Bij brief van 12 januari 2021, die door een deurwaarder op 13 januari 2021 aan [A] en [B] is betekend, heeft [D] de pachtovereenkomst opgezegd tegen
5 maart 2023. In deze opzegging staat, voor zover van belang:
"U voert heden ten dage geen agrarisch bedrijf meer. U heeft geen noemenswaardige veestapel, u heeft geen noemenswaardig machinepark, noch vinden investeringen in uw bedrijf plaats.
Verder heeft u in 2015 ca. 10,3 hectare van uw huiskavel verkocht aan uw buurman [E] van [adres] .
Het gebruik en genot van de pachtpercelen laat u aan derden toekomen, hetgeen strijdig is met de
bepaling van de pachtovereenkomst, alsmede de bepaling van de Regeling Pacht uit het Burgerlijk Wetboek.
Een deel van perceel 377 is rietland, welke u niet gebruikt en waar u geen pachtprijs voor voldoet. Hier is feitelijk afstand van gedaan, ondanks dat dit rietland in de pachtovereenkomst wordt vermeld.
Tot slot bent u op 1 mei 2020 een fiscale maatschap aangegaan met uw dochter [C] wonende te [woonplaats] . Uw dochter heeft geen bedrijfsmatige agrarische affiniteit. Daarnaast heeft uw boekhouder verklaard, dat de aangegane maatschap puur op fiscale grond is gevestigd om uw bedrijfsvermogen fiscaal gunstig over te dragen. Eigenaar wenst met haar gronden geen onderdeel te zijn van die constructie.
Gelet op de voorwaarden uit de onderliggende overeenkomst merkt eigenaar de volgende
strijdigheden op:
• Conform artikel 1 van de Algemene Voorwaarden bent u als gebruiker verplicht de landerijen
te gebruiken en te bemesten naar de eisen van een goede bedrijfsvoering. Eigenaar meent dat
u daar zonder bedrijfsmiddelen niet toe in staat bent. U mag het gepachte alleen voor eigen
rekening exploiteren, hetgeen thans niet meer het geval is;
• Er is geen sprake van het persoonlijk gebruik van onderhavige percelen;
• U oefent niet langer bedrijfsmatige landbouw uit.
Uw bedrijfsvoering is derhalve niet geweest zoals een goed gebruiker/pachter betaamt alsmede bent u anderszins ernstig tekortgeschoten in de nakoming van uw verplichtingen. (…)"
Daar u ten tijde van de verlenging van onderhavige overeenkomst d.d. 5 maart 2017 geen bedrijfsmatige landbouwer was, is het pachtregime niet (meer) op deze overeenkomst van toepassing.
Deze opzegging is primair gegrondvest op artikel 7:228 lid 2 BW. Op grond van deze opzegging eindigt
het gebruik per 31 december 2021.
De opzegging is subsidiair gegrondvest op artikel 7:367 BW ev. Op basis van de gronden zoals genoemd in artikel 7:370 BW. Op grond van deze subsidiaire opzegging eindigt het gebruik per 5 maart 2023.