ECLI:NL:RBNNE:2021:3966

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
18/222131-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mensenhandel met seksuele uitbuiting

Op 14 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, specifiek seksuele uitbuiting. De verdachte, geboren in 1975 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het werven, vervoeren en uitbuiten van een Bulgaarse vrouw, die geen Nederlands of Engels sprak, in de prostitutie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gebruik maakte van dwang, geweld en misbruik van een kwetsbare positie. De verdachte had de vrouw naar Leeuwarden gebracht, haar instructies gegeven en haar gedwongen om geld aan hem te sturen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de vrouw gedurende een periode van negen maanden had uitgebuit, waarbij hij haar controleerde en haar psychisch en fysiek onder druk zette. De rechtbank achtte de tenlastelegging bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 14 maanden. De rechtbank weigerde het verzoek van de verdediging om de vrouw als getuige te horen, omdat zij onvindbaar was. De rechtbank benadrukte dat de instemming van het slachtoffer met de uitbuiting niet relevant is wanneer dwangmiddelen zijn gebruikt. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, dat mensenhandel strafbaar stelt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/222131-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 september 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans verblijvend in [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 augustus 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.G.M. Houben, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 3 september 2020, te Leeuwarden en/of (elders) in Nederland en/of in België,
A) een ander, te weten [slachtoffer], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer], seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer], (sub 6°),
immers heeft hij, verdachte:
- een (liefdes)relatie onderhouden met die [slachtoffer] en/of
- tijdens voornoemde relatie die [slachtoffer] uitgescholden en/of vernederd en/of geslagen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij geld moest verdienen, zodat hij, verdachte, zijn rijbewijs kon halen, zodat hij verdachte, dan ook geld kon verdienen en/of zodat zij samen een huis konden kopen en/of
- ( mondeling en/of via what’s app) tegen die [slachtoffer] gezegd: “Minderwaardige hoer” en/of “Ik sla je kapot. Ik kom je gelijk kapotslaan” en/of “Morgen moet je het geld sturen” en/of “Ga 100 euro versturen, ik heb geen geld” en/of “Maak morgen 1300 euro over aan mij” en/of “Je zal veel spijt krijgen als je mij verlaat” en/of “Geld ... ik zei tegen je om geld naar mij te gaan sturen en/of “Stuk afval” en/of “Ik neuk jouw moeder vuile zigeunerin”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- condooms voor die [slachtoffer] gekocht ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [slachtoffer] instructies en/of prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie en/of
- die [slachtoffer] met de auto vervoerd naar de seksinrichting waar zij werkzaam was en/of aldaar weer opgehaald en/of
- die [slachtoffer] gecontroleerd of ze aan het werk was en/of die [slachtoffer] vrijwel dagelijks laten werken en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij, hem, verdachte geld moest sturen en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd: “Ik zal jouw nier opdrinken als ik kom, moge mijn zoon dood gaan als ik jouw nier niet eruit snijd met een mes”, althans woorden van gelijke aard of strekking, toen die [slachtoffer] zei dat ze het geld niet had en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij nog een paar maanden moest werken en dat zij dan samen op vakantie zouden gaan en/of dat ze dan naar een huis zouden gaan kijken en/of
- ( een gedeelte van) het door die [slachtoffer] met prostitutie verdiende geld ingenomen en/of laten afstaan,
terwijl die [slachtoffer] de Nederlandse en/of Engelse taal taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of (aldus) zich niet of onvoldoende verstaanbaar kon maken in Nederland en/of onbekend was in Nederland en/of en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of/aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van hem, verdachte afhankelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de tenlastegelegde sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9 van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden. Hij heeft - onder verwijzing naar bewijsmiddelen uit het dossier - aangevoerd dat verdachte zijn partner [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) seksueel heeft uitgebuit met gebruikmaking van de dwangmiddelen dwang, geweld, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte een liefdesrelatie had met [slachtoffer] en dat het niet meer dan normaal was dat [slachtoffer] hem (financieel) hielp en dat dat andersom ook gebeurde. [slachtoffer] was niet afhankelijk van verdachte en verdachte had geen overwicht op haar. [slachtoffer]’s situatie was gelijk aan die van een mondige prostituee in Nederland. Er was geen sprake van een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] en van uitbuiting is dan ook geen sprake.
In het geval de rechtbank voldoende bewijs aanwezig acht om verdachte te veroordelen, doet de raadsman het voorwaardelijke verzoek om [slachtoffer] te horen als getuige.
Oordeel van de rechtbank
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Dit artikel staat in titel XVIII, de titel die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie over dit wetsartikel volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke of geestelijke integriteit en vrijheid. De in artikel 273f Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die deel uitmaken van artikel 273f Sr.
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), is niet in algemene termen te beantwoorden, maar sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. [1]
Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting.
Instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant, indien één van de in art 273f Sr genoemde dwangmiddelen is gebruikt. [2] De omstandigheid dat een slachtoffer zich middels reizen naar het buitenland aan de uitbuitingssituatie heeft kunnen onttrekken, staat niet in de weg aan een bewezenverklaring. [3]
Ten aanzien van het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht overweegt de rechtbank dat dit veelal uit de omstandigheden kan worden afgeleid. In de wetsgeschiedenis wordt hierbij de vergelijking gemaakt met de mogelijkheid zich op te stellen als ‘een mondige Nederlandse prostitué(e)’.
De rechtbank zal aan de hand van het zojuist geschetste kader beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van [slachtoffer].
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [slachtoffer] vast dat zij een jonge (24 jaar bij aanvang van de ten laste gelegde periode) Bulgaarse vrouw was die geen Nederlands of Engels spreekt. Zij is het prostitutiewerk gaan doen om te kunnen overleven; zij en haar gezin hadden geld nodig. Verdachte, die 46 jaar oud was, was bekend in Nederland en had hier een netwerk. Verdachte heeft [slachtoffer], die onbekend was in Nederland en hier geen netwerk had, naar “de ramen” (de rechtbank begrijpt: de prostitutiepanden) in Leeuwarden gebracht en haar instructies gegeven. [slachtoffer] heeft gedurende de ten laste gelegde periode in Leeuwarden in de prostitutie gewerkt, [4] [5] alwaar verdachte haar (in de maanden februari, maart en april) enkele malen bezocht en ophaalde. [6] Ook haalde hij condooms voor haar. [7]
Uit de verklaringen van [slachtoffer] [8] en verdachte [9] , de moneytransfers [10] en een getapt telefoongesprek [11] volgt dat verdachte verdiensten - in ieder geval € 4.000,00 - van [slachtoffer] heeft ontvangen.
Zowel verdachte als [slachtoffer] ontkent dat [slachtoffer] tot het (blijven) werken of afstaan van verdiensten werd gedwongen of hiertoe met gebruikmaking van een dwangmiddel werd bewogen. Zij hebben beiden verklaard dat zij elkaar financieel hielpen omdat zij een relatie hadden. De rechtbank constateert echter dat met name uit de inhoud van de getapte telefoongesprekken en de WhatsApp-berichten een ander beeld naar voren komt. Op basis van deze (chat)gesprekken stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte controleerde [slachtoffer] door haar zeer veelvuldig vragen te stellen (bijvoorbeeld wat ze doet, hoeveel klanten ze heeft gehad en wat ze heeft verdiend) en opdrachten te geven (bijvoorbeeld dat ze haar telefoon op moet nemen/hem moet bellen). [12] [13] Verdachtes communicatie richting [slachtoffer] ging vaak over geld. Hij beschuldigde haar ervan dat ze geld achterhield/voor hem verstopte. [14] Verdachte sommeerde [slachtoffer] vele malen om geld aan hem te sturen. [15] Verdachte gaf instructies voor prijsafspraken met klanten. [16] Hij zei tegen haar dat zij nog een paar maanden moest werken, dat zijn rijbewijs nog betaald/gehaald moest worden en dat zij dan samen zullen zijn, op vakantie zouden gaan, dat ze naar een huis zouden gaan kijken en dat ze spijt zal krijgen als ze hem verlaat. [17] [18]
Verdachte schold [slachtoffer] regelmatig uit en vernederde haar. [19] Hij bedreigde haar diverse malen, onder andere door te zeggen dat hij haar ging slaan en dat hij haar nier eruit zou snijden. [20] [21]
Voorts constateert de rechtbank dat verdachte [slachtoffer] in het verleden heeft geslagen [22] [23] en dat zij op verschillende momenten heeft aangegeven dat zij pijn heeft, dat ze opgesloten zit, dat hij haar leven kapot heeft gemaakt, dat ze het werk zat is en dat ze niet meer voor hem wil werken. [24] [25] Desondanks is verdachte haar voortdurend blijven sommeren om geld (al dan niet voor zijn rijbewijs) aan hem te sturen.14 Uiteindelijk is [slachtoffer] vertrokken met behulp van een klant uit Leeuwarden en is zij terug naar Bulgarije teruggegaan, waarna ze het contact met verdachte heeft verbroken.
Met betrekking tot de door de raadsman aangehaalde relatie en enkele (ogenschijnlijk) liefdevolle berichten overweegt de rechtbank het volgende. Het hebben van een relatie met het slachtoffer staat - net als instemming met de uitbuiting - niet in de weg aan een bewezenverklaring van mensenhandel. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een (loverboy-achtige) relatie ook juist kan worden gebruikt om overwicht of afhankelijkheid mee te creëren. Uitingen van genegenheid zijn, met andere woorden, niet per definitie een contra-indicatie voor dwang.
Van een liefdevolle, gelijkwaardige en wederkerige relatie tussen verdachte en [slachtoffer] is de rechtbank hoe dan ook allerminst gebleken. Verdachte en [slachtoffer] woonden niet samen; [slachtoffer] verbleef en werkte in Leeuwarden terwijl verdachte grotendeels in Zaandam of Frankrijk woonde. Uit het dossier (met daarin duizenden chatgesprekken) volgt niet of nauwelijks dat verdachte zelf ook werkte/geld verdiende en dat met [slachtoffer] deelde.
Weliswaar noemt verdachte [slachtoffer] “ashkim” (liefje) en zegt hij met enige regelmaat dat hij van haar houdt; dit wordt echter niet of nauwelijks door [slachtoffer] beantwoord. Uit een gesprek tussen [slachtoffer] en haar moeder volgt zelfs dat [slachtoffer] het beter vindt als verdachte niet bij haar is. [26] Verdachte had ondertussen seks met een andere vrouw, [naam 1], tegenover wie hij [slachtoffer] afschildert als een domme, verliefde en lelijke hoer die geld voor hem verdient. [27] Tevens stuurde hij liefdesberichten aan [naam 2] en voert hij gesprekken met haar waarin hij zinspeelt op een gezamenlijke toekomst. [28]
De enkele keren dat verdachte aan [slachtoffer] aangaf dat hij haar geld niet hoefde en dat hij haar gezondheid belangrijker vond dan het werk ziet de rechtbank eerder als uitzondering op de regel, waarbij de regel was dat hij [slachtoffer]’s werkzaamheden en verdiensten controleerde en dat hij haar geld wilde hebben; of dit nu goedschiks of kwaadschiks gebeurde.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank bezwaarlijk worden gesteld dat de situatie van [slachtoffer] gelijk was aan die van een “gemiddelde mondige prostituee in Nederland”, die zelf bepaalt waar, wanneer en met wie zij werkt en die vrij kan beschikken over haar verdiensten. De jonge [slachtoffer] verkeerde - temeer nu zij begon met het werk enkel om (zelf) te kunnen overleven en geld voor haar gezin te verdienen - in een onbekend land waar zij de taal niet sprak en niemand kende in een kwetsbare positie en de ruim twintig jaar oudere verdachte had overwicht op haar door haar te controleren, te commanderen, te vernederen en te bedreigen (nadat hij haar eerder al daadwerkelijk had geslagen).
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9 bewezen kunnen worden (zoals hieronder nader gespecificeerd), waarbij verdachte gebruik maakte van de dwangmiddelen dreiging met geweld, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek om [slachtoffer] te horen als getuige af. De rechtbank ziet hier geen meerwaarde in gelet op de reeds door [slachtoffer] afgelegde verklaringen waarin zij heeft aangegeven geen slachtoffer te zijn. Ten overvloede constateert de rechtbank dat in een eerder stadium reeds door de rechter-commissaris is getracht [slachtoffer] te horen als getuige, maar dat zij onvindbaar is gebleken. Nu de raadsman heeft aangegeven geen (nieuwe) aanknopingspunten voor haar verblijfplaats te hebben, zal het geven van een opdracht tot het horen van [slachtoffer] dan ook zinloos zijn.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 december 2019 tot en met 3 september 2020, te Leeuwarden en elders in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer], door dreiging met geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer], seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer], (sub 6°),
immers heeft hij, verdachte:
- een (liefdes)relatie onderhouden met die [slachtoffer] en
- tijdens voornoemde relatie die [slachtoffer] uitgescholden en vernederd en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij geld moest verdienen, zodat hij, verdachte, zijn rijbewijs kon halen, zodat hij verdachte, dan ook geld kon verdienen en zodat zij samen een huis konden kopen en
- mondeling en/of via WhatsApp tegen die [slachtoffer] gezegd: “Minderwaardige hoer” en “Ik sla je kapot. Ik kom je gelijk kapotslaan” en “Morgen moet je het geld sturen” en “Ga 100 euro versturen, ik heb geen geld” en “Maak morgen 1300 euro over aan mij” en “Je zal veel spijt krijgen als je mij verlaat” en “Geld ... ik zei tegen je om geld naar mij te gaan sturen en “Stuk afval” en “Ik neuk jouw moeder vuile zigeunerin”, en
- condooms voor die [slachtoffer] gekocht ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden en
- die [slachtoffer] instructies en/of prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie en
- die [slachtoffer] met de auto vervoerd naar de seksinrichting waar zij werkzaam was en/of aldaar weer opgehaald en
- die [slachtoffer] gecontroleerd of ze aan het werk was en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij, hem, verdachte geld moest sturen en vervolgens tegen die [slachtoffer] gezegd: “Ik zal jouw nier opdrinken als ik kom, moge mijn zoon dood gaan als ik jouw nier niet eruit snijd met een mes”, toen die [slachtoffer] zei dat ze het geld niet had en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij nog een paar maanden moest werken en dat zij dan samen op vakantie zouden gaan en dat ze dan naar een huis zouden gaan kijken en
- een gedeelte van het door die [slachtoffer] met prostitutie verdiende geld laten afstaan,
terwijl die [slachtoffer] de Nederlandse en Engelse taal niet beheerste en aldus zich niet of onvoldoende verstaanbaar kon maken in Nederland en onbekend was in Nederland en bijna niemand in Nederland kende en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van hem, verdachte afhankelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarbij de duur gelijk is aan de lengte van de voorlopige hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 8 maart 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van negen maanden schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van een (net als hij Bulgaarse) jonge vrouw. Hij heeft deze vrouw - die geen Nederlands of Engels sprak - meegenomen naar Leeuwarden zodat zij daar kon gaan werken in een seksinrichting. Hij heeft haar werkzaamheden en verdiensten gecontroleerd en heeft hiervan geprofiteerd, daarbij onder meer misbruik makend van het overwicht dat hij op haar had (onder andere door een leeftijdsverschil van ruim 20 jaar, en het in het verleden door verdachte tegen haar gebruikte geweld). Verdachte vernederde het slachtoffer en negeerde het wanneer de vrouw aangaf dat zij het niet meer aankon (“ik ga zelfmoord plegen”, “wil je dat ik mezelf kapot neuk”, “ik verziek hier”, “door jou kan ik mijn gezin niet zien”).
Verdachte heeft zich laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin en heeft het belang van het slachtoffer bij het behoud van haar waardigheid en zelfbeschikkingsrecht daaraan ondergeschikt gemaakt. Aldus heeft hij inbreuk gemaakt op haar geestelijke en lichamelijke integriteit. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting voor een slachtoffer zijn doorgaans groot, zo is algemeen bekend.
Bij dit soort feiten is het uitgangspunt voor de strafmaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank acht dit in onderhavige zaak ook aangewezen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf slaat de rechtbank acht op het LOVS-oriëntatiepunt voor mensenhandel dat sinds 21 mei 2021 bestaat. De rechtbank ziet in deze zaak zowel omstandigheden die passen bij de in de toelichting op het oriëntatiepunt beschreven elementen van categorie I (het slachtoffer kan zich met enige moeite onttrekken aan situatie; uitgangspunt is een gevangenisstraf van vier maanden) als van categorie II (er is sprake van bedreiging met geweld; uitgangspunt is een gevangenisstraf van veertien maanden).
Het oriëntatiepunt gaat echter uit van een periode van enkele weken tot enkele maanden, terwijl in de onderhavige zaak sprake is van een pleegperiode van negen maanden. Ook constateert de rechtbank dat verdachte eerder in het buitenland is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aansluiten bij het uitgangspunt van categorie II en aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden opleggen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het bepaalde in artikel 63 Sr; aan verdachte is namelijk wegens een ander feit - overtreding van een APV - een strafbeschikking (geldboete) opgelegd in de periode tussen deze uitspraak en de pleegperiode in deze zaak. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om de genoemde straf in deze zaak te matigen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 september 2021.
Mrs. Nolta, Jongsma en Van der Woude zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099 (Chinese Horeca), HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309.
2.Kamerstukken II 2003/04, 29 291, nr. 3, p.19.
3.Hoge Raad 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1100.
4.De verklaring van [slachtoffer] d.d. 24 september 2020, opgenomen op pagina 218 (map 1) van het dossier NNRCC20004-GOLF, gesloten op 11 februari 2021.
5.De verklaring van [slachtoffer] d.d. 22 september 2020, opgenomen op pagina 209 (map 1) van voornoemd dossier.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2020, opgenomen op p.153 e.v. (map 1) van voornoemd dossier.
7.Het overzicht van tapgesprekken opgenomen op p.1 (map 5), sessie 3604.
8.De verklaring van [slachtoffer] d.d. 22 september 2020, opgenomen op pagina 209 (map 1) van voornoemd dossier.
9.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 augustus 2021.
10.Het overzicht van moneytransfers opgenomen op p.39 (map 4) van voornoemd dossier.
11.Het getapte telefoongesprek d.d. 22 augustus 2020, opgenomen op p.372 (map 5) van voornoemd dossier.
12.Het overzicht van tapgesprekken opgenomen op p.1 (map 5), sessie 929, 3653, 2528, 2639, 2292, 7773.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020 p.26 e.v. (map 4), onder andere regels 765, 766, 1027, 1057, 1100.
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020 p.26 e.v. (map 4), onder andere regels 112 en 113.
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020 p.26 e.v. (map 4), onder andere regels 939, 1006, 1792, 1821, 1822, 2090, 2094, 2098, 2128, 3255, 2145, 2241, 2245, 2247, 3740.
16.Het overzicht van tapgesprekken opgenomen op p.1 (map 5), sessie 2292, 2387, 2633, 2924, 3059, 3321, 3653.
17.Het overzicht van tapgesprekken opgenomen op p.1 (map 5), sessie 249, 1365 en 7773.
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020 p.26 e.v. (map 4), regel 1857, 2145.
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020 p.26 e.v. (map 4), onder andere regels 217, 219, 1831, 1832, 1836, 1863, 2035, 2037.
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020 p.26 e.v. (map 4), onder andere regels 388, 559, 563.
21.Het overzicht van tapgesprekken opgenomen op p.1 (map 5), sessie 3150.
22.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020 p.26 e.v. (map 4), regels 474 en 562.
23.Het overzicht van tapgesprekken opgenomen op p.1 (map 5), sessies 54, 605 en 1437.
24.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020 p.26 e.v. (map 4), regel 640, 1222, 2002.
25.Het overzicht van tapgesprekken opgenomen op p.1 (map 5), sessie 311, 414, 1491, 3150.
26.Het overzicht van tapgesprekken opgenomen op p.1 (map 5), sessie 38.
27.De verklaring van [naam 1] d.d. 19 juli 2021, afgelegd bij de rechter-commissaris.
28.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2020 p.171 e.v. (map 4),