Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De standpunten van partijen
5.De beoordeling van het geschil
Esmilo/Mediq Apotheken [2] geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat een overeenkomst tot een door de wet verboden prestatie verplicht, niet meebrengt dat deze een verboden strekking heeft en dus nietig is, ook niet als beide partijen zich bij het sluiten van de overeenkomst bewust waren van dat wettelijk verbod. Volgens de Hoge Raad is er namelijk een groot aantal wettelijke verboden, in het algemeen van publiekrechtelijke aard, bij het opstellen waarvan de wetgever niet de privaatrechtelijke gevolgen voor ogen heeft gehad. Daarom moet de rechter, indien een overeenkomst verplicht tot een door de wet verboden prestatie, in zijn beoordeling of de overeenkomst op die grond in strijd is met de openbare orde in elk geval als gezichtspunten betrekken: 1) welke belangen door de geschonden regel worden beschermd, 2) of door de inbreuk op de regel fundamentele beginselen worden geschonden, 3) of partijen zich van de inbreuk op de regel bewust waren en 4) of de regel in een sanctie voorziet, en daarvan in de motivering van zijn oordeel rekenschap af te leggen. In zijn arrest inzake
Wijnen Bouw/Muller [3] heeft de Hoge Raad het begrip 'strijd met de openbare orde' nader ingevuld. De Hoge Raad omschrijft dit als "
strijd met fundamentele beginselen van de rechtsorde of met algemene belangen van fundamentele aard".
I am not allowed to have any contact with… I'm…if I lose my license, then everybody is…the whole business is gone", "
If I have this conversation with you, or have any contact with people who (inaudible)…they can take my license", "
That's why I don't have any contact with you", "
we now have a gentlement's agreement"), omdat [gedaagde] dan het risico zou lopen om zijn gedoogvergunning te verliezen.
artikel 3gegeven verbod, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie, zijnde ingevolge artikel 13, lid 1 van de Opiumwet een overtreding. In artikel 11, lid 2 van de Opiumwet is voorts bepaald dat hij die opzettelijk handelt in strijd met een in
artikel 3 onder B, C of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, zijnde ingevolge artikel 13, lid 2 van de Opiumwet aan te merken als een misdrijf.