ECLI:NL:RBNNE:2021:5676
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Verjaring van schadevergoedingsvorderingen in aandelenleasezaak
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft de kantonrechter op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, heeft vorderingen ingesteld tegen Dexia, die werd vertegenwoordigd door mr. J.R. van Staveren. De kern van het geschil betreft de vraag of de vorderingen van de eiser zijn verjaard. De eiser stelt dat de verjaring van zijn vorderingen is gestuit door een WCAM-procedure in 2005 en door een opt-out verklaring in 2007. Dexia betwist dit en stelt dat de vorderingen van de eiser verjaard zijn, omdat hij geen bewijs heeft geleverd van een sommatiebrief die de verjaring zou hebben gestuit.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de schadevergoedingsvorderingen van de eiser in eerste instantie zijn gestuit door de WCAM-procedure. Echter, de rechter concludeert dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij een sommatiebrief heeft verstuurd die voldoet aan de eisen voor een stuitingshandeling. Hierdoor zijn de vorderingen van de eiser eind juli 2012 verjaard. De kantonrechter heeft ook overwogen dat het beroep van Dexia op verjaring niet onaanvaardbaar is, gezien het ontbreken van de sommatiebrief.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Dexia, vastgesteld op € 777,50. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig en correct stuiten van verjaringstermijnen in civiele procedures.