Met betrekking tot bijzondere omstandigheden aan de zijde van de betrokkene, die het bestuursorgaan bij het voorbereiden en nemen van het besluit tot invordering van een verbeurde dwangsom en bij de beslissing op bezwaar tegen dit besluit moet betrekken, over-weegt staatsraad advocaat-generaal P.J. Wattel in zijn conclusie van 4 april 2018 (ECLI:NL: RVS:2018:1152) onder meer het navolgende:
“Dwangsominvordering moet onder meer en onder omstandigheden gematigd of achterwege
gelaten worden als (i) aan de last niet voldaan kon worden door overmacht, (ii) het niet (geheel) aan de last voldaan zijn mede aan de overheid ligt, die bijvoorbeeld een onduidelijke
last heeft opgelegd of een onduidelijke termijn heeft gesteld, (iii) het bestuursorgaan heeft
toegezegd dat (deels) niet zal worden ingevorderd of een beroep op het gelijkheidsbeginsel
slaagt, (iv) invordering misbruik van bevoegdheid zou zijn of (v) materieel wel aan de last
voldaan is en het bestuursorgaan zich op een procedureel punt(je) excessief formalistisch
opstelt, (vi) als te voorzien valt dat de overtreder beneden de beslagvrije voet wordt geduwd
als gevolg van het niet goed functioneren daarvan, met name door ongecoördineerd
overheidscrediteurenoptreden, en/of te voorzien valt dat de overtreder geen toegang heeft tot
de WSNP en onredelijk lang (in elk geval meer dan drie jaar) op het bestaansminimum moet leven indien volledig ingevorderd wordt, of (vii) twee herstelsancties strekkende tot
wezenlijk dezelfde last temporeel cumuleren.”