7.3De bezwaarfase heeft, uitgaande van de uitspraak op bezwaar van 8 november 2019, ruim 8 maanden langer in beslag genomen dan de daarvoor redelijk te achten termijn van een half jaar. De aan eiser toegekende schadevergoeding zal daarom geheel ten laste van verweerder komen.
8. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiser gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 8 november 2018 uitsluitend vanwege de toekenning van een immateriële schadevergoeding gegrond is en voor het overige op alle punten ongegrond dient te worden verklaard.
proceskosten en griffierecht
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat noch gesteld, noch aannemelijk is geworden, dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Hierbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat eiser, die belastingadviseur is, zelf de bezwaar- en beroepsprocedure heeft gevoerd en niet ter zitting is verschenen.
10. Het beroep is ongegrond. De toekenning van een immateriële schadevergoeding is echter grond voor vergoeding van het griffierecht. Het griffierecht bedroeg € 47. Omdat de overschrijding van de redelijke termijn aan verweerder is toe te rekenen, zal de vergoeding van dit bedrag door verweerder moeten plaatsvinden.
11. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de wettelijke rente, te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening, over de toe te kennen immateriële schadevergoeding en het griffierecht. Verweerder heeft de toewijzing van dat verzoek niet betwist. Vaste rechtspraak is dat dit verzoek voor toewijzing vatbaar is.
Beslissing
- verklaart het beroep met zaaknummer 19/3689 tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep met zaaknummer 19/3689 tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 500, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening;
- verklaart het beroep met zaaknummer 19/4011 niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Haanstra, griffier, op 8 januari 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
w.g. griffier
w.g. rechter