zijn aan te merken als deskundigenadviezen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), waaronder een uitspraak van 18 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4250), mag een bestuursorgaan, indien in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht. 12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met wat hij heeft aangevoerd geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die maken dat getwijfeld moet worden aan het advies van de deskundigen. Eisers enkele niet nader onderbouwde stelling dat het aanbrengen van een pasta bij een (door en door) gescheurde steen alleen cosmetisch maar geen constructief herstel inhoudt, is daarvoor onvoldoende. Handgraaf heeft in zijn nadere advies naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemaakt waarom de herstelwijze door het diep uithakken van de voegen en het voegen met een mortel van gelijke samenstelling en sterkte zorgt voor herstel van de samenhang van de muur waarbij de gescheurde stenen met kleurpasta kunnen worden hersteld. Eiser heeft zich verder niet uitgelaten over de stelling van Handgraaf dat bij reparaties aan historische panden als uitgangspunt geldt dat de originele staat van het pand zoveel als mogelijk moet worden behouden en dat gescheurde stenen in de regel niet zouden moeten worden vervangen omdat het vervangen van (veel) stenen zorgt voor onwenselijk kleurverschil. De rechtbank wijst er verder nog op dat de hoogte van de herstelkosten wordt bepaald door de kosten die gemaakt moeten worden voor het terugbrengen van de staat van het pand zoals dat was voor de schadeveroorzakende gebeurtenis en dat dit zich niet uitstrekt tot verbetering van de situatie of tot een volledig gerestaureerd pand.
13. Ten aanzien van het punt van prijsindexering verwijst de rechtbank naar een uitspraak van de ABRvS van 1 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2682). In die uitspraak heeft de ABRvS overwogen dat verweerder, gelet op de aard van het schadevergoedingsrecht, terecht het uitgangspunt hanteert dat de kosten van herstel van fysieke schade begroot moeten worden naar het moment waarop die schade is ontstaan. Dat betekent dat uitgegaan wordt van een prijspeil in het verleden waarbij verweerder, zoals in het geval van eiser ook is gebeurd, uitgaat van het meest actuele prijspeil zoals dat geldt ten tijde van het opleveren van het adviesrapport door de onafhankelijke deskundige. De handelwijze van verweerder waarbij vertraging in de voldoening van de geldsom wordt gecompenseerd door uitkering van de wettelijke rente (berekend vanaf het moment dat de schademelding is gedaan) is voldoende ruimhartig. Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet. 14. Voor zover eiser stelt dat verweerder ten onrechte geen funderingsonderzoek heeft gedaan, volgt de rechtbank eiser daarin niet. Het is in de eerste plaats aan eiser om aan te geven dat er schade is aan de fundering. Eiser heeft enkel gesteld dat er schade zou zijn, maar heeft dit verder niet onderbouwd anders dan door in zijn algemeenheid te stellen dat de locatie van zijn woning in een verveningsgebied en nabij een gedempte zwetsloot van belang is en dat de fundering van de woning zichtbaar is. De rechtbank kan verweerder volgen waar hij stelt dat een funderingsonderzoek niet nodig is om het causale verband tussen de schade en mijnbouwactiviteiten uit te sluiten, nu bij een groot deel van de schades dit verband reeds is aangenomen en bij de overige schades is uitgesloten omdat geen sprake is van zettingen of verzakkingen. De rechtbank overweegt dat de noodzaak voor een onderzoek naar de fundering ook niet blijkt uit de door de deskundigen opgestelde rapporten. Dit neemt uiteraard niet weg dat eiser, indien hij dit wenst, het funderingsonderzoek zelf zou kunnen laten uitvoeren en dat indien toch blijkt van schade hij dit alsnog bij verweerder kan melden. Deze beroepsgrond van eiser slaagt dan ook niet.
15. Het beroep is ongegrond.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.