Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2021 in de zaak tussen
[eiser] wonende te [plaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
- de vervuiling van een koolstoffilter, die pas na langere tijd optreedt;
- stof op verschillende voorwerpen, waaronder de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, die pas na langere tijd optreedt;
- verkleuring van de houten latten waar de assimilatielampen op waren bevestigd;
- droogrekken en droognetten waarop zich hennepresten bevonden;
- gebruikte cannacutters;
- vervuild watervat;
- vingerafdrukken op het kozijn, vermoedelijk veroorzaakt door THC-resten;
- niet nader bekende buurtbewoners die verklaarden “een henneplucht te hebben geroken.”
17 april 2019 en voor zover verweerder de boete heeft vastgesteld op € 550,08. Gelet op het tijdsverloop is niet te verwachten dat verweerder via nader onderzoek alsnog aannemelijk kan maken dat sprake is geweest van één volledige oogst. Daarom zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien en tevens het primaire besluit 1 herroepen voor zover dit ziet op de intrekking van de bijstand over de periode van 21 februari 2019 tot en met 17 april 2019.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.564,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de intrekking over de periode van 21 februari 2019 tot en met 17 april 2019, de terugvordering in zijn geheel en voor zover de hoogte van de boete is vastgesteld op € 550,08;
- herroept het primaire besluit 1 en bepaalt dat de uitkering wordt ingetrokken over de periode van 18 april 2019 tot en met 12 juni 2019, dat het bedrag van de terugvordering € 2.524,50 bedraagt en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder de hoogte van de boete vaststelt, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de kosten van eiser tot een bedrag van € 2.564,-;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het in beroep betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.
20 december 2021. De beslissing wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na de datum van bekendmaking.