ECLI:NL:RBNNE:2021:4538

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
18/730136-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting van Bulgaarse vrouwen in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en seksuele uitbuiting. De verdachte, geboren in 1978, heeft zich gedurende een periode van drie jaar schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van een jonge Bulgaarse vrouw, hierna aangeduid als [naam 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de vrouw vanuit Duitsland naar Nederland heeft gebracht en haar heeft gedwongen tot prostitutie. De verdachte heeft haar gedwongen om haar verdiensten aan hem af te staan en heeft haar mishandeld wanneer zij niet voldeed aan zijn eisen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [naam 1], die de Nederlandse taal niet sprak en geen netwerk had in Nederland. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot andere vrouwen, omdat er onvoldoende bewijs was voor hun uitbuiting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden en heeft een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden materiële en immateriële schade. De zaak benadrukt de ernst van mensenhandel en de kwetsbaarheid van slachtoffers in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730136-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
in Nederland verblijvende op [verblijfsplaats] , [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van
28 september en 12 oktober 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Y. Özdemir, advocaat te Den Haag. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 24 juni 2019 in de gemeente(n) Leeuwarden en/of Ooststellingwerf en/of Súdwest-Fryslân en/of Noorderveld, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A)
een ander of anderen, te weten [naam 1] (" [naam 1] "/" [naam 1] "), en/of
[naam 2] (" [naam 2] "), (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [naam 1] en/of [naam 2] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [naam 1] en/of [naam 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of
diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te
bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [naam 1] en/of [naam 2] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten [naam 1] en/of (sub 6°),
immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van/voor) die [naam 1] :
- tewerkgesteld als prostituee en/of(vervolgens) afspraken gemaakt en/of laten maken met een of meer (potentiële) klanten en/of klanten geregeld, en/of
- ( daartoe) een (werk)kamer/plek voor haar/die [naam 1] geregeld en/of laten regelen en/of aan haar/die [naam 1] ter beschikking gesteld, (bij klanten en/of verdachte(n)) thuis, en/of in ( een) seksinrichting( en)/seksclub( s)
in [plaats] , te weten " [club 1] " en/of " [club 2] ", en/of
in [plaats] , te weten in [club 3] en/of
in [plaats] , te weten " [club 4] ", en/of
in [plaats] (nabij [plaats] ), te weten in " [club 5] ", en/of
- ( pikante) foto('s) gemaakt en/of laten maken en/of(vervolgens) advertentie(s) gemaakt/vervaardigd en/of laten maken/vervaardigen en/of geplaatst en/of laten plaatsen op
internetsite(s), zoals " [website] ", waarin zij (onder de naam " [naam 1] en/of " [naam 1] ") werd aangeboden als prostituee, en/of
- vervoerd en/of laten vervoeren naar en/of van een (werk)adres/plek en/of (een) klant(en), en/of
- een of meermalen mishandeld door haar te slaan, en/of
- ondergebracht en/of laten verblijven in een woning (onder andere [straatnaam] en/of aan het [straatnaam] ) te Leeuwarden waarin -onder meer- ook (een van) zijn mededader(s)
verbleef/verbleven, en/of
- zorg gedragen en/of laten dragen voor controle op en/of begeleiding van en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van haar verdiensten (daaruit), en/of
- ( een gedeelte van) de verdiensten of opbrengsten uit haar prostitutiewerkzaamheden laten afstaan en/of geïncasseerd, en/of
- veelvuldig (telefonisch) gezegd ze (harder) aan het werk moest, en/of zijn boosheid aan haar/die [naam 1] kenbaar gemaakt als zij niet voldoende had verdiend, en/of
- een bankrekening op naam van haar/die [naam 1] heeft geopend en/of laten openen waarvan hij, verdachte, de bankpas had, terwijl die [naam 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting in Nederland beschikte, en/of(aldus) bewerkstelligd dat die [naam 1] van hem/hen afhankelijk was;
EN
(van/voor) die [naam 2]
- tewerkgesteld als prostituee en/of een (vervolgens) afspraken gemaakt en/of laten maken met een of meer (potentiële) klanten en/of klanten heeft geregeld, en/of
- ( pikante) foto('s) gemaakt en/of laten maken en/of(vervolgens) advertentie(s) gemaakt/vervaardigd en/of laten maken/vervaardigen en/of geplaatst en/of laten plaatsen op internetsite(s), zoals " [website] ", waarin zij (onder de naam " [naam 2] ") werd aangeboden als prostituee, en/of
- een (werk)kamer/plek voor haar/die [naam 2] geregeld en/of laten regelen en/of aan haar/ die [naam 2] ter beschikking gesteld, (bij klanten en/of verdachte(n)) thuis, en/of in (een) seksinrichting(en)/seksclub(s)
in Leeuwarden, te weten " [club 1] " en/of " [club 2] ", en/of
in [plaats] , te weten in [club 3] en/of
in [plaats] (nabij [plaats] ), te weten in " [club 5] " en/of
in [plaats] , te weten " [club 4] ", en/of
- vervoerd en/of laten vervoeren naar en/of van een (werk)adres/plek en/of (een) klant(en), en/of
- een of meermalen mishandeld door haar te slaan, en/of
- ondergebracht en/of laten verblijven in (een) woning(en) (onder andere [straatnaam]
en/of aan het [straatnaam] en/of de [straatnaam] ) te Leeuwarden waarin -onder meer- ook (een van) zijn mededader(s) verbleef/verbleven, en/of
- zorg gedragen en/of laten dragen voor controle op en/of begeleiding van en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van haar verdiensten (daaruit), en/of
- ( een gedeelte van) de verdiensten of opbrengsten uit haar prostitutiewerkzaamheden laten afstaan en/of geïncasseerd, en/of
- een bankrekening op naam van haar/die [naam 2] geopend en/of laten openen waarvan hij, verdachte, de bankpas had,
terwijl die [naam 2] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting in Nederland beschikte, en/of (aldus) bewerkstelligd dat die [naam 2] van hem/hen afhankelijk was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 24 juni 2019 in de gemeente Leeuwarden en/of(elders) in Nederland en/of in Bulgarije en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Spanje en/of in Cyprus, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een ander of anderen, te weten [naam 1] en/of [naam 3] en/of [naam 2] ,
heeft aangeworven en/of medegenomen en/of ontvoerd met het oogmerk die [naam 1] en/of [naam 3] en/of [naam 2]
in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling.

Geldigheid dagvaarding

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding onder feit 2 (partieel) nietig moet worden verklaard omdat de verdenking onvoldoende concreet is, nu de strafbare feiten die zich in Bulgarije, Duitsland, Spanje en Cyprus zouden hebben afgespeeld niet zijn uitgewerkt.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de tenlastelegging voldoende duidelijk is en niet in strijd is met artikel 261 Wetboek van Strafvordering. De rechtbank overweegt dat uit de tenlastelegging in combinatie met de inhoud van het dossier, voldoende blijkt waartegen verdachte zich moet verdedigen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie ten aanzien van feit 2

Rechtsmacht
De raadsman heeft betwist dat sprake is van rechtsmacht voor de Nederlandse rechter ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder 2, voor zover de feiten zich hebben afgespeeld in Bulgarije, Duitsland, Spanje en Cyprus.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat aan Nederland rechtsmacht toekomt en dat het openbaar ministerie derhalve ontvankelijk is in de vervolging. Naar geldend recht kunnen gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden op grond van artikel 2 Wetboek van Strafrecht (Sr) in Nederland worden vervolgd, mits deze gedragingen deel uitmaken van een strafbaar feit dat zowel in Nederland als in het buitenland is gepleegd. [1] De rechtsmacht geldt in dat geval voor het gehele feitencomplex nu er ten aanzien van de ten laste gelegde feiten (immers het betreft meerdere personen), die zich in het buitenland zouden hebben voorgedaan, sprake is van dezelfde verdachte, dezelfde slachtoffers en dezelfde soort strafbare gedragingen. Dit brengt met zich mee dat deze gedragingen behoren tot hetzelfde feitencomplex als de feiten die verdachte in Nederland worden verweten, hetgeen tot rechtsmacht van Nederland leidt. De rechtbank verwerpt het verweer.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [naam 1] (verder: [naam 1] ) en [naam 2] (verder: [naam 2] ) en de onder 2 ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] (verder: [naam 3] ).
De officier van justitie heeft samengevat aangevoerd dat ten opzichte van alle drie slachtoffers sprake was van seksuele uitbuiting met toepassing van de dwangmiddelen misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. Ten opzichte van [naam 1] en [naam 2] heeft verdachte tevens het dwangmiddel geweld toegepast.
De officier van justitie acht de feiten onder meer als volgt te bewijzen.
Ten aanzien van [naam 1] , op grond van haar aangifte en aanvullende verklaringen en de getuigenverklaringen van [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] (verder: [naam 4] ) en [naam 5] (verder: [naam 5] ) en de processen-verbaal van bevindingen over de prostitutiecontrole op 30 augustus 2017 in seksinrichting [club 2] en de aangetroffen berichten in de telefoon van medeverdachte. Verder hebben verdachte en getuige [naam 6] (verder: [naam 6] ) verklaard dat [naam 1] door medeverdachte werd geslagen.
Ten aanzien van [naam 2] , op grond van de getuigenverklaringen van [naam 1] , [naam 3] en meerdere telefoontaps. Verdachte, [naam 1] en [naam 7] hebben daarbij verklaard dat [naam 2] door medeverdachte werd geslagen.
Ten aanzien van [naam 3] , onder meer op grond van de verklaringen van [naam 3] , een proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van een seksadvertentie op [website] van [naam 3] en meerdere telefoontaps.
Verder hebben verdachte en medeverdachte belastende verklaringen ten aanzien van elkaar afgelegd die kunnen bijdragen aan het bewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van beide feiten integraal moet worden vrijgesproken en heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
Feit 1
Ten aanzien van [naam 1] kan niet worden bewezen dat zij tegen haar zin in de prostitutie werkte en dat zij daartoe door verdachte werd gedwongen met enig dwangmiddel als bedoeld in artikel 273f Sr en door hem werd uitgebuit. [naam 1] werkte al als prostituee toen zij verdachte leerde kennen en niet bewezen kan worden dat verdachte met [naam 1] naar Nederland is gegaan om haar in de prostitutie te laten werken. Zowel verdachte als [naam 1] hebben meerdere malen normaal werk in Nederland en elders in Europa verricht. [naam 1] kon belangrijke beslissingen over de uitvoering van haar prostitutiewerkzaamheden zelfstandig nemen, kon gaan en staan waar zij zelf wilde en zij had zelf de beschikking over haar geld. Verdachte heeft dan ook een eigen inkomen genoten en heeft dus niet enkel geleefd van de inkomsten van [naam 1] .
Verder kan niet worden bewezen dat verdachte [naam 1] heeft geslagen in verband met de prostitutiewerkzaamheden. Dat medeverdachte voor [naam 1] seksafspraken met klanten maakte is niet onbegrijpelijk nu [naam 1] de Nederlandse taal niet machtig was. In Nederland zijn er meerdere periodes geweest waarin [naam 1] en verdachte niet in elkaars aanwezigheid verbleven en zij afstand van hem had kunnen nemen.
Ten aanzien van [naam 2] kan evenmin worden bewezen dat zij tegen haar zin in de prostitutie werkte en dat zij daartoe door verdachte met enig dwangmiddel als bedoeld in artikel 273f Sr werd gedwongen en daarbij door hem werd uitgebuit. [naam 2] werkte al negen jaar als prostituee toen zij verdachte leerde kennen en ze heeft zelf geregeld dat ze achter de ramen kon gaan werken.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte en [naam 1] er als partners voor hebben gekozen naar andere Europese landen te gaan om te werken. Niet kan worden bewezen dat verdachte daarbij het oogmerk heeft gehad om [naam 1] ertoe te brengen zich in een ander land te gaan prostitueren.
Oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen verdachte, medeverdachte en [naam 2]
De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid, maar zeker in mensenhandelzaken, zorgvuldig moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen in strafzaken. De betrouwbaarheid van belastende verklaringen in mensenhandelzaken kan onder druk staan vanwege bijvoorbeeld wraakgevoelens of juist gevoelens van loyaliteit, of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan die welke ten grondslag liggen aan de strafwetgeving over mensenhandel.
Met betrekking tot verdachte en medeverdachte stelt de rechtbank vast dat zij elkaar over en weer beschuldigen, onder meer nadat zij met elkaars verklaringen waren geconfronteerd. Zo heeft medeverdachte verklaard: “Als [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) mij continu beschuldigt, dan krijg ik de behoefte de waarheid te vertellen.”.
Met betrekking tot [naam 2] stelt de rechtbank vast dat zij eerst belastend over medeverdachte is gaan verklaren nadat verdachte, op dat moment haar vriend, was aangehouden ter zake van mensenhandel en zij ervan op de hoogte was dat verdachte en medeverdachte elkaar over en weer beschuldigden.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de belastende onderdelen - met betrekking tot de ten laste gelegde mensenhandel - in de verklaringen verdachte en medeverdachte alleen voor het bewijs gebruikt kunnen worden indien deze ondersteund worden door andere bewijsmiddelen. De verklaringen van [naam 2] zal de rechtbank geheel buiten beschouwing laten.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij zich ten aanzien van [naam 1] en [naam 2] schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 Sr en ten aanzien van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] als bedoeld in sub 3.
Voor een bewezenverklaring van sub 1 dient onder meer te worden bewezen dat verdachte het oogmerk van uitbuiting heeft gehad en ten aanzien van sub 3, 4, 6 en 9 moeten omstandigheden worden bewezen waarbij uitbuiting kan worden verondersteld of vastgesteld. Ten aanzien van sub 1, 4 en 9 geldt daarbij bovendien dat sprake moet zijn geweest van een in de tenlastelegging genoemd middel.
Volgens vaste jurisprudentie kan van een uitbuitingssituatie worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee pleegt te verkeren in Nederland. Mondig betekent dat hij of zij zelfstandig kan bepalen of en wanneer en voor wie er wordt gewerkt en ook dat hij of zij zelf de beschikking heeft over de inkomsten uit dat werk. Uitbuiting veronderstelt verder een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant.
Partiele vrijspraak
Voor zover de tenlastelegging ziet op de seksuele uitbuiting van [naam 2] overweegt de rechtbank dat zij geen aangifte heeft gedaan van mensenhandel.
Op basis van meerdere verklaringen en telefoontaps in het dossier kan worden vastgesteld dat [naam 2] in de ten laste gelegde periode in de prostitutie heeft gewerkt en dat medeverdachte daarbij een faciliterende rol heeft gespeeld.
[naam 2] had in de ten laste gelegde periode een relatie met verdachte en heeft verklaard dat zij al negen jaar vrijwillig in de prostitutie werkte, dat zij daartoe door niemand werd gedwongen en dat niemand haar heeft gevraagd om dit werk te doen. Zij heeft erkend dat van het door haar verdiende geld in de prostitutie ook haar man (de rechtbank begrijpt: verdachte) werd onderhouden, maar vond dat vanzelfsprekend omdat zij samen met hem woonde. Medeverdachte heeft zij aanvankelijk omschreven als haar vriendin die haar hielp, onder meer bij het maken van seksafspraken met klanten, omdat zij zelf geen Nederlands sprak. Pas later, vanaf 31 oktober 2019 (pagina 229 e.v., map 3), na de aanhouding van verdachte, is zij belastend jegens medeverdachte gaan verklaren.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat er ten aanzien van [naam 2] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het gebruik van enig dwangmiddel als bedoeld in voornoemde bepaling door verdachte, dan wel dat er sprake was van (het oogmerk) van uitbuiting.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van (medeplegen van) mensenhandel met betrekking tot [naam 2] , zoals onder 1 en 2 ten laste gelegd.
Feit 2, ten aanzien van [naam 3]
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat [naam 3] in de ten laste gelegde periode in het buitenland en in Nederland in de prostitutie heeft gewerkt. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden gezegd dat [naam 3] daarbij in een situatie verkeerde waarbij uitbuiting kan worden verondersteld of vastgesteld. Ook als zij een deel van haar in Nederland genoten inkomsten heeft afgestaan aan anderen, kan niet zonder meer gesteld worden dat er sprake is van uitbuiting. De rechtbank sluit niet uit dat [naam 3] geld heeft betaald voor hulp die zij in Nederland ontving ten behoeve van het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, bijvoorbeeld omdat zij de Nederlandse taal niet sprak.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van mensenhandel met betrekking tot [naam 3] , zoals onder 2 ten laste gelegd.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde met betrekking tot [naam 1] de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen en zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende gang van zaken vast.
[naam 1] verkeerde in moeilijke omstandigheden toen zij verdachte in Bulgarije leerde kennen; zij was door de moeder van verdachte in huis genomen omdat zij geen onderdak had en niet bij haar familie terecht kon en verdachte was van deze omstandigheden op de hoogte. [2] Verdachte is gedurende de ten laste gelegde periode drie keer voor ongeveer een maand met [naam 1] naar Nederland gekomen; voor het eerst in de zomer van 2016. [3] In Nederland heeft [naam 1] gewerkt als prostituee in seksclubs, achter de ramen, in de escort en in de woning van medeverdachte waar zij samen met verdachte verbleef. [4] [naam 1] verrichtte haar prostitutiewerkzaamheden onder dwang van verdachte, die op haar werkplek langskwam om het door haar verdiende geld af te pakken. [5] Verdachte sloeg haar als zij niet bereidwillig genoeg was om te werken, als zij een deel van haar geld voor zichzelf probeerde achter te houden of zij voor hem was gevlucht. [6] Blijkens facebookgesprekken van december 2018 en januari 2019 zag verdachte [naam 1] als zijn bezit en werd hij heel boos toen zij was gevlucht naar Berlijn. [7]
Medeverdachte was van de situatie waarin [naam 1] ten opzichte van verdachte verkeerde op de hoogte [8] en heeft op verzoek van verdachte bijgedragen aan de instandhouding ervan; zij regelde voor [naam 1] de seksadvertenties, maakte voor haar de afspraken met klanten en regelde werkplekken in seksclubs. [9] Doordat zij de afspraken regelde wist zij ook hoeveel [naam 1] verdiende. [naam 1] heeft verklaard dat zij éénmaal heeft gezien dat verdachte geld, dat waarschijnlijk deels door haar was verdiend, aan medeverdachte heeft gegeven en verdachte heeft verklaard dat medeverdachte een deel van [naam 1] ’s inkomsten kreeg. [10] Als [naam 1] een keer niet wilde werken dan gaf medeverdachte dat door aan verdachte, wetende dat verdachte [naam 1] dan zou slaan. [11] Verder zorgde verdachte ervoor dat [naam 1] geïsoleerd werd van anderen, onder meer door een [club 3] collega van [naam 1] , van wie [naam 1] veel hulp kreeg, te slaan en te verbieden nog langer met [naam 1] te spreken. [12] Dit alles vond plaats in een voor [naam 1] onbekend land, waar zij de taal niet sprak en waar zij, naast verdachte, medeverdachte en een aantal [club 3] collega’s, niemand kende. [13] Verder had zij geen toegang tot haar bankrekening, omdat verdachte over het bankpasje van die rekening (waarvan er één was afgegeven) beschikte. [14]
Pas nadat [naam 1] getuige [naam 5] had leren kennen met wie zij bevriend was geraakt en zij moest worden opgenomen in het ziekenhuis, durfde ze met hulp van [naam 5] afstand van verdachten te nemen. [15]
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande alle feitelijke gedragingen zoals met betrekking tot [naam 1] ten laste gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes, onder B, bewezen. Voor zover ten laste gelegde gedragingen slechts op één verklaring berusten overweegt de rechtbank dat voor een bewezenverklaring niet vereist is dat er ten aanzien van alle onderdelen twee bewijsmiddelen zijn, behoudens het hiervoor op pagina 6 eerste alinea overwogene ten aanzien van de belastende onderdelen van verdachte en medeverdachte.
De rechtbank leidt ten aanzien van feit 1 uit het voorgaande af dat sprake is geweest van medeplegen van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 Sr waarbij jegens [naam 1] de dwangmiddelen geweld, misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De kwalificatie medeplegen vereist daarbij dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Te denken valt onder meer aan de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten
1. Dwangmiddelen
1.1.
Geweld
Het geweld jegens [naam 1] werd door verdachte toegepast om haar aan het werk te houden en om te voorkomen dat ze haar uit de prostitutie verdiende geld voor zichzelf zou achterhouden en dat ze bij hem zou weglopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de toepassing van het geweld door verdachte in direct verband stond met de prostitutiewerkzaamheden van [naam 1] en door verdachte is aangewend als dwangmiddel in de zin van voornoemde bepaling.
Het verweer van de raadsman dat eventueel toegepast geweld door verdachte los stond van de prostitutiewerkzaamheden wordt daarom verworpen.
Medeverdachte leverde haar bijdrage aan voornoemde gang van zaken door [naam 1] onderdak te verlenen, haar - op verzoek van verdachte - te helpen met het maken en plaatsen van seksadvertenties en het maken van seksafspraken met klanten en door verdachte in te lichten als [naam 1] niet wilde werken.
1.2
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht wordt verondersteld aanwezig te zijn als, kort gezegd, in het geval van seksuele uitbuiting, het slachtoffer in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden van een mondige prostituee in Nederland. Een dergelijke situatie wordt aangeduid als uitbuitingssituatie. Met het misbruik maken van een kwetsbare positie wordt gedoeld op een situatie waarin de betrokkene geen reële of aanvaardbare keuze heeft anders dan het misbruik te ondergaan.
Deze situaties overlappen elkaar grotendeels. Uit jurisprudentie volgt dat beide situaties ruim worden uitgelegd. Beoogd wordt een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers. Allerlei omstandigheden kunnen hierbij een rol spelen. Te denken valt aan de financiële, psychische en sociale situatie waarin het slachtoffer zich bevindt.
In deze zaak duidt alleen al het gegeven, dat [naam 1] niet zelfstandig over de door haar gegenereerde inkomsten kon beschikken en haar geld aan verdachte moest afdragen, op een afhankelijks- dan wel een uitbuitingssituatie.
De rechtbank overweegt verder dat [naam 1] een kwetsbaar persoon was. Getuige [naam 7] heeft haar omschreven als “een zwakker mens” van wie verdachte misbruik heeft gemaakt. [16]
[naam 1] was door het (gewelddadige) handelen van verdachte en de controle die hij samen met medeverdachte, bij wie zij in huis woonde en die volledig haar prostitutiewerkzaamheden faciliteerde, op haar uitoefende in een afhankelijke positie van hen beiden geraakt, waarin zij zich niet tegen de wil van verdachte kon en durfde te verzetten en waarin zij geen andere reële keuze had dan, zoals haar werd opgedragen, in de prostitutie te gaan werken en het verdiende geld aan hem - mede ten behoeve van medeverdachte - af te dragen.
[naam 1] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte en medeverdachte hebben daar misbruik van gemaakt.
Dat van een dergelijke situatie sprake was, wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de omstandigheid dat [naam 1] pas bij verdachten weg durfde te gaan nadat zij bevriend was geraakt met getuige [naam 5] die haar heeft geholpen te vluchten.
2. (Oogmerk van) uitbuiting
Uit de wettekst van sub-onderdelen 1 en 6 van lid 1, artikel 237f Sr volgt dat voor bewezenverklaring van deze sub-onderdelen is vereist dat sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentie [17] volgt dat de in de overige sub-onderdelen omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen. Op grond van het tweede lid van artikel 237f Sr vallen onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie en uitbuiting van strafbare activiteiten.
Bij de beantwoording van die vraag of sprake is van uitbuiting komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. [18]
Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [naam 1] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte en medeverdachte toe is gebracht om zich te prostitueren en verdachte en medeverdachte hier financieel voordeel uit hebben gehaald, is de rechtbank van oordeel dat zij [naam 1] hebben uitgebuit.
Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve - anders dan de raadsman - van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [naam 1] door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
Medeplegen
Hoewel de aangifte van [naam 1] is gericht tegen verdachte en [naam 1] medeverdachte minder als een pooier beschouwt dan verdachte, onder meer omdat zij vriendelijk tegen haar was en haar niet sloeg, volgt uit het voorgaande dat medeverdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode samen met verdachte intensief betrokken is geweest bij de seksuele uitbuiting van [naam 1] . De rechtbank acht medeplegen dan ook bewezen.
Periode
De rechtbank zal het feit bewezen verklaren voor de periode van 1 januari 2016 tot 31 december 2018. Immers, [naam 1] is in december 2018 gevlucht en heeft toen afstand van verdachte en medeverdachte genomen.
Feit 2
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte [naam 1] onder de hiervoor genoemde omstandigheden, waarin sprake was van uitbuiting, van Duitsland mee naar Nederland heeft genomen met het oogmerk haar er in Nederland toe te brengen prostitutiewerkzaamheden te verrichten. De rechtbank acht het feit niet bewezen voor zover het ziet op de pleegplaatsen Bulgarije, Spanje en Cyprus. Verdachte zal van dat onderdeel van tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot 31 december 2018 in de gemeenten Leeuwarden en Ooststellingwerf en Súdwest-Fryslân en Noorderveld, tezamen en in vereniging met een ander,
A)
een ander, te weten [naam 1] (" [naam 1] "/" [naam 1] "), telkens door geweld, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [naam 1] (sub 1°) en
- heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen verdachte en verdachtes mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [naam 1] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
B)
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [naam 1] , (sub 6°)
immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, die [naam 1] ,
- tewerkgesteld als prostituee en vervolgens afspraken gemaakt en laten maken met (potentiële) klanten en klanten geregeld, en pikante foto's gemaakt en laten maken en vervolgens advertenties gemaakt en laten maken en geplaatst en laten plaatsen op
internetsites, zoals " [website] ", waarin zij (onder de naam " [naam 1] en “ [naam 1] ") werd aangeboden als prostituee, en geheel of gedeeltelijk het beheer van die advertenties gedaan, en
- de telefoon opgenomen voor die [naam 1] en vervolgens afspraken gemaakt voor die [naam 1] met (potentiële) klanten voor prostitutie, en
- een werkkamer/plek voor die [naam 1] geregeld en laten regelen en die [naam 1] ter beschikking gesteld, (bij klanten en verdachte) thuis, en in seksinrichtingen/seksclubs in Leeuwarden, te weten " [club 1] " en " [club 2] ", en in [plaats] , te weten in een " [club 3] " bar/club " [club 3] ", en
in [plaats] , te weten " [club 4] ", en in [plaats] , nabij [plaats] , te weten in " [club 5] ", en
- ondergebracht en laten verblijven in een woning (onder andere [straatnaam] en aan het [straatnaam] ) te Leeuwarden, waarin onder meer ook haar mededader verbleef, en
- vervoerd en laten vervoeren naar en van een werkadres/plek en klanten, en
- zorg gedragen voor controle op en begeleiding van en toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en verdiensten en afspraken over de uitbetaling van haar verdiensten daaruit, en
- een gedeelte van de verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden laten afstaan en geïncasseerd, en
- een bankrekening op naam van die [naam 1] heeft laten openen waarvan verdachte of haar mededader, de bankpas had(den),
terwijl die [naam 1] de Nederlandse taal niet sprak en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en gebruiken en bijna niemand in Nederland kende en niet over eigen huisvesting in Nederland beschikte, en aldus bewerkstelligd dat die [naam 1] van hen afhankelijk was;
2.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot 31 december 2018 in de gemeente Leeuwarden en elders in Nederland en in Bulgarije en in Duitsland, telkens een ander, te weten [naam 1] , heeft medegenomen met het oogmerk die [naam 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Medeplegen van mensenhandel
2. Mensenhandel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank tot een veroordeling zal overgaan, betoogd dat de straf die de officier van justitie heeft geëist te hoog is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende drie maal een maand samen met een ander schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van een jonge Bulgaarse vrouw in Nederland en hij heeft haar daartoe diverse malen vanuit Duitsland meegenomen naar Nederland. Het slachtoffer beschikte daarbij niet over eigen financiële middelen omdat zij haar verdiensten aan de verdachte moest afstaan die haar mishandelde als zij niet wilde werken, de klanten niet goed behandelde, een deel van haar inkomsten voor zichzelf probeerde achter te houden en als zij geprobeerd had te vluchten. Het slachtoffer beschikte in Nederland niet over eigen financiële middelen, zelfstandig onderdak en een sociaal vangnet en was voor al die zaken volledig afhankelijk van verdachte en medeverdachte. Verdachte heeft puur voor eigen gewin misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin het slachtoffer zich bevond.
Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht of gehouden, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is algemeen bekend, groot zijn. Zo is ook in deze zaak gebleken uit de onderbouwing van de immateriële schade van de vordering benadeelde partij.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank acht -alles overwegende- een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
De rechtbank komt hierbij tot een gevangenisstraf van kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie, mede gelet op het feit dat zij tot een beperktere bewezenverklaring komt.
Een strafafdoening als bepleit door de raadsman doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het feit.

Benadeelde partij

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 55.457,20 ter vergoeding van materiële schade en € 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de gestelde immateriële schade en gedeeltelijke toewijzing van de gestelde materiële schade, tot een bedrag van € 5.500,00, en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige. Genoemd bedrag van € 5.500,00 komt overeen met het door de politie berekende bedrag van de verdiensten die de benadeelde partij aan verdachte heeft afgestaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering; primair, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan en subsidiair, wegens onvoldoende onderbouwing van de vordering. Meer subsidiair heeft de raadsman gesteld dat het gevorderde bedrag aan materiële schade niet in overeenstemming is met de verdiensten van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij een deel van de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gestelde materiële schade als volgt.
De politie is er bij de berekening van de door de benadeelde partij (verder: [naam 1] ) geleden materiële schade van uitgegaan dat [naam 1] gedurende de bewezenverklaarde periode in totaal 16 weken in Nederland heeft gewerkt. [19] Dit komt globaal overeen met hetgeen [naam 1] daar zelf over heeft verklaard, namelijk, de eerste keer een maand (p. 12, map 3), de tweede keer “nog geen maand” (p. 13, map 3) en de derde keer een maand (p. 20, map 3). Op basis van de verklaring van [naam 1] en overige dossierstukken is men verder uitgegaan van een bedrag van € 250,00 per week aan inkomsten (totaal € 4.000,00), de verdiensten in seksclub [club 3] (€ 615,00) en de voor de betreffende periode betaalde kamerhuur (totaal € 4.000,00), wat resulteert in een totaalbedrag aan inkomsten van € 8.615,00.
In de berekening van de politie zijn daar de kosten ten bedrage van € 3.158,48 afgetrokken wat resulteert in een netto schadebedrag van € 5.456,52. De rechtbank merkt op dat onder kosten ook een bedrag van € 790,00 is meegenomen dat is besteed aan condooms, glijmiddel en lingerie. De rechtbank acht dit niet juist, omdat deze kosten noodzakelijk waren voor de uitoefening van de gedwongen prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank zal dit bedrag daarom bij het bedrag van € 5.456,52 optellen, zodat het totale bedrag aan materiële schade wordt vastgesteld op € 6.246,52.
Mr. Krikke heeft ter terechtzitting de vordering namens [naam 1] toegelicht en heeft gesteld dat [naam 1] in de betreffende periode veel meer heeft gewerkt dan drie keer een maand. Zo heeft zij ook in Bulgarije voor verdachte prostitutiewerkzaamheden verricht. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer dat het hier om inkomsten gaat die buiten de bewezenverklaring vallen, zodat die niet in de berekening kunnen worden meegenomen. Dit geldt ook voor de opbrengsten die uit de schijnhuwelijken zijn verkregen, zoals door mr. Krikke opgevoerd, zodat ook deze posten buiten beschouwing gelaten dienen te worden.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gestelde immateriële als volgt.
Mr. Krikke heeft voor de bepaling van het bedrag aan immateriële schade aansluiting gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldmisdrijven en brengt de zaak onder letselcategorie 4. In deze categorie is onder meer sprake van stelselmatige seksuele uitbuiting met frequent fysiek geweld, seksueel binnendringen, gedurende een langere periode. Daarvoor staat een bedrag van € 10.000,00. De rechtbank volgt de raadsman in zijn standpunt en zal de immateriële schade op genoemd bedrag vaststellen.
De rechtbank ziet geen reden tot verdubbeling van dit bedrag, zoals bepleit door mr. Krikke, vanwege de ernstige omstandigheden waaronder het feit - waaruit de schade is ontstaan – naar zijn mening heeft plaatsgevonden. De ernst van de omstandigheden waaronder seksuele uitbuiting heeft plaatsgevonden is al in de verschillende categorieën verdisconteerd.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/730136-19, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 16.246,52 (zegge: zestienduizend en tweehonderd en zesenveertig euro en tweeënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2018.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [naam 1] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] , te betalen een bedrag van € 16.246,52 (zegge: zestienduizend en tweehonderd en zesenveertig euro en tweeënvijftig eurocent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2018. Dit bedrag bestaat uit € 6.246,52 aan materiële schade en
€ 10.000,00 aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 116 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2021.
Mr. Bosker en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bewijsmiddelen
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2018, opgenomen op pagina 9 e.v. (map 3) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer KJELD/NNRCC18023, d.d. 21 januari 2020, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
((p. 10) V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: [verdachte] . Hij dwingt de meisjes te werken voor geld.
V: Om wat voor werk gaat het?
A: De prostitutie.
(p. 11) We zijn naar Nederland gegaan en ik ging werken in [club 2] in Leeuwarden en daarna in [club 1] .
A: Ik verdiende goed. Soms kon ik wat geld stiekem opzij leggen, maar hij (de rechtbank begrijpt: (mede)verdachte [verdachte] ) was uitgekiend en hij kon het geld altijd vinden. En hij kwam altijd langs om het geld af te pakken. Hij was altijd boos, dat er geen klanten waren, als er geen werk was.
(p.12) V: Weet je nog wanneer je precies naar Nederland kwam?
A: Het was warm. In de zomer.
V: In de zomer van 2016?
A: Ja. Zijn zus (de rechtbank begrijpt: [naam 8] ) woont samen met een meisje (de rechtbank begrijpt: (mede)verdachte [medeverdachte] ) hier. Zij huurt een woning en wij verbleven bij haar. In Leeuwarden.
V: Jij en [naam 2] ?
A: Ja. En de zus en [verdachte] .
V: Hoe lang ben je hier toen de eerste keer gebleven?
A: Eén maand. Daarna zijn we terug naar Bulgarije gegaan samen met [naam 2] . Met zijn drieën. Daar zijn we ongeveer een week gebleven en toen zij we vertrokken naar Nederland. Dat was de tweede keer.
V: Waar ben je toen gaan werken?
A: Weer in Leeuwarden. [naam 2] was ook mee. Wij gingen allebei in de [club 2] en de [club 1] werken. De oude man kon werk voor ons vinden. Wij gingen bloemen poten en dat betaalde 9 euro per uur. En [verdachte] vond dat werk niks. Hij wilde van ons meer geld zien.
(p. 13) V: Hoe lang ben je de tweede keer in Nederland geweest?
A: Nog geen maand. Dus met zijn drieën zijn we weer naar Bulgarije gegaan. Een week later kreeg ik een telefoontje van [verdachte] . Hij verzocht mij een minibus te nemen om naar Nederland te komen. Ik ben toen naar Nederland gekomen.
V: Dit was de derde keer?
A: Ja.
V: Hoe reisden jullie de andere keren?
A: Ook met een busje. Later kocht [verdachte] een auto hier. Met het geld, dat we hebben verdiend in een [club 3] bar. Hij kreeg een boete van 300 euro. Hij kwam bij ons in de bar, om dat geld op te halen, om de boete te betalen. Met ons geld, dat we hadden verdiend.
V: Waar was die [club 3] bar?
A: Het is 50 of 60 kilometer van Leeuwarden.
V: Hoe ging je naar de bar?
A: Met [verdachte] . Hij reed in de auto.
A: Ik werkte daar ook in de prostitutie.
V: Was dat in [plaats] ?
A: Ja.
A: [verdachte] kwam naar de club toe en pakte het geld af. Hij vroeg aan de cheffin of er werk was en als er werk was, ging hij naar de club toe en pakte het geld af.
V: Belde hij dan naar de club, naar de cheffin?
A: Ja. Hij belde ook naar [naam 2] of naar mij om te vertellen dat hij eraan kwam, om het geld op te halen.
(p. 15) A: Ik wilde wel van hem af. Maar er was niemand die mij kon helpen. Ik was in een afhankelijke positie terecht gekomen en ik wist niet hoe ik er van af kon komen. De laatste keer toen ik in de club was, heb ik die jongen leren kennen. Ik had longontsteking en ik werd opgenomen in het ziekenhuis. Ik verbleef vijf dagen in het ziekenhuis. En ik heb hem gebeld, dat ik in het ziekenhuis lag en hij kwam gelijk. Daar bedoel ik [naam 5] mee. Ik heb hem verzocht om mij op te halen en om half zeven in de ochtend deed hij dat.
(p. 16) A: Soms wilde ik niet werken, in de club of achter het raam. En dan werd ik geslagen door hem (de rechtbank begrijpt: (mede)verdachte [verdachte] ).
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 januari 2019, opgenomen op pagina 19 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
(p. 20) V: Hoe lang heb je de derde keer in Nederland gewerkt?
A: Eén maand. Voordat ik in het ziekenhuis terecht kwam.
(p. 22) V: Is hij (de rechtbank begrijpt: (mede)verdachte [verdachte] ) er wel eens achter gekomen dat je wat geld verstopte?
A: Ja, hij kwam wel eens in mijn kamer en ging die doorzoeken en vond dat dan wel eens. Ik kreeg een klap met de vlakke hand in mijn gezicht van hem en daarna ging hij met het geld weg.
(p. 25) O: Op 8 januari 2019 stuurde je vriend [naam 5] een afschrift naar ons van een betaalrekening, nummer [rekeningnummer] .
V: Hoe ging dat, toen je die rekening opende?
A: Zijn zus, samen met [verdachte] hebben de bankrekening geopend.
V: Wie heeft het bankpasje?
A: [verdachte] . Hij heeft het gelijk meegenomen.
(p. 26) V: Wie heeft de uitgaven in Bulgarije gedaan, die we zien op de afschriften?
A: [verdachte] . Dat was op 19 en 20 november 2018.
(p. 28) Opmerking verbalisant: De genoemde bankafschriften zullen als bijlage bij dit proces-verbaal worden gevoegd. [20]
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 maart 2019, opgenomen op pagina 31 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [naam 1] :
(p. 33) A: [verdachte] bracht ons naar die snackbar.
(p. 34) O: Wij toen je nu drie foto's van de mogelijke snackbar.
V: Is dit de snackbar die jij bedoelde?
A: ja.
O: Het betreffen foto's van seksclub [club 5] in [plaats] .
V: Hoe lang heb je daar ongeveer gewerkt?
A: Twee weken.
V: Hoe ging het met het geld daar?
A: Dat was beter. Het was daar niet 50/50. Als ik daar € 100, - verdiende dan kreeg ik € 60, - en de vrouwelijke baas kreeg € 40, -.
V: Wat deed jij met het geld dat jij daar verdiende?
A: Toen [verdachte] ons kwam ophalen pakte hij het geld van ons af. Dat was onderweg naar
Leeuwarden.
V: Hoeveel heb je toen verdiend?
A: Ik had € 200, - verdiend in twee weken tijd.
O: Terug naar de [club 3] bar.
V: Hoe lang bleef hij dan?
A: Een half uur tot een uur.
V: Hoe gaf je hem dan het geld?
A: Hij kwam bij mij in de kamer waar wij sliepen.
V: Wie bedoel jij met wij?
(p. 35) A: [naam 2] en ik.
V: Hoe ging het met het geld als je in Leeuwarden in de prostitutie werkte?
A: Hij kwam bij mij in de kamer waar ik werkte en nam het geld mee.
O: Je hebt al verteld, dat je gemiddeld tussen de € 250, - € 300, - en de € 500, - euro overhield als je in Leeuwarden werkte.
A: Dat verdiende ik in één à twee weken.
V: Wat gebeurde er met dit geld?
A: [verdachte] pakte het geld van mij af.
V: Wat mocht je van dit geld zelf houden?
A: Niets. Gelukkig was er een [club 3] die mij veel heeft geholpen. Maar op een gegeven moment mocht zij niet meer met mij praten en is zij geslagen door [verdachte] .
V: Stopte het contact tussen jou en de [club 3] vrouw toen?
A: Ja, later kwam zij bij mij om te vertellen dat zij niet meer met mij kon omgaan.
V: Wat kan je ons vertellen over de vrouw op foto 4?
A: Dat is [medeverdachte] . Dat is vriendin van de zus van [verdachte] . [naam 2] , [verdachte] en ik verbleven bij deze vrouwen.
(p. 36) V: Was jij wel eens alleen in de woning daar?
A: Nee.
A: [verdachte] en [naam 2] waren altijd bij me.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 juli 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [naam 1] :
(p. 42) V: Heeft ze (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte] ) ook advertenties voor je geregeld?
A: Ja.
V: Hoe heeft ze dat gedaan?
A: Ze bellen haar telefoon en ze biedt mij dan aan. Want ik kan geen Nederlands.
V: En de foto's die op de advertentie staan, hoe gaat dat dan?
A: Ja ze heeft ze een keer zelf gemaakt. [medeverdachte] heeft ze gemaakt.
V: Waar heeft ze ze gemaakt?
A: Toen ik nog met [verdachte] samen was. Dat gebeurde in het huurhuis in Leeuwarden, de woning van [medeverdachte] .
A: Ik heb haar niet gevraagd om afspraken te maken via de telefoon. [verdachte] heeft haar daarom gevraagd.
V: Waarom vroeg [verdachte] dat?
A: Zodat we geld konden verdienen, want [medeverdachte] heeft zelf veel klanten en [verdachte] heeft [medeverdachte] gevraagd om klanten te regelen voor mij.
V: Wist [medeverdachte] van je situatie? Hoe [verdachte] met je omging en of je het wet of niet vrijwillig deed?
A: [medeverdachte] weet alles.
A: Ze wist alles over alles. Ze wist hoeveel geld er verdiend werd en waar we waren.
V: Wist [medeverdachte] , dat [verdachte] op deze manier geld aan je verdiende?
A: Ja, natuurlijk wist ze dat. Ze wist alles.
(p. 43) V: Hoe weetje dat [medeverdachte] er niets aan verdiende, want je bent niet altijd bij de betaling geweest?
A: Ik weet het niet of dat is gebeurd, Soms bij de ramen ging ze wel mee en [verdachte] vertelde aan haar alles wat ik verdiende aan haar en alles aan zijn zus [naam 8] .
5. Proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 1] bij de rechter-commissaris d.d. 1 september 2020:
(p. 4) Getuige: [verdachte] was mijn pooier.
(p. 5) Getuige: hij pakte mijn geld af. Soms verstopte ik het geld. Maar hij zocht naar het geld en vond dat ook. Daarna sloeg hij mij.
Rechter-commissaris: Gingen alle escort-afspraken via [medeverdachte] ?
Getuige: Ja. Soms wilde zij zelf niet werken en dan stuurde zij mij.
Rechter-commissaris: kon u dan “nee” zeggen als u geen zin had?
Getuige: Als ik niet wilde, dan gaf zij dat door aan [verdachte] en dan sloeg [verdachte] mij.
(p. 6) Getuige: keer zei hij: “ [medeverdachte] kunnen we ook klanten voor [naam 1] vinden?”
(p. 7) Wist [medeverdachte] dat al het geld dat u verdiende naar [verdachte] ging?
Getuige: Ja
Raadsvrouw: heeft u misschien gezien dat [verdachte] een percentage van het geld dat u verdiende aan [medeverdachte] gaf?
Getuige: Ja, ik heb dat één keer gezien.
Raadsvrouw: Was dat uw geld?
Getuige: Ja, mijn geld en het geld van [naam 2] .
(p. 8) Getuige: [medeverdachte] heeft één keer een advertentie gemaakt voor mij. Ik heb niet gezegd dat ik [medeverdachte] niets verwijt.
Getuige: Omdat [verdachte] een grotere pooier is dan [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft mij niet met vuisten geslagen.
(p. 9) Rechter-commissaris: Dat vindt u dus ook dat [medeverdachte] een beetje uw pooier is, of niet?
Getuige: dat kan zo gezegd worden.
Getuige: Ik heb hier in Nederland 3 jaar gewerkt.
Rechter-commissaris: aaneengesloten?
Getuige: Wij gingen wel eens naar Bulgarije. Daar bleven wij 1 maand en daarna gingen wij weer naar Nederland. Zo deden we het drie jaar lang.
Rechter-commissaris: In december 2018 is het gestopt. Als beginpunt is door de politie de zomer van 2016 gepakt. Kan dat kloppen?
Getuige: ja.
(p. 10) Getuige: ik was de meeste tijd in Nederland.
Rechter-commissaris: Als u van Nederland naar Bulgarije reisde en weer terug, was dat altijd met [verdachte] ?
Getuige: Ja.
(p. 12) Rechter-commissaris: Heeft u voor december 2018 geen mogelijkheden gezien om afstand te nemen van [verdachte] ?
Getuige: ten eerste was ik bang en ten tweede kende ik de Nederlandse taal niet.
(p. 13) Ik had niet iemand die mij daarbij kon helpen.
(p. 14) Officier van justitie: u zegt dat u werd geslagen door [verdachte] . Wist [medeverdachte] dat?
Getuige: ja maar zij bemoeide zich niet met ons. Zij bleef zwijgen.
Getuige: zij belden alleen op haar telefoon.
Officier van justitie: moest u daarna dan ook aan het werk?
Getuige: ja
(p. 150 Getuige: Wij hebben ook in een bar gewerkt. Bij een meisje genaamd [naam 10] . Met wij bedoel ik [naam 2] en ik.
Officier van justitie: Wie had dat geregeld?
Getuige: [verdachte] had contact gehad met [naam 10] , misschien via [medeverdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 18 september 2017, opgenomen op pagina 357 (360) e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
(p. 364) A: [naam 1] werkte ook achter het raam, in kamer 11 van club [club 1] in Leeuwarden. De keer daarop zagen we elkaar toen we samen naar Nederland gingen, [verdachte] , [naam 2] , [naam 1] , [naam 11] en ik. We gingen met één auto, die van [naam 11] . Toen wij aankwamen gingen wij naar Leeuwarden. Wij gingen naar [medeverdachte] , naar haar nieuw huis.
Toen wij ons daar vestigden zijn wij 's ochtends naar het werk gegaan, achter de ramen, [naam 1] , [naam 2] en ik.
(p. 366) A: 's Middags kwamen wij bij [medeverdachte] aan. Wij rustten uit en 's ochtends zouden [naam 1] , [naam 2] en ik achter het raam gaan werken.”
(p. 368) A: [verdachte] doet niets. Zijn vrouwen zijn [naam 2] en [naam 1] . Zij werken achter het raam.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 maart 2019, opgenomen op pagina 195 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5] :
V: Hoe noem jij [naam 1] ?
(p. 196) A: [naam 1] of [naam 1] .
V: Wanneer heb jij [naam 1] opgehaald uit het ziekenhuis?
A: Ergens begin december 2018. Het was op de dag dat ik de politie heb gebeld om te vertellen wat er was gebeurd. [verdachte] belde me daarna en zei tegen mij dat ik [naam 1] moest terugbrengen. Hij dreigde dat hij bij mij thuis zou komen als ik [naam 1] niet voor 12:00 uur terug zou brengen.
(p. 197) A: Ik ben bij de bank geweest om haar (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ’s) bankrekening te blokkeren. [naam 1] had haar bankpas niet in haar bezit. Die had [verdachte] . Op de bankrekening zijn een aantal mutaties gedaan die niet door haar zijn gedaan. Zij was op dat moment in Nederland. De geldopnames die in Bulgarije zijn gedaan zijn niet door [naam 1] gedaan.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 augustus 2019, opgenomen op pagina 281 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 12] :
(p. 339) A: Ik maakte advertenties voor [naam 1] . Ik deed dit op [website] .
(p. 340) A: Ik heb misschien 1 of 2 keer als chauffeur voor hun gereden naar klanten toe. [verdachte] was de vaste chauffeur van hen.
V: heb jij wel eens met [naam 1] over haar werken in de prostitutie gesproken?
A: Nee, maar ik kon aan haar houding wel zien dat zij niet gelukkig was. Er was vaak ruzie tussen [verdachte] en haar.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 augustus 2019, opgenomen op pagina 289 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
(p. 291) Wat er is gebeurd vind ik niet normaal. Hiermee bedoel ik dat die [verdachte] de pooier is van [naam 1] en [naam 2] en dat hij hun verdiende geld inpikt. Over [medeverdachte] kan ik zeggen dat ik niet had verwacht dat ze hier aan mee zou doen. Dat heb ik ook tegen haar gezegd, dat ze die mensen geen onderdak moest verlenen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 januari 2020, opgenomen op pagina 337 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 7] :
(p. 338) V: Wat was [verdachte] voor een persoon.
A: Het is een rotzak. Een parasiet. Hij gebruikt mensen. Eigenlijk moet ik zeggen misbruiken. Hij probeert altijd voordeel te trekken uit mensen. Hij is een echte profiteur.
A: [verdachte] is de pooier van zowel [naam 2] als [naam 1] . Hij had nooit geld. En dat zei hij wel eens tegen mij dat hij naar de meiden ging en dan had hij ineens wel geld.
11. Proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 7] bij de rechter-commissaris d.d. 26 oktober 2020:
[verdachte] is geen goed mens. Als hij zwakke mensen kan vinden die hij kan gebruiken, dan doet hij dat. Hij heeft gebruik van hun (de rechtbank begrijpt: [naam 2] en [naam 1] ) gemaakt, als zwakkere mensen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 september 2019, opgenomen op pagina 301 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 13] :
(p. 302) U toont mij een aantal foto's van personen. Ik kan hierover het volgende vertellen.
Foto-7 Dit is [verdachte] . Hij had twee vrouwen voor hem aan het werk. Hij is de pooier van [naam 2] en een andere vrouw. De vrouw die de zaak aan het rollen heeft gebracht.
(p. 303) Ik heb voor mij zelf altijd wel het gevoel gehad dat het niet goed zat met deze groepering. [medeverdachte] , ik noem haar eigenlijk [naam 9] , wilde zelf wat minder in de prostitutie werken en heeft waarschijnlijk de fout gemaakt om van andere vrouwen te gaan profiteren.
Ik bedoel dan dat zij geld van andere vrouwen nam die in de prostitutie werkten. Zo heeft zij mij eens een meisje aangeboden om gratis seks mee te hebben, omdat ik foto's voor hen had gemaakt.
13. Proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 13] bij de rechter-commissaris d.d. 21 september 2020:
Ja het klopt dat ik wel als chauffeur ben opgetreden en foto’s van meisjes heb gemaakt voor advertenties voor op [website] . Zijn gesprekken gingen altijd via [medeverdachte] , want zij kon het beste Nederlands. U vraagt mij of ik zag hoe [medeverdachte] met de andere meisjes communiceerde. Ik zei wel eens, laat ze het zelf regelen.
14. De door verdachte ter zitting van 28 september 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik blijf bij mijn verklaringen zoals ik die tegenover de politie heb afgelegd.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 25 juni 2019, opgenomen op pagina 105 e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van (mede)verdachte [verdachte] :
(p. 107) V: Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
A: In 2007 belde mijn moeder mij op. Ze had gehoord dat [naam 1] geen slaapplek had
en op zoek was naar werk. Mijn moeder bood [naam 1] aan om met haar mee te gaan naar ons huis en heeft [naam 1] daar een slaapplek aangeboden. Toen ik thuis kwam was [naam 1] daar. Zij ging mij vertellen over haar leven.
(p. 110) V: Heb jij geld ontvangen van [naam 1] ?
A: Ja
(p.112) V: Heeft [naam 1] die (bank)rekening zelf afgesloten?
A: bij het openen van alle bankrekeningen heeft [medeverdachte] ons geholpen.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 juni 2019, opgenomen op pagina 113 e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van (mede)verdachte [verdachte] :
(p. 115) A: Haar (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ’s) moeder was overleden en twee jaar later overleed haar vader ook. Zij had nog een zus maar die wilde haar niet. [naam 1] kreeg helemaal geen aandacht.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juli 2019, opgenomen op pagina 123 e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van (mede)verdachte [verdachte] :
(p. 125) A: Ik heb alleen een facebookprofiel onder de naam [verdachte] .
(p. 129) In Leeuwarden kwamen we bij [medeverdachte] en [naam 8] terecht en is [naam 1] via [medeverdachte] bij de ramen terecht gekomen om te werken. Daar leerde ik [naam 2] kennen bij de ramen.
V: Waar heeft [naam 1] in Nederland als prostituee gewerkt?
A: De ramen hier in Leeuwarden en in clubs. [medeverdachte] regelde dit allemaal.
A: Ook bij een club in [plaats] heeft [naam 1] gewerkt. [naam 2] later ook. Ik ben alleen mee geweest naar [plaats] . Ik ging ook wel naar die andere club die op 50 km afstand van Leeuwarden. Regelmatig zelfs. Ik haalde en bracht ze daar wel van en naar Leeuwarden.
(p. 130) A: Die (de rechtbank begrijpt: seksadvertenties) werden gemaakt door [medeverdachte] . Zij maakte ook de foto's en plaatste die op de site. [medeverdachte] gaf die telefoonnummers van [naam 2] en [naam 1] op want [naam 2] en [naam 1] spraken geen Nederlands. [medeverdachte] beantwoorde de gespreken en beheerde die. Ze deed zich dan voor als [naam 1] of [naam 2] .
V: Wie kwam op het idee om seksadvertentie te maken?
A: Dat was [medeverdachte] zij verdient ook een percentage van de meisjes. Als [naam 2] en [naam 1] klanten hebben via die site dan kreeg [medeverdachte] ook een deel van het verdiende geld. Van de 150,- euro was er 50,- voor [medeverdachte] .
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 juli 2019, opgenomen op pagina 132 e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van (mede)verdachte [verdachte] :
(p. 133) [medeverdachte] was de persoon die het werk voor [naam 1] regelde bij [club 2] . Zij kregen een voorstel van [medeverdachte] om te werken voor [club 4] . Zij heeft een club in [plaats] . [medeverdachte] belde met [club 4] en zij dat er twee meisjes waren die wilde werken. Wij zijn naar die club gegaan en ik ging ook mee. Ik samen met [naam 1] , [naam 2] en [medeverdachte] .
(p. 134) Zij verdienden
(er)weinig en het beviel niet goed. Toen [medeverdachte] met een ander voorstel kwam, zij wilde [naam 2] en [naam 1] naar een andere club brengen. Het is ongeveer 10 kilometer van Heerenveen. Een paar dagen later zijn [naam 2] en [naam 1] in de club gaan werken. Toen kwam [medeverdachte] weer met een voorstel. Om blote foto's van [naam 1] en [naam 2] te maken zodat die foto's op een site kon worden gezet. Zo konden klanten bellen voor prostitutie. Klanten belden vaak. [medeverdachte] nam op omdat [naam 1] en [naam 2] de taal niet spraken. [medeverdachte] kreeg ook een percentage.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 september 2019, opgenomen op pagina 141e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van (mede)verdachte [verdachte] :
(p. 142) A: Eigenlijk, op verzoek van [naam 2] heb ik tegen [medeverdachte] gezegd dat [naam 2] achter het raam zou kunnen werken.
(p. 145) V: Heb jij de meisjes wel eens naar een club of naar klanten gebracht?
A: Ja natuurlijk heb ik ze wel eens gereden. Naar klanten heb ik [medeverdachte] en [naam 8] gereden.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 juli 2019, opgenomen op pagina 310 e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van (mede)verdachte [medeverdachte] :
(p. 323) V: Dus het klopt dat [verdachte] zegt, dat [medeverdachte] heeft geholpen met [naam 1] om te gaan werken achter de vitrines?
A: Ja.
(p. 330) V: Waar heeft [naam 1] allemaal gewerkt?
A: Ja ze heeft ook in een club gewerkt.
A: In [club 6] . En daarna in een dorp in de buurt. Op ongeveer 50 kilometer afstand.
V: Hoe kwamen ze daar
A: [verdachte] bracht ze daarnaar toe en haalde ze. Hij had een eigen auto hier.
V: En jij, heb jij ze wel eens gebracht?
A: Ja, ja, met zijn tweeën gingen wij ze brengen en ophalen. [verdachte] en ik.
V: In die club zijn [naam 1] en [naam 2] aan het werk geweest?
A: Ja.
V: Dus als ik het goed begrijp, heb jij dat geregeld?
A: Ja.
V: Dus het was jouw idee?
A: Ja.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 juli 2019, opgenomen op pagina 339 e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van (mede)verdachte [medeverdachte] :
(p. 341) Ik wil vertellen dat [naam 2] en [naam 1] voor hem (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) hebben gewerkt. En [naam 1] begon te werken en geld te verdienen. En elke dag kwam [verdachte] bij haar om het geld op te halen. Ik heb dat zelf gezien. [verdachte] heeft begrepen dat wij in de club werken en heeft de meisjes naar de club gebracht.
V: Welke meisjes bedoel je?
A: [naam 2] en [naam 1] .
A: [verdachte] mishandelde [naam 1] . Hij heeft haar opgehaald en [club 4] zei, dat [naam 1] niet goed werkte. Hij heeft [naam 1] opgehaald en naar de woning gebracht en heeft haar in de woning geslagen.
(p. 342) A: Ik zag hem [naam 1] slaan met gebalde vuisten. En ik hoorde hem zeggen, dat zij de klanten goed moest behandelen. [naam 1] en [naam 2] kwamen terug van het werk. En toen ze binnenkwamen, ging [verdachte] tegen [naam 1] tekeer. Hij ging [naam 1] slaan.
(p. 343) V: Konden [naam 1] en [naam 2] stoppen met het werken in de prostitutie?
A; Nee, nee, ze waren bang voor [verdachte] , ze konden niet stoppen.
(p. 345) V: Waar bleek dit uit?
A: Het bleek uit de manier, waarop hij [naam 1] en [naam 2] behandelde. Hij sloeg hen beiden en hij ging ze uitschelden.
22. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 355 e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van (mede)verdachte [medeverdachte] :
(p. 358) [naam 7] was degene die de sites maakte. [verdachte] ging naar hem [naam 7] toe, hij maakte hem soms wakker en zei dan opschieten, de meisjes moeten werken.
O: Als wij goed begrijpen, regelde [verdachte] dat er foto's gemaakt werden bij [naam 7] . Dan gingen [naam 8] , [verdachte] , [naam 1] en [naam 2] naar [naam 7] en maakte [naam 8] daar de advertentie foto's.
A: Ja dat klopt.
(p. 361) V: Heb jij [verdachte] en [naam 1] onderdak geboden?
A: Ja toen ze op straat leefden. Dat was 2 à 3 jaar geleden.
23. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 390 e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van (mede)verdachte [medeverdachte] :
(p. 398) A: Het klopt wel dat [naam 1] haar geld gaf aan [verdachte] , dat heb ik zelf gezien.
24. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 september 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. (map 4) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
(p. 3) Op 24 juni 2019 is [verdachte] als verdachte aangehouden. Tijdens de insluitingsfouillering is de volgende gegevensdrager aangetroffen: Samsung SM-A520F.
(p. 6) In de veiliggestelde data van de Samsung A5 is een afbeelding van een identiteitsbewijs aangetroffen van de volgende vrouw:
[naam 1] , geboren op [geboortedatum] -1985.
(p. 9) Uit de veiliggestelde data van de Samsung A5 blijkt dat de volgende Facebook Messenger-gesprekken gevoerd zijn vanuit het facebookaccount maxim. [verdachte] .5 met het facebook-ID [nummer] en de profielnaam " [verdachte] ".
(p. 35) Communicatie tussen gebruikers:
[nummer] [verdachte]
[nummer] Facebook User
(p. 36) Communicatie tussen gebruikers:
[nummer] [verdachte]
[nummer] [naam 14]
(p. 37) Communicatie tussen gebruikers:
[nummer] [verdachte]
[nummer] [naam 15]
25. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2019, opgenomen op pagina 122 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Dit gesprek vond plaats in de seksclub " [club 3] ", gevestigd te [plaats] .
[naam 16] verklaarde dat vorig jaar, vanaf 1 maart 2018, een tweetal [club 3] dames bij hun in de club " [club 3] " te hebben gewerkt. Zij gaven aan hen op genaamd te zijn: " [naam 1] " en " [naam 2] ". Uit de ID bewijzen bleek, dat [naam 1] de werknaam was van [naam 1] , en [naam 2] de werknaam was van [naam 2] .
(p. 123) De vrouwen, [naam 1] en [naam 2] , werden indertijd, de eerste keer, gebracht door een man in een auto. [naam 1] vertelde dat dit haar man was en de vader van haar kind. Voor [naam 16] maakten [naam 1] en [naam 2] geen gelukkige indruk wat weer resulteerde in weinig klandizie. Ze deden volgens haar niet goed hun werk en waren niet vriendelijk naar de klanten toe.
26. Proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 6] bij de rechter-commissaris d.d. 22 september 2020:
(p. 6) R: Is [naam 1] voor [verdachte] gevlucht naar Duitsland?
G: Ja, dat klopt.
R: Hoe was de sfeer in de auto op de terugreis van Duitsland naar Nederland? Was [naam 1] blij dat ze werd opgehaald door [verdachte] ?
G: Zij was gedrogeerd in de seksclub waar wij haar ophaalden en was zichzelf niet.
R: Waar spraken zij over?
G: Hij had ruzie gemaakt met haar. [naam 1] beloofde dat zij nooit meer zou vluchten. [verdachte] gaf haar een klap met de vlakke hand omdat zij gevlucht was.

Voetnoten

1.HR 27 oktober 1998, LJN ZD1413, NJ 1999, 221; HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6328.
2.Bewijsmiddelen 15 en 16.
3.Bewijsmiddel 1.
4.Bewijsmiddelen 1, 6, 17 en 22.
5.Bewijsmiddelen 1 tot en met 5, 9, 10 en 21.
6.Bewijsmiddelen 1 tot en met 5, 21 en 26.
7.Bewijsmiddel 24.
8.Bewijsmiddelen 4, 5 en 21.
9.Bewijsmiddelen 4, 5, 12, 13, 18, 20 en 22.
10.Bewijsmiddelen 5 en 17.
11.Bewijsmiddel 5.
12.Bewijsmiddel 3.
13.Bewijsmiddel 5.
14.Bewijsmiddelen 2 en 7.
15.Bewijsmiddelen 1, 5 en 7.
16.Bewijsmiddel 11.
17.HR 24 november 2015. ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 17 mei 2016, ECII:NL:HR2016:857.
18.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR: 2009:BI7099.
19.Rapport berekening schadevergoeding, p. 61 (map 4).
20.Afschrift bankrekening, pagina 29 e.v. (map 3).