ECLI:NL:RBNNE:2021:3735

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
18/089156-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met minderjarige en kinderporno

Op 31 augustus 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zedenzaak waarbij de verdachte, geboren in 1959, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2004. De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen, waaronder zoenen en het betasten van de minderjarige, die op dat moment 15 en 16 jaar oud was. De verdachte heeft gedurende een periode van 10 maanden tegen betaling seksuele contacten onderhouden met het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door het betalen van geld de minderjarige heeft bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft de feiten bekend, maar de verdediging voerde aan dat het geld niet de reden was voor de seksuele handelingen. De rechtbank achtte de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer overtuigend en bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een locatieverbod. De benadeelde partij, de vader van het slachtoffer, diende een vordering in voor schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook in het bezit was van kinderporno, wat de ernst van de zaak vergrootte. De rechtbank benadrukte de noodzaak om minderjarigen te beschermen tegen seksueel misbruik en de gevolgen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/089156-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 augustus 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 augustus 2021. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode 1 juni 2020 tot en met 24 december 2020 te Peize en/of [plaats], gemeente Noordenveld, althans in Nederland, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, althans eenmaal:
- zoenen met die [slachtoffer] , althans zijn tong in de mond van die [slachtoffer] brengen en/of
- betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of aftrekken van die [slachtoffer] en/of
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of zich doen/laten aftrekken door die [slachtoffer]
- in zijn mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of
- in de mond van die [slachtoffer] brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
2.
Primair
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode 25 december 2020 tot en met 28 maart 2021 te Peize en/of [plaats], gemeente Noordenveld, althans in Nederland, door giften en/of beloften van geld, te weten het betalen of het in het vooruitzicht stellen met/van een geldbedrag van (telkens) €40,- en/of €30,-, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, te weten het meermalen, althans eenmaal:
- zoenen met die [slachtoffer] , althans zijn tong in de mond van die [slachtoffer] brengen en/of
- betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of aftrekken van die [slachtoffer] en/of
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of zich doen/laten aftrekken door die [slachtoffer]
- in zijn mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of
- in de mond van die [slachtoffer] brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis;
( art 248a Wetboek van Strafrecht )
Subsidiair
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode 25 december 2020 tot en met 28 maart 2021 te Peize en/of [plaats], gemeente Noordenveld, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met naam [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met verdachte tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten omschrijving, te weten het meermalen, althans eenmaal:
- zoenen met die [slachtoffer] , althans zijn tong in de mond van die [slachtoffer] brengen en/of
- betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of aftrekken van die [slachtoffer] en/of
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of zich doen/laten aftrekken door die [slachtoffer]
- in zijn mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of
- in de mond van die [slachtoffer] brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis;
( artikel 248b Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 30 maart 2021 te Groningen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) 313 afbeeldingen, te weten een hoeveelheid foto's en/of video's - en/of een hoeveelheid gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten
- een iPhone XR (goednummer PL0100-2021079427-1372105) en/of
- een Norrod computer (goednummer PL0100-2021079427-1372132) en/of
- een Compaq computer (goednummer PL0100-2021079427-1372136) -
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een voorwerp anaal penetreren van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(bestandsnamen:
- [bestandsnaam] .jpg, p. 76 en p. 362 en/of
- [bestandsnaam] jpg, p. 77 en p. 362 en/of
- [bestandsnaam] en/of
- [bestandsnaam] jpg, p. 362)
en/of
het met de/een hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsnamen:
- [bestandsnaam] .jpg, p. 77 en p. 363 en/of
- [bestandsnaam] .jps, p. 363 en/of
- [bestandsnaam] .jpg, p. 76 en p. 363)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandsnamen:
- [bestandsnaam] .jpg, p. 364 en/of
- [bestandsnaam] .jpg, p. 364 en/of
- [bestandsnaam] .jpg, p. 364 en/of
- [bestandsnaam] jpg, p. 364 en/of
- [bestandsnaam] jpg, p. 76 en p. 364)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandsnamen:
- [bestandsnaam] jpg, p. 77 en p. 364 en/of
- [bestandsnaam] .mp4, p. 70 en p. 364)
( art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, feit 2 primair en feit 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat nergens uit blijkt dat het in het vooruitzicht gestelde geld [slachtoffer] heeft bewogen, zelfs niet een beetje, om het seksuele contact met verdachte aan te gaan. [slachtoffer] heeft immers verschillende initiatieven genomen om in contact te komen met andere, oudere mannen en om het ontstane contact met verdachte te onderhouden. Daarnaast was [slachtoffer] op zoek naar seksueel contact via Grindr en heeft hij ook met dat doel een afspraak met verdachte ingepland. Geld was niet de reden dat hij bereid was tot het plegen dan wel ondergaan van seksuele handelingen. Zonder dit geld was het ook tot seksuele handelingen gekomen. Dat [slachtoffer] heeft verklaard dat het geld ‘misschien’ een reden was om er langer mee door te gaan is gelet op de woordkeuze twijfelachtig. Die woordkeus was mogelijk ingegeven doordat in de dagen voor de door hem bij de politie afgelegde verklaring, iedereen tegen hem heeft gezegd dat wat er was gebeurd niet goed was. Voorts heeft hij verklaard het fijn te hebben gevonden en zelf ook wel eens om afspraken te hebben gevraagd. De bereidheid seksuele handelingen te verrichten kwam dus voort uit genot en niet uit geld. Het geld was mooi meegenomen maar heeft [slachtoffer] niet bewogen tot het ondergaan van de handelingen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde ziet op een te beschermen rechtsgoed, te weten het beschermen van het tegen betaling beschikbaar stellen van minderjarigen tot het verrichten van seksuele handelingen, dat hier niet aan de orde is. Vrijspraak moet ook hiervoor volgen. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken van het genoemde aantal van 313 afbeeldingen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, feit 1, feit 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte feiten 1 en 3 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Feit 1
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 augustus 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 maart 2021, opgenomen op pagina 42 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRBC21075 [naam 3] (2021079427) d.d. 12 juli 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Feit 3
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 augustus 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 april 2021, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de relateringen van verbalisant [naam 1] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2021, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de relateringen van verbalisant [naam 1] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 8 juli 2021, opgenomen op pagina 329 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de relateringen van verbalisant [naam 1] met bijlagen.
Feit 2 primair
Ten aanzien van feit 2 primair past de rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 17 augustus 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat er tussen 25 december 2020 en 28 maart 2021 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen mij en [slachtoffer] . Die seksuele handelingen bestonden uit tongzoenen en over en weer aftrekken en pijpen. Dat is in Peize en in [plaats] gebeurd. Ik wist dat [slachtoffer] 15 jaar oud was. Het klopt ook dat ik [slachtoffer] betaald heb voor de seksuele handelingen. Het klopt dat [slachtoffer] heeft gezegd dat hij ook nog contact had met een andere man die hem 25 euro wilde betalen en dat ik toen heb gezegd dat ik hem wel 30 euro wilde geven. U vraagt mij waarom ik bereid was hem meer te betalen. Ik denk zodat [slachtoffer] met mij zou afspreken en niet met die andere man.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 maart 2021, opgenomen op pagina 401 e.v. van het dossier van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb een jongen ontmoet op Grinder. Hij zei dat hij ook nog met een andere man had gesproken die hem 25 euro wilde betalen. Ik zei tegen hem dat ik hem wel 30 euro wilde geven. We hebben toen afgesproken in Ommelanden bij Peize. We hebben toen gepijpt en gezoend. Daarna hebben we vaker afgesproken. Die 30 euro heb ik iedere keer gegeven. U vraagt mij wat maakt dat er elke keer een betaling plaatsvindt. We hadden het zo afgesproken. Het is wel eens een keer voorgekomen dat hij erom vroeg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 maart 2021, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ongeveer een jaar geleden heb ik een man ontmoet op een soort van dating app, Grindr. Een man van oudere leeftijd. Daar heb ik vaak mee afgesproken. Dat begon toen ik 15 jaar was, rond juni 2020. Hij wist hoe oud ik was. Ik heb gezegd dat ik 15 jaar was toen. Ik sprak er mee af en vaak hadden we.. nou, seksuele handelingen waren we dan mee bezig. In de chat werd wel een beetje besproken wat je dan wilde doen met elkaar op het gebied van seks. Hij had wel gezegd wat hij wilde, en dat wilde ik ook wel. Gewoon pijpen en aftrekken. Dat soort dingetjes. De eerste keer was in de Onlanden. Een natuurgebied tussen Peize en Groningen. Daar begon hij met zoenen en begon met aanraken bij mijn penis. Dat deed ik ook bij hem, zeg maar. Ik deed wat hij ook deed. Hij deed mijn broek naar beneden en hij begon mij te pijpen. Daarna volgde ik zijn voorbeeld. De zoen was met tong. Bij de eerste afspraak kreeg ik veertig euro. Hij vond het goed om dat voort te zetten en dan 30 te doen. Het was wel een reden waarom ik het bleef doen. Anders was ik misschien wel eerder gestopt. Het was wel een extra motivatie om door te gaan. U vraagt mij of het geld besproken is in de chat. Ja, voor de eerste afspraak.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
Niet ter discussie staat dat de ten laste gelegde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] , dat verdachte hem daar telkens een geldbedrag van € 30,- voor betaalde en dat verdachte wist dat [slachtoffer] minderjarig was.
De vraag die de rechtbank in het kader van de bewijsvoering moet beantwoorden is of verdachte [slachtoffer] door voornoemde betalingen heeft
bewogentot het plegen en dulden van de ontuchtige handelingen. Voor een bewezenverklaring van art. 248a Sr is een causaal verband vereist tussen enerzijds het – voor zover hier relevant – geven van geld of het beloven daarvan door de verdachte en anderzijds de uiteindelijke ontuchtige handelingen met het slachtoffer. Daarvan is naar vaste rechtspraak sprake als voldoende aannemelijk is dat de minderjarige
medeonder invloed van giften of beloften van geld is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. [1]
Gelet op de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat [slachtoffer]
medeonder invloed van de geldbetalingen de ontuchtige handelingen met verdachte heeft verricht. In de eerste plaats blijkt uit de verklaringen van zowel verdachte als [slachtoffer] dat voorafgaande aan de eerste afspraak is afgesproken dat verdachte [slachtoffer] elke keer geld zou geven voor de ontuchtige handelingen. [slachtoffer] wist dus dat hij er telkens geld voor zou krijgen en heeft ook verklaard dat het geld voor hem een reden was om door te gaan met de ontuchtige handelingen. Dat het geld voor [slachtoffer] een rol speelde blijkt ook uit de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] er wel eens om vroeg. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij bereid was meer te betalen dan een andere man waar [slachtoffer] kennelijk contact mee had, in de hoop dat [slachtoffer] met hem zou afspreken, terwijl duidelijk was dat het afspreken bedoeld was om seks met elkaar te hebben. Hieruit volgt dat verdachte [slachtoffer] door het betalen van geld heeft willen bewegen tot ontuchtige handelingen. Dat [slachtoffer] op Grindr op zoek was naar seksueel contact en met dat doel met verdachte afsprak doet aan vorenstaande niet af nu voor een bewezenverklaring voldoende is dat [slachtoffer]
mededoor geldbetalingen of beloften van geld de ontuchtige handelingen heeft gepleegd en geduld, hetgeen ontegenzeggelijk uit zijn eigen verklaring blijkt. Dat [slachtoffer] (mogelijk)
ookandere beweegredenen had om met verdachte af te spreken staat dus niet aan een bewezenverklaring in de weg. Aldus acht de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1, feit 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op meer momenten in de periode 1 juni 2020 tot en met 24 december 2020 te Peize en [plaats], [slachtoffer] , geboren op 25 december 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen:
- zoenen met die [slachtoffer] , althans zijn tong in de mond van die [slachtoffer] brengen en
- betasten van de penis van die [slachtoffer] en aftrekken van die [slachtoffer] en
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en
- in zijn mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en
- in de mond van die [slachtoffer] brengen van zijn, verdachtes, penis;
2. primair.
hij op meer momenten in de periode 25 december 2020 tot en met 28 maart 2021 te Peize en [plaats], door giften en beloften van geld, te weten het betalen met en het in het vooruitzicht stellen van een geldbedrag van telkens €30,-, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en van hem, verdachte, te dulden, te weten het meermalen:
- zoenen met die [slachtoffer] , althans zijn tong in de mond van die [slachtoffer] brengen en
- betasten van de penis van die [slachtoffer] en aftrekken van die [slachtoffer] en
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en zich laten aftrekken door die [slachtoffer]
- in zijn mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en
- in de mond van die [slachtoffer] brengen van zijn, verdachtes, penis;
3.
hij op 30 maart 2021 te Groningen, een hoeveelheid gegevensdragers, te weten
- een iPhone XR (goednummer PL0100-2021079427-1372105) en
- een Norrod computer (goednummer PL0100-2021079427-1372132) en
- een Compaq computer (goednummer PL0100-2021079427-1372136)
bevattende 313 afbeeldingen, te weten foto’s en video’s van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis oraal en anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het met een penis oraal en anaal penetreren van het lichaam van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het met een voorwerp anaal penetreren van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(bestandsnamen:
- [bestandsnaam] .jpg, p. 76 en p. 362 en
- [bestandsnaam] jpg, p. 77 en p. 362 en
- [bestandsnaam] en
- [bestandsnaam] jpg, p. 362)
en
het met een hand betasten en aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het met de mond/tong betasten en aanraken van het geslachtsdeel van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsnamen:
- [bestandsnaam] .jpg, p. 77 en p. 363 en
- [bestandsnaam] .jps, p. 363 en
- [bestandsnaam] .jpg, p. 76 en p. 363)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of waarbij door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandsnamen:
- [bestandsnaam] .jpg, p. 364 en
- [bestandsnaam] .jpg, p. 364 en
- [bestandsnaam] .jpg, p. 364 en
- [bestandsnaam] jpg, p. 364 en
- [bestandsnaam] jpg, p. 76 en p. 364)
en
het ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het houden van een stijve penis bij het gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
(bestandsnamen:
- [bestandsnaam] jpg, p. 77 en p. 364 en
- [bestandsnaam] .mp4, p. 70 en p. 364)
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
2 primair. door giften of beloften van geld een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden, meermalen gepleegd
3. een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, feit 2 primair en feit 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering alsmede een locatieverbod met betrekking tot de ouderlijke woning van [slachtoffer] . De officier van justitie heeft daartoe verwezen naar de Strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie waarin voor feit 1 een gevangenisstraf van 15 tot 48 maanden als uitgangspunt wordt genomen en voor feit 2 een gevangenisstraf van 6 tot 15 maanden voor eenmalig plegen, terwijl in onderhavig geval sprake is van een langere periode. De officier van justitie is dan ook van mening dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest nu dat geen recht doet aan de ernst van de feiten en de mogelijke gevolgen voor minderjarigen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ervoor gepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan het voorarrest, temeer nu reclasseringstoezicht reeds is opgestart, er intakegesprekken hebben plaatsgevonden voor de ambulante behandeling en verdachte gemotiveerd is om die behandelingen te ondergaan. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht de proeftijd te beperken tot 1,5 a 2 jaar gelet op het beperkte recidiverisico en subsidiair om in ieder geval de voorwaarde die ziet op het geven van inzicht in de gegevensdragers in duur te beperken gelet op de grote inbreuk op de privacy van verdachte die deze voorwaarde met zich meebrengt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van 10 maanden tegen betaling seksueel contact gehad met een minderjarige jongen, [slachtoffer] , die ten tijde van de feiten 15 en 16 jaar oud was terwijl verdachte destijds 61 jaar oud was. Verdachte en [slachtoffer] hebben frequent met elkaar afgesproken waarbij er werd getongzoend en over en weer werd afgetrokken en gepijpt. Kenmerkend voor de strafbepalingen die verdachte heeft overtreden is dat zij seksueel handelen met minderjarigen strafbaar stellen, ongeacht de omstandigheid of de minderjarige zich daarin welwillend of zelf initiërend opstelt. De strafbepalingen strekken er dan ook toe minderjarigen te beschermen. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de gevolgen en draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Verdachte had dan ook – ook al was het van de zijde van [slachtoffer] vrijwillig – beter moeten weten. Gelet op het enorme leeftijdsverschil was het de verantwoordelijkheid van verdachte om van de welwillendheid en nieuwsgierigheid van [slachtoffer] geen misbruik te maken. De rechtbank neemt het verdachte dan ook zeer kwalijk dat hij de ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd, mede door het aanzienlijke leeftijdsverschil. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] en zijn seksuele ontwikkeling mogelijk verstoord. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten, daar nog jarenlang last van kunnen ondervinden. Verdachte heeft geen, in elk geval volstrekt onvoldoende rekening gehouden met de mogelijke nadelige gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . Ook het feit dat verdachte onbeschermde seks heeft gehad neemt de rechtbank hem, gelet op alle risico’s die daaraan verbonden zijn, zeer kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid kinderporno in zijn bezit gehad. Ook hiermee heeft verdachte de bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik geschonden. Door kinderpornografisch materiaal te bezitten heeft verdachte meegedaan aan het in stand houden van het misbruik en de productie van kinderpornografisch materiaal. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die slachtoffer worden van deze praktijken zodanige psychische schade kunnen oplopen dat zij jaren later daarvan de schadelijke gevolgen nog ondervinden. Voor bestrijding van kinderporno is het nodig om niet alleen de personen strafrechtelijk aan te pakken die kinderporno produceren, maar ook degenen die kinderporno verwerven.
De reclassering schrijft haar rapporten van 17 juni 2021 en 10 augustus 2021 over verdachte dat hij op jongemannen valt die beduidend jonger zijn dan hijzelf. Hoewel uit het onderzoek van het NIFP naar voren komt dat er geen sprake is van een pedofiele stoornis of een impulsbeheersingsstoornis, baart het de reclassering zorgen dat verdachte zijn seksuele impulsen ten tijde van de feiten onvoldoende kon reguleren en beheersen en dat hij met het minderjarige slachtoffer bleef afspreken. Ook baart het de reclassering ernstige zorgen dat verdachte ten tijde van de feiten niet gehinderd leek door geldende maatschappelijke- en strafbare normen die in Nederland gelden, te weten dat hij absoluut niet mag handelen naar zijn seksuele aantrekkingskracht tot minderjarige jongens. Naar het professionele oordeel van de reclassering is het recidiverisico op dit moment gemiddeld-hoog. Verdachte kan niet benoemen hoe het delictgedrag tot stand is gekomen en nu verdachte op mannen valt die aanzienlijk jonger zijn dan hijzelf, begeeft hij zich al snel in de ‘gevarenzone’ hetgeen mogelijk kan leiden tot hernieuwd delictgedrag. Daarnaast lijkt verdachte onvoldoende oog te hebben voor de gevaren/risico’s op sociale media, hetgeen vanuit reclasseringsperspectief delictgerelateerd is en aandacht behoeft om de risico’s zoveel mogelijk in te perken. Gelet op voornoemde zorgen en om recidive in de toekomst te voorkomen, acht de reclassering het van belang dat bij een forensische polikliniek samen met verdachte een delictscenario wordt opgesteld waarbij wordt gekeken naar welke factoren hebben geleid tot het delict gedrag en hoe verdachte in de toekomst kan voorkomen dat hij weer in een dergelijke situatie terecht komt. Daar is in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis reeds een aanvang mee gemaakt. De intakefase bij de AFPN is afgerond en er wordt op dit moment bekeken welke behandeling passend is voor verdachte. De reclassering acht het positief dat verdachte zelf ook op zoek is naar antwoorden over de totstandkoming van het delictgedrag en zich intrinsiek gemotiveerd toont om de ambulante behandeling te doorlopen. De verwachting is dat verdachte gaandeweg zijn behandeling meer duidelijkheid zal krijgen omtrent zijn seksualiteit en risicofactoren. Indien hij de reeds ingezette behandeling bij de AFPN positief doorloopt, zullen de risico’s volgens de reclassering worden ingeperkt. De reclassering adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die reeds aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden zijn.
Gelet op de aard en ernst van de feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en gerechtvaardigd. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het echter niet opportuun om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan het voorarrest, te weten 3 maanden. Naar het oordeel van de rechtbank komen de aard en de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf, zoals hierna nader zal worden toegelicht. Daarnaast is in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis hulpverlening opgestart en acht de rechtbank het onwenselijk om die hulpverlening te doorkruisen met een (hernieuwde) gevangenisstraf. Een voortzetting van die hulpverlening acht de rechtbank gelet op de inhoud van voornoemde reclasseringsrapporten zeer wenselijk en tevens noodzakelijk om het recidiverisico terug te dringen. De rechtbank zal dan ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en – in het belang van slachtoffer en zijn familie – het door de officier van justitie gevorderde locatieverbod. Gelet op de ernst van de feiten en vanuit het oogpunt van vergelding en normbevestiging acht de rechtbank het aangewezen om tevens een onvoorwaardelijke taakstraf van aanzienlijke duur op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering aangevuld met het locatieverbod, passend en geboden. Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank, gelet op de aard en ernst van de feiten, geen aanleiding om de proeftijd in te korten, noch om de bijzondere voorwaarde die ziet op het controleren van de gegevensdragers van verdachte in duur te beperken.

Benadeelde partij

Feiten 1 en 2
[naam 2] heeft zich voor zijn zoon [slachtoffer] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 261,40 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat ten aanzien van de gevorderde materiële schade de kosten voor de derde vaccinatie dienen te worden afgewezen nu uit de bijlage bij de vordering blijkt dat twee vaccinacties voldoende zijn. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw primair bepleit dat dat deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu nergens uit blijkt dat verzoeker geestelijk letsel heeft opgelopen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat het gevorderde bedrag onredelijk voorkomt nu alles op vrijwillige basis plaatsvond en heeft zij verzocht het bedrag te beperken tot € 750,- en de door verzoeker reeds ontvangen € 500,- daarop in mindering te brengen.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het gestelde dat naar aanleiding van de bewezenverklaarde feiten drie vaccinaties nodig waren. De vordering tot vergoeding van materiële schade zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 maart 2021.
Immateriële schade
Van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ is in beginsel sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Het feit dat in het onderhavige geval niet van geestelijk letsel is gebleken, brengt echter niet zonder meer met zich mee dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, zoals bepleit door de raadsvrouw. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier de situatie voor waarin de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. [2] De rechtbank heeft daarbij gelet op de aard van het delict, te weten seksuele handelingen met een minderjarige, het grote leeftijdsverschil en daarmee de ongelijkwaardigheid tussen verdachte en benadeelde, de duur en frequentie van de ontucht, de stimulans die uitgaat van de betaling en tegelijkertijd de minderjarige corrumpeert en het feit dat geen bescherming is gebruikt. Dat de benadeelde vanuit zijn eigen zoektocht naar seksualiteit heeft ingestemd met dit handelen maakt dit niet anders nu – zoals reeds overwogen – het gelet op het enorme leeftijdsverschil juist op de weg van verdachte had gelegen van de welwillendheid althans nieuwsgierigheid van benadeelde geen misbruik te maken. Door dit na te laten heeft verdachte het vertrouwen van benadeelde in ernstige mate beschaamd. Aldus is de rechtbank van oordeel dat benadeelde in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank heeft ter begroting van de schade gekeken naar vergelijkbare uitspraken . In de gevonden rechtspraak is, anders dan in het onderhavige geval, steeds sprake van geestelijk letsel dat zich reeds heeft geopenbaard. Ook in de zaak waar in de vordering tot schadevergoeding naar wordt verwezen ter onderbouwing van de gevorderde € 5.000,-, was sprake van aanwijsbare psychische schade. Bij de benadeelde partij kan (de omvang van) het geestelijk letsel vooralsnog niet worden vastgesteld. De rechtbank ziet daarin aanleiding het gevorderde bedrag te matigen. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat in het onderhavige geval gelet op de context van de zaak en de algehele gang van zaken de inbreuk op het te beschermen rechtsgoed beperkter is dan in veel andere zedenzaken waar minderjarigen bij betrokken zijn. De rechtbank begroot het tot op heden geleden bedrag aan immateriële schade naar billijkheid op € 1.500,-. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om het reeds door benadeelde in het kader van het strafbare feit ontvangen geldbedrag hierop in mindering te brengen. De benadeelde partij zal voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genoemde gegevensdragers worden onttrokken aan het verkeer nu feit 3 daarmee is begaan en heeft zich verzet tegen een verschoonde teruggave van deze gegevensdragers. De overige gegevens kunnen worden teruggegeven aan de beslagene. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen auto verbeurd wordt verklaard nu feiten 1 en 2 daarmee zijn begaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van de telefoon van verdachte nu niet beoordeeld kan worden of en hoeveel afbeeldingen er op de telefoon zijn aangetroffen, alsmede omdat er veel privégegevens van verdachte in de telefoon zijn opgeslagen. Eventueel kan de telefoon na verwijdering van de kinderpornografische afbeeldingen worden teruggegeven. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om teruggave van de auto van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de onder 1, 2 en 3 genoemde gegevensdragers, waaronder de telefoon van verdachte, onttrekken aan het verkeer. In de eerste plaats blijkt uit het dossier en is tevens bewezenverklaard dat er ook op de telefoon van verdachte kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen zodat de telefoon voor onttrekking vatbaar is. Het verzoek om verschoonde teruggave wordt afgewezen nu de strafbare en niet-strafbare bestanden onvoldoende te filteren zijn, niet uit te sluiten is dat strafbaar materiaal in ogenschijnlijk andere bestanden verstopt kan zitten en het opschonen van de telefoon een onaanvaardbare werkbelasting voor de beperkte opsporingscapaciteit betekent. [3] De rechtbank zal de overige op de beslaglijst genoemde gegevensdragers doen teruggeven aan de beslagene. Voorts acht de rechtbank het, anders de officier van justitie, niet aangewezen om de auto van verdachte verbeurd te verklaren en zal deze dan ook doen teruggeven aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 240b, 245 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 4 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde continueert zijn huidige reclasseringstoezicht bij Reclassering Nederland te Groningen op het adres Leonard Springerlaan 21. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. veroordeelde continueert zijn huidige ambulante behandeling bij de AFPN te Groningen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer] ( [geboortedatum] -2004), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
4. veroordeelde houdt zich niet op in en om het gebied rond het perceel [straatnaam] , [plaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt veroordeelde dat andere volwassenen hierbij aanwezig zijn.
6. veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van 1) het seksueel getint communiceren met minderjarigen, 2) gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en 3) gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd. Veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur. Veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek, ook als de reclassering de politie hierin meeneemt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het onherroepelijk worden van dit vonnis.

Benadeelde partij

Ten aanzien van feiten 1 en 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 2](als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] ) toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.761,40(zegge: duizendzevenhonderdéénenzestig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2021.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [naam 2] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] (als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] ), te betalen een bedrag van
€ 1.761,40(zegge: duizendzevenhonderdéénenzestig euro en veertig eurocent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2021. Dit bedrag bestaat uit € 261,40 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 27 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] (als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] ) daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslag
Onttrekt aan het verkeer:
- Telefoontoestel (nr. 1 op de beslaglijst)
- Computer (nr. 2 op de beslaglijst)
- Computer (nr. 3 op de beslaglijst)
Beveelt de teruggave aan beslagene van de volgende goederen:
- Computer tablet (nr. 4 op de beslaglijst)
- Computer tablet (nr. 5 op de beslaglijst)
- Adapter (nr. 6 op de beslaglijst)
- USB-stick (nr. 7 op de beslaglijst)
- Harddisk (nr. 8 op de beslaglijst)
- Harddisk (nr. 9 op de beslaglijst)
- Harddisk (nr. 10 op de beslaglijst)
- Telefoontoestel (nr. 11 op de beslaglijst)
- Personenauto, Volvo V60, Blauw, kenteken 91XBV7 (goednummer PL0100-2021079427-1371617)
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P. Hoekstra, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. J. Edgar, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 augustus 2021.
Mr. Hoekstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

2.HR 15 maart 2019,