ECLI:NL:HR:2018:1013

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
17/01254
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over seksuele verleiding en de betekenis van 'bewegen' in art. 248a Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk bewegen van een minderjarige tot ontuchtige handelingen, waarbij de minderjarige via de datingsite Grindr contact had gezocht. De Hoge Raad moest beoordelen of er sprake was van 'bewegen' in de zin van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat 'bewegen' enkel kan worden aangenomen bij het breken van psychische weerstand onjuist is. Het causaal verband dat in de wet is vastgelegd, is ook aanwezig wanneer het slachtoffer onder invloed van giften of beloften, misbruik van feitelijke verhoudingen of misleiding tot ontuchtige handelingen overgaat. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de verdachte de aangever opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen. Het beroep in cassatie werd verworpen, omdat de rechtsopvatting van het Hof niet onjuist was en het oordeel niet onbegrijpelijk.

Uitspraak

26 juni 2018
Strafkamer
nr. S 17/01254
KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 maart 2017, nummer 22/004448-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring onder 2, in het bijzonder over het onderdeel dat de verdachte de aangever opzettelijk heeft 'bewogen' tot het plegen en dulden van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 14 maart 2016 te Gouda door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, van wie verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen van verdachte, te weten:
– [slachtoffer] heeft opgedragen hem, verdachte te pijpen en hij, verdachte zich heeft laten pijpen door [slachtoffer] en
– hij, verdachte (meermalen) het lichaam van [slachtoffer] heeft betast,
bestaande die giften uit het geven van een geldbedrag (te weten het geven van twintig euro) en bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
– een groot leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en [slachtoffer]
immers heeft hij, verdachte, via het internet en een mobiele telefoon (te weten via Grindr en Whatsapp) gesprekken gevoerd met [slachtoffer] en (hierbij) het vertrouwen van [slachtoffer] gewonnen en met [slachtoffer] in persoon afgesproken en daarbij:
– gevraagd naar de leeftijd van [slachtoffer] , waarop [slachtoffer] heeft geantwoord 13 jaar te zijn en
– [slachtoffer] meermalen heeft verzocht met hem, verdachte, af te spreken en [slachtoffer] heeft opgedragen hem, verdachte te pijpen."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2016 van de politie Eenheid Den Haag (...).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in (...) als de op 15 maart 2016 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ik doe aangifte van ontucht met mijn minderjarige zoon genaamd [slachtoffer] . Hij is 13 jaar oud.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 maart 2016 van de politie Eenheid Den Haag (...).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in (...) als de op 22 maart 2016 afgelegde verklaring van [slachtoffer] :
V: Hoe oud ben jij?
A: Ik ben 13 jaar oud, geboren op [geboortedatum] 2002.
V: Wie heb jij op die Grindr site ook in het echt ontmoet?
A: [verdachte]
V: Wat kan je nog meer over [verdachte] vertellen?
A: Ik weet dat hij in Gouda woont vlakbij een basisschool. Ik weet dat hij op nummer 44 woont. (...) Het was de [a-straat] .
V: Wanneer heb jij voor het eerst contact met [verdachte] gehad?
A: Iets langer dan een half jaar geleden.
V: Op welke manier hadden jullie contact?
A: Via WhatsApp.
(...) Hij vroeg aan mij of hij een keer kon afspreken.
V: Wanneer en waar heb jij voor de eerste keer met [verdachte] afgesproken?
A: Dat was meer dan een half jaar geleden bij een blauwe papiercontainer vlakbij een school in Gouda. Die school is naast het huis van die [verdachte] .
V: Wat is er tussen jullie gebeurd bij die eerste ontmoeting?
A: Hij raakte mij aan bij mijn schouder en heup.
V: Waarmee?
A: Met zijn hand.
V: Wat wist [verdachte] op dat moment van je leeftijd?
A: Dat ik 13 jaar oud was.
V: Hoe wist hij dit?
A: Omdat ik dat al eerder tegen hem had gezegd.
V: Wanneer en waar was de 2e ontmoeting met [verdachte] ?
A: Gewoon via de app op dezelfde plek.
V: Hoeveel tijd was er tussen de 1e en 2e afspraak?
A: Een week of zo of twee weken.
V: Wat gebeurt er tijdens de 2e afspraak met [verdachte] ?
A: Toen gingen wij naar zijn huis en bood [verdachte] mij wat te drinken aan in zijn huis.
V: Kan jij beschrijven hoe die woning er van buiten uitziet?
A: Aan de rechterkant van die woning was een garage, donkergroen van kleur.
V: Wat voor woning is het?
A: Een rijtjeshuis.
V: Hoe kom je het huis van [verdachte] binnen?
A: Via die garage.
V: Als je de garage uitgaat waar kom je dan in de woning?
A: In de keuken.
V: Wat kan je over de woonkamer vertellen?
A: Dat zag er een beetje modern uit. Een hoekbank en een tafel.
V: Wat gebeurt er in de woonkamer?
A: [verdachte] bood mij wat te drinken aan. Ik dronk Sinas.
V: Wat gaan jullie dan doen?
A: Toen liet hij zijn kamer zien.
V: Wat voor kamer?
A: Zijn slaapkamer die was boven.
V: Wat viel je op in die slaapkamer?
A: Een bed en een kast.
V: [slachtoffer] , kan jij die slaapkamer van [verdachte] tekenen?
A: Zal ik dat van bovenaf gezien tekenen?
O: [slachtoffer] maakt een schets van de slaapkamer van [verdachte] die bij dit getuigenverhoor zal worden gevoegd. Op de tekening schrijft hij waar de voorwerpen staan.
V: Wat voor gordijnen waren er in die slaapkamer?
A: Grijs/beige, lichtdoorschijnend.
V: Wat kan je over het bed vertellen?
A: Het was of een beige of een paars dekbed. Het was een tweepersoons bed.
V: Wat gebeurt er dan?
A: Toen begon hij mij te strelen met zijn hand over mijn heupen en zijkanten.
V: Hoe ging het toen verder?
A: Toen deed [verdachte] zijn broek uit. Tenminste niet helemaal uit maar tot op zijn hielen.
V: En toen?
A: Toen moest ik hem eh.. pijpen.
V: Hoe wist jij dat je hem moest pijpen?
A: Hij zei dat ik hem moest pijpen.
V: Wat zei hij dan?
A: "Pijp me" en ik zei toen eerst nee.
V: Hoe was zijn piemel?
A: Hoe bedoel je, hij was zacht geen erectie.
V: Hoe kan je hem pijpen als [verdachte] zijn onderbroek nog aan heeft?
A: Die had hij later uitgedaan.
V: Wat gebeurt er met de piemel van [verdachte] als jij hem pijpt?
A: Die wordt dan hard.
V: Hoe stopt het pijpen?
A: Het was gewoon gestopt.
V: Hoe gaat dat dan?
A: Dat weet ik eigenlijk niet meer, het was gewoon gestopt.
V: Wat kan jij over de piemel van [verdachte] vertellen?
A: Een piemel is een piemel toch.
V: Hoe was het met het schaamhaar bij [verdachte] ?
A: Het was geschoren maar niet dat het kaal was.
V: Zijn er nog andere, dingen aan de piemel van [verdachte] je opgevallen?
A: Daar heb ik niet op gelet.
V: Hoe was jouw positie tijdens het pijpen?
A: Ik zit op het bed, aan het einde van het bed.
V: Wat ga je doen als het pijpen gestopt is?
A: Toen trok ik mijn shirt zelf weer aan en [verdachte] trok toen zijn broek aan.
V: Hoe was het toen met jou kleding?
A: [verdachte] heeft toen mijn shirt uitgedaan, voor de rest had ik mijn kleding aan.
(...) A: Toen liepen wij samen naar beneden.
V: Wat gebeurde er in de woonkamer?
A: Toen wilde ik naar huis gaan maar toen gaf [verdachte] mij twintig euro.
A: Daarna ging ik naar huis.
V: Hoe heb je daarna contact met [verdachte] gehouden?
A: Via de app.
V: Wanneer spraken jullie weer af?
A: Een paar dagen later.
V: Hoe ging het de 3e keer toen je [verdachte] ontmoette?
A: Ik ging naar de woning van [verdachte] toe.
V: Hoe ging het verder?
A: Wij kwamen weer in zijn slaapkamer terecht.
V: Wat gebeurde er die 3e keer in de slaapkamer van [verdachte] ?
A: Toen begon [verdachte] mij weer te strelen over mijn lichaam.
V: En verder?
A: Toen kleedde hij mij uit en kleedde hij zichzelf ook uit.
V: Wanneer was die 3e afspraak met [verdachte] ?
A: Dat was (...) meer dan een half jaar geleden.
V: Wanneer heb jij voor het laatst contact gehad met [verdachte] ?
A: Dat was een paar weken geleden of een maand of zo.
V: Hoe kwam dat contact ineens?
A: Hij appte mij.
V: De politie weet dat jij verleden week weer contact met [verdachte] heb gehad waarin hij vroeg of je langs kon komen. Hoe zit dat?
A: Ik heb toen geantwoord dat ik niet kon komen omdat ik veel huiswerk had.
V: [verdachte] zegt: "Dan geef ik je 50". Wat bedoelt hij daarmee?
A: Dat hij mij 50 euro wil geven om seks met mij te hebben. Dat wilde ik niet. Daarom zei ik tegen hem dat ik niet kon omdat ik veel huiswerk had. [verdachte] zei later dat hij mij kon helpen met mijn huiswerk.
V: Waar ben jij nog meer in de woning van [verdachte] geweest?
A: Naar de wc, die was in de badkamer op de bovenverdieping van die woning.
V: Wat voor kleur was die badkamer?
A: De wc, het toilet en de wasbak waren wit van kleur. Er lagen kleedjes op de grond zodat je niet zou uitglijden.
V: Hoe zag de douche eruit?
A: Die was afgescheiden met een glaswand.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2016 van de politie Eenheid Den Haag (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in (...) als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar [verbalisant 1] :
Ik heb twee WhatsAppgesprekken tussen telefoonnummer + [06-001] (getuige [slachtoffer] ) en telefoonnummer + [06-002] ( [verdachte] ) bekeken. Ik heb die gesprekken uitgedraaid en als bijlagen bij dit proces-verbaal gevoegd.
Bijlage 1
+ [06-002] 6-3-2016
Kom ff snel zuigen geef je 20
Haastrecht [slachtoffer] 6-3-2016
Ik ga over 5min weg dan ga ik naar hyis.
Haastrecht [slachtoffer] 6-3-2016
Maar ik kan miss vanmiddag x
Bijlage 2
[verdachte] G 6-3-2016
Net zei je nog vanmiddag meschien
. 6-3-2016
Ja maar t regent en ik ga niet fietsen in de regen x
[verdachte] G 6-3-2016
Whahahaha is nu droog ik geef je 50
. 6-3-2016
Nee srry kom een andere x bae x
[verdachte] G 6-3-2016
Ja when?
[verdachte] G 13-3-2016
Kan je dinsdag?
. 13-3-2016
Ja denk t zal ff kijken hoe t zit met minn hw
[verdachte] G 13-3-2016
Help je wel ff met je hw
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2016 van de politie Eenheid Den Haag (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in (...) als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op de telefoon van het slachtoffer was te zien dat hij nog contact had met de verdachte. De verdachte heeft als naam aan het slachtoffer opgegeven: [verdachte] . De verdachte communiceert middels het volgende telefoonnummer met het slachtoffer: + [06-002] . Van de telefoon van het slachtoffer met daarop de communicatie en de profielfoto van Whatsapp zijn door verbalisant [verbalisant 2] foto's gemaakt.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , was in gesprek met [slachtoffer] (slachtoffer). Ik vroeg aan het slachtoffer of hij middels Googlemaps kon laten zien waar het precies was. Ik zag dat het slachtoffer liet zien hoe hij vanaf zijn huis in Haastrecht moest fietsen. Ik zag dat hij uiteindelijk aangaf dat het ging om een woning naast een basisschool aan de [a-straat] te Gouda.
Ik verbalisant [verbalisant 2] heb middels mijn smartphone Google Streetview geopend en gevraagd of het slachtoffer kan laten zien welke woning het betreft. Ik zag dat hij vanaf de basisschool verder doorklikte op de smartphone en daardoor steeds een ander gedeelte van de straat kreeg te zien. Ik zag en hoorde het slachtoffer daarna zeggen:
"Dit is het huis waar hij woont en waar ik naar binnen ga. Wij gaan normaal altijd naar binnen via het groene houten gedeelte van het huis wat aan de zijkant is. Die zie je hier ook goed op."
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2016 van de politie Eenheid Den Haag (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in (...)
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar [verbalisant 4] :
Op 5 september 2016 werd op verzoek van de officier van justitie nader onderzoek ingesteld naar de mobiele gegevens op de in beslag genomen telefoon van de verdachte [verdachte] .
Op de telefoon werd een foto aangetroffen die vermoedelijk van het slachtoffer [slachtoffer] was. Aangezien ons niet bekend is hoe het slachtoffer er uit ziet, is er een print gemaakt van deze foto en is via een e-mailbericht contact gezocht met verbalisant [verbalisant 5] . Verbalisant Tetteroo bevestigde dat dit het slachtoffer [slachtoffer] is.
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2016 van de politie Eenheid Den Haag (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in (...)
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 1] :
Op 6 april 2016 hebben wij de verdachte [verdachte] aangehouden in zijn woning. Met toestemming van de verdachte zijn er foto's gemaakt van de woning. Wij zagen dat de woning er uit zag zoals deze is beschreven door [slachtoffer] . Wij zagen dat de keuken, de woonkamer en de slaapkamers daar waren gelegen en waren ingericht zoals [slachtoffer] had omschreven in zijn verklaring. Tevens zagen wij aan de rechterzijde van de woning een groene schuur/aanbouw. Aan de straatzijde had deze schuur een deur. Na het betreden van deze schuur/aanbouw kon je via een trap in de woning van de verdachte komen. Dit was ook zo beschreven door [slachtoffer] . Aan de buitenzijde is niet te zien dat de woning op deze wijze kan worden betreden.
7. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2017, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Hij vertelde me glimlachend dat hij 16 jaar oud was.
U vraagt mij of ik geloofde dat hij 16 jaar oud was. Ik zei dat hij er jong uitzag. Ik heb [slachtoffer] leren kennen via Grindr. De ontmoeting met [slachtoffer] bij mij thuis was rond juni 2015."
2.3.
De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden op art. 248a Sr. De daarin voorkomende term heeft 'bewogen' moet dus geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als in art. 248a Sr toekomt aan het begrip 'bewegen'.
2.4.
Art. 248a Sr luidt:
"Hij die door giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk beweegt ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie."
2.5.
Voor zover het middel betoogt dat van 'bewegen' in de zin van art. 248a Sr slechts sprake kan zijn wanneer blijkt van het breken van psychische weerstand, faalt het middel omdat die opvatting onjuist is. Van het in deze bepaling door het bestanddeel 'beweegt' tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
2.6.
Het oordeel van het Hof dat de verdachte de aangever door giften of beloften of met misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen getuigt ook overigens niet van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is.
2.7.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in het bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 juni 2018.