ECLI:NL:RBNNE:2021:3321

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
9057965 / CV EXPL 21-1201
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een pup met aangeboren leverkwaal

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 3 augustus 2021, gaat het om een geschil tussen de verkoper van een pup en de kopers, die medische kosten hebben gemaakt vanwege een aangeboren leverkwaal bij de pup. De kopers, [geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2], hebben de pup gekocht van [opposant] en hebben na de aankoop geconstateerd dat de pup niet gezond was. De pup vertoonde symptomen die leidden tot een diagnose van een erfelijke aandoening, een porto-systemische shunt, waarvoor aanzienlijke medische kosten zijn gemaakt. De kopers hebben de verkoper aangesproken op non-conformiteit, omdat de pup niet voldeed aan de verwachtingen die bij de koopovereenkomst hoorden. De rechtbank oordeelt dat de verkoper tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat de pup niet gezond was bij levering. De rechtbank wijst de vordering van de kopers tot schadevergoeding voor de gemaakte medische kosten toe, evenals de wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank concludeert dat de verkoper aansprakelijk is voor de kosten die de kopers hebben gemaakt in verband met de medische behandeling van de pup, en dat het verzet van de verkoper tegen het eerdere verstekvonnis niet tijdig was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 9057965 / CV EXPL 21-1201
vonnis van de kantonrechter van 3 augustus 2021
in de verzetsprocedure van
[opposant],
wonende te [woonplaats] ,
opposant in verzet, oorspronkelijk: gedaagde,
hierna te noemen: [opposant] ,
gemachtigde: mr. J. Holmer, advocaat te Leek,
tegen

1.[geopposeerde sub 1] ,

2.
[geopposeerde sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
geopposeerden in verzet, oorspronkelijk: eiseressen,
hierna te noemen: [geopposeerde sub 1] , [geopposeerde sub 2] en samen [geopposeerden] ,
gemachtigde: mr. J.P.A. Lewicz, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand.
PROCESGANG
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- de verzetdagvaarding d.d. 5 februari 2021;
- de conclusie van antwoord in het verzet tevens akte houdende wijziging van eis;
- de conclusie van repliek in het verzet.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1.
[geopposeerde sub 2] en [geopposeerde sub 1] zijn familie van elkaar.
1.2.
[geopposeerde sub 1] heeft op Marktplaats.nl een advertentie gevonden waarin een pup (teckel) te koop werd aangeboden. Via de chatfunctie van de site heeft [geopposeerde sub 1] laten weten dat zij de pup ( [naam pup] ) wilde kopen.
1.3.
Op 27 september 2019 heeft [geopposeerde sub 1] samen met [geopposeerde sub 2] de pup bij de woning van [opposant] opgehaald. [geopposeerde sub 1] heeft de koopprijs van € 650,00 toen contant voldaan.
1.4.
Omdat de pup volgens [geopposeerde sub 1] versuft was en niet zindelijk te krijgen was, is zij met de pup naar de dierenarts gegaan. Op 17 oktober 2019 heeft dierenartsenpraktijk [naam] ("
dierenarts 1") de pup onderzocht. De dierenarts heeft toen geen afwijkingen kunnen vinden. In verband met dit onderzoek heeft de dierenartsenpraktijk bij factuur van 18 oktober 2019 een bedrag van € 70,02 aan [geopposeerde sub 1] in rekening gebracht.
1.5.
[geopposeerde sub 1] en [opposant] hebben hierna via WhatsApp contact gehad over de klachten van de pup.
1.6.
In opdracht van [geopposeerde sub 1] heeft dierenkliniek [naam] ("
dierenarts 2") begin januari 2020 een bloedonderzoek bij de pup gedaan. In verband hiermee heeft deze dierenkliniek bij factuur van 9 januari 2020 een bedrag van € 119,40 aan [geopposeerde sub 1] in rekening gebracht.
1.7.
Op 13 januari 2020 ontving [geopposeerde sub 1] de uitslag van het bloedonderzoek. Vervolgens heeft [geopposeerde sub 1] op 14 januari 2020 per WhatsApp bericht aan [opposant] laten weten:
"Hoi, ik heb gisteren de uitslag gekregen van het bloedonderzoek van [naam pup] . De galwaarden van een normale hond zijn 50, die van haar 550. Dit is dus onwijs hoog. Ze krijgt nu een echo, ct scan en we hopen dat we het kunnen opereren. Ik ben nogmaals door de specialist erop gewezen dat dit dus erfelijk is dus dat het afgeraden wordt om nog met de ouders van [naam pup] te fokken. (…)"
[opposant] heeft hierop dezelfde dag nog gereageerd met het volgende bericht:
"Ouders voorouders overgroot ouders en broertje zijn dat niet. Ze zijn super gezond en hebben nergens last van. Ik heb er een andere mening over. En nu jouw hondje."
1.8.
[geopposeerde sub 1] en [opposant] hebben hierna telefonisch contact gehad, waarbij [opposant] heeft voorgesteld om de pup terug te brengen, met terugbetaling van de helft van het aankoopbedrag. [geopposeerde sub 1] heeft dit aanbod niet geaccepteerd.
1.9.
In opdracht van [geopposeerde sub 1] heeft [naam] ("
dierenarts 3") de pup op 21 januari 2020 onderzocht. Toen is onder meer een echo gemaakt. In verband met dit onderzoek heeft het dierenziekenhuis [geopposeerde sub 1] bij factuur van 21 januari 2020 een bedrag van € 197,85 in rekening gebracht. Op 28 januari 2020 heeft het dierenziekenhuis een vervolgonderzoek gedaan, waarbij onder meer een CT scan heeft plaatsgevonden. In verband hiermee heeft het dierenziekenhuis [geopposeerde sub 1] bij factuur van 28 januari 2020 een bedrag van € 716,80 in rekening gebracht.
1.10.
Het dierenziekenhuis heeft [geopposeerde sub 1] bij brief van 28 januari 2020 geïnformeerd over de medische toestand van de pup, waarbij het dierenziekenhuis onder meer schrijft:
"algemeen - anamnese: Patient kwam vandaag voor een preoperatieve CT scan ter voorbereiding van toekomstige chirurgie. De CT scan bevestigt een "single extra-hepatic porto-systemic shunt van het speno-phrenic type.
diagnose: Single extra-hepatische porto-systemische shunt.
advies/therapie: Het advies werd gegeven om de shunt chirurgisch te behandelen. (…)"
1.11.
[geopposeerde sub 1] heeft
[ex-vriendin eiser] verkoopster teckel pup [naam pup]bij brief van
2 maart 2020 verzocht om het aankoopbedrag van € 650,00 aan haar terug te betalen, waarmee dan de kous af en zij zelf de medische kosten zal dragen en bij gebreke waarvan [geopposeerde sub 1] de medische kosten alsnog zal verhalen.
1.12.
Op 3 maart 2020 heeft het dierenziekenhuis de pup geopereerd. In verband hiermee heeft het dierenziekenhuis bij factuur van 4 maart 2020 een bedrag van € 2.801,80 aan [geopposeerde sub 1] in rekening gebracht.
1.13.
De gemachtigde van [geopposeerden] heeft [ex-vriendin eiser] bij brief van 22 mei 2020 aansprakelijk gesteld voor tekortschieten in de nakoming van de koopovereenkomst, in die zin dat er bij de pup sprake is van een erfelijke aandoening, levershunt, waarmee er geen gezonde pup is geleverd. In deze brief wordt [ex-vriendin eiser] gesommeerd om de gemaakte onderzoeks- en operatiekosten aan [geopposeerden] te voldoen, zijnde en bedrag van € 3.835,35 (€ 1.034,05 aan onderzoekskosten en € 2.801,80 aan operatiekosten).
1.14.
[opposant] (de procespartij in deze zaak) heeft de gemachtigde van [geopposeerden] bij e-mail van 25 mei 2020 een mail aan het dierenziekenhuis van 24 mei 2020 doorgestuurd, waarin zij heeft geschreven:
"hallo mijn naam is [opposant] , mijn ex vriendin heet [ex-vriendin eiser] , 2 jaar geleden kwam ze bij ons veel over de vloer samen met haar teckel. ik heb zelf een reutje en na lang aan zien hebben wij besloten om er een nestje mee te hebben. ik heb zelf nog 4 teckels waarmee ik soms een of twee nestjes mee heb per jaar. uit het nestje van [ex-vriendin eiser] kwamen 2 pups reu en teeftje het teefje was erg speels en blij, samen met haar broer, en moeder. ze was geen held, maar afwachtend. gezond was ze zeker. ook bij de dierenarts was alles goed. na 8 weken heeft [ex-vriendin eiser] ze op markplaats gezet en we hebben ze samen verkocht. eerst ging het teefje weg naar mensen uit brabant. zij kwam de pup halen 2 uur later, na afspraak. ze had het erg druk en heeft de pup gepakt en betaald, ze was nog geen 5 min binnen. wat ik niet zo goed vond, ik vindt het belangrijk dat er een klik is met de pup. ik kreeg nog een filmpje de pup heel alleen op een groot erf met katten een paarden. niet verantwoord. heel lang daarna stuurde zij een app dat de pup kleine plasjes deed, maar ze wou haar niet kwijt. ja moeilijk. mijn vermoede was dat de pup is erg bang daar, ook omdat zij nog 2 grootte honden hadden, de vader van de pup is ook bang voor grootte honden. als het niet gaat moet ze haar maar terug brengen, en krijgt ze haar geld weer, maar dat wel ze niet, na lange tijd belde ze op. ze was al naar meerde dierenartsen geweest die niets konden vinden. na de derde dierenarts, die had gezegd dat de pup een erfelijk ziekte had, dat de ouder ook ziek zijn, ik zij toen dat de ouders niet ziek zijn super gezond, maar ik heb hun aangeboden om de ouders te laten onderzoeken op die ziekte op hun kosten, of de pup terug, maar ze wouden dat niet doen. (…)"
Verder heeft [opposant] de gemachtigde van [geopposeerden] bij e-mail van 28 mei 2020 geschreven:
"HALLO in ons laast bericht heb ik samen met [ex-vriendin eiser] besloten om de hond als nog terug te nemen voor wat zij ONS hebben betaald 650 euro, wat wij ook voor de operatie hebben besloten om de pup terug te brengen. De mensen die de pup hebben gekocht. Hebben zelf voor een operatie gekozen en uitgevoerd en moeten het ook zelf betalen. En als ze dat niet willen doen. IK WIL HET HIERBIJ LATEN! EN REAGEER NIET OP U BRIEVEN."
1.15.
Bij brief van de gemachtigde van [geopposeerden] van 9 juni 2020, gericht aan [ex-vriendin eiser] en [opposant] , is opnieuw gesommeerd om de gemaakte medische kosten te voldoen.
1.16.
[opposant] is niet tot de gevraagde betaling overgegaan.
1.17.
[naam] , verbonden aan het dierenziekenhuis, heeft [geopposeerde sub 2] bij e-mail van 21 april 2021 geschreven:
"(…) Desalniettemin, als u mij vandaag zou vragen of het verstandig is met [naam pup] te fokken, zou mijn antwoord zijn dat ik dit niet verstandig vind. Ik baseer dit advies op het feit dat [naam pup] een aangeboren afwijkingen heeft (een congenitale portosystemische shunt) waarvan inmiddels bij meerdere rassen is aangetoond dat dit erfelijk is.(…)"

2.De vordering

2.1.
[geopposeerden] hebben in de inleidende dagvaarding, samengevat weergegeven, gevorderd om [opposant] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.835,35 aan hoofdsom, wettelijke rente over de hoofdsom, alsmede een vergoeding ter zake buitengerechtelijke kosten van € 508,59, een en ander met veroordeling van [opposant] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente bij niet-tijdige voldoening en in de nakosten.
2.2.
De vorderingen zijn bij verstekvonnis van 24 november 2020 toegewezen, met uitzondering van de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.

3.Het standpunt van [geopposeerden]

3.1.
leggen aan hun vordering in essentie het volgende ten grondslag.
3.2.
Primair beroepen [geopposeerden] zich op non-conformiteit van de geleverde pup. Er moest op grond van de koopovereenkomst, die - meer specifiek - als een consumentenkoop moet worden beschouwd, door [opposant] een gezonde pup worden geleverd. Op basis van de uitgevoerde medische onderzoeken is de conclusie dat de pup niet gezond was ten tijde van de levering, nu de pup een erfelijke aangeboren aandoening heeft. Daarmee is sprake van toerekenbaar tekortschieten van [opposant] in de nakoming van de koopovereenkomst. [opposant] was meteen in verzuim, nu het blijvend onmogelijk was om een gezonde pup te leveren. Het verzuim van [opposant] kan ook op artikel 6:83 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden gebaseerd, nu [opposant] de erfelijke aandoening ontkende waarmee vast stond dat zij tekort zou komen in nakoming van de overeenkomst. Op grond van genoemd tekortkomen moet [opposant] de hierdoor ontstane schade aan [geopposeerden] vergoeden. Deze schade bestaat uit de gemaakte medische kosten ten bedrag van in totaal € 3.835,35, waarover wettelijke rente verschuldigd is.
3.3.
Subsidiair, eveneens met een beroep op non-conformiteit zoals hiervoor weergegeven, stellen [geopposeerden] dat [opposant] ook zonder verzuim naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op grond van artikel 7:21 jo. 6:248 BW verplicht was tot "herstel" van de pup. Een redelijke uitleg van artikel 7:21 BW brengt mee dat [opposant] in dit geval de medische kosten dient te dragen die zij zelf ook zou hebben gemaakt ten behoeve van de behandeling van de pup.
3.4.
Uiterst subsidiair stellen [geopposeerden] dat sprake is van dwaling. [opposant] heeft bij de verkoop van de pup geen mededelingen gedaan over de erfelijke aandoening van de pup. Indien [geopposeerden] hiervan destijds hadden geweten, hadden zij de pup niet, of niet voor hetzelfde bedrag, gekocht. Ook als [opposant] niet van de erfelijke aandoening wist, komt [geopposeerden] een beroep op dwaling toe. In verband met de dwaling vorderen [geopposeerden] dat de kantonrechter het door hen geleden financiële nadeel opheft, door toekenning van een vergoeding voor de hiervoor genoemde medische kosten ten laste van [opposant] .
3.5.
Ten slotte vorderen [geopposeerden] vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 508,59.
3.6.
Volgens [geopposeerden] is het verzet van [opposant] niet tijdig gedaan.

4.Het standpunt van [opposant]

4.1.
voert tot haar verweer in essentie het volgende aan.
4.2.
Uit niets blijkt dat [geopposeerde sub 2] betrokken is geweest bij de koop van de pup. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat [geopposeerde sub 1] telkens als koper optrad. Ook de facturen van de dierenartsen zijn steeds aan [geopposeerde sub 1] gericht. Derhalve heeft [geopposeerde sub 2] geen vordering op [opposant] .
4.3.
[opposant] betwist dat zij partij was bij de koop van de pup. De pup is aan [geopposeerde sub 1] verkocht en geleverd door [ex-vriendin eiser] , de ex-partner van [opposant] . Daarom kan [opposant] niet worden aangesproken tot betaling van enige schadevergoeding.
4.4.
In het onderhavige geval is geen sprake geweest van een consumentenkoop in de zin van de wet (artikel 7:5 BW), omdat [opposant] geen bedrijf voert dat zich richt op het fokken van pups. Zij adverteert ook niet als zodanig. Daarmee komt [geopposeerde sub 1] geen beroep toe op artikel 7:17/7:21 BW, aldus [opposant] .
4.5.
[opposant] bestrijdt dat sprake is van enige tekortkoming van haar zijde in de nakoming van de koopovereenkomst. De pup beantwoordde bij de levering aan de koopovereenkomst. Niet gebleken is, hoewel levershunt bij de pup is vastgesteld, dat hier sprake was van een erfelijke aandoening. Bij de ouders van de pup is geen levershunt geconstateerd. Een eventuele tekortkoming valt ook niet aan [opposant] toe te rekenen. Ook om voornoemde redenen is [opposant] niet gehouden tot betaling van enige schadevergoeding. Volgens [opposant] is evenmin aangetoond dat de gevorderde schadevergoeding in causaal verband staat tot de geconstateerde levershunt. Ten slotte wijst [opposant] erop dat [geopposeerden] zich niet met succes op dwaling kunnen beroepen.

5.De beoordeling van het geschil

De tijdigheid van het verzet
5.1.
De kantonrechter beantwoordt de vraag of [opposant] tijdig in verzet is gekomen tegen het jegens haar gewezen verstekvonnis van 24 november 2020 bevestigend. Daartoe overweegt hij het volgende.
5.2.
Op grond van artikel 143 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) moet het verzet tegen een bij verstek gewezen vonnis worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. Het verstekvonnis of de akte moet dus
in persoonaan de gedaagde zijn betekend. Betekening door achterlating in een gesloten envelop (als bedoeld in artikel 47 Rv) voldoet niet aan dit vereiste.
5.3.
Vast staat dat het verstekvonnis van 24 november 2020 op 23 december 2020 bij deurwaardersexploot op het woonadres van [opposant] is betekend. Over de wijze van betekening vermeldt het exploot dat afschrift van het verstekvonnis is betekend op dit adres
in gesloten envelop met daarop de vermeldingen zoals wettelijk voorgeschreven, omdat ik wegens de door de overheid afgekondigde maatregelen in verband met het zgn. corona virus (covid-19) geen contact heb kunnen/mogen zoeken met iemand aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten.
5.4.
De Hoge Raad heeft in zijn - ook door [geopposeerden] genoemde - arrest van 19 juni 2020 [1] bepaald dat de betekenend deurwaarder sinds de uitbraak van het corona (covid-19) virus een exploot - in afwijking van het wettelijk uitgangspunt van (eerst een poging tot) betekening in persoon - ook meteen rechtsgeldig kan betekenen door afschrift van het envelop in een gesloten envelop aan de woonplaats van gedaagde te laten (als bedoeld in artikel 47 Rv), in verband met de risico's van besmetting van betekening in persoon. Anders dan [geopposeerden] betogen, betekent deze alternatieve wijze van betekening in coronatijd niet dat daarmee ook de verzetstermijn van vier weken van artikel 143 lid 2 Rv al is gaan lopen. Daarvoor is nog steeds vereist dat het vonnis of enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan [opposant] in persoon is betekend en dat is hier niet het geval geweest. De verzetstermijn is dan ook niet reeds gaan lopen bij de onderhavige betekening op 23 december 2020. De kantonrechter stelt vervolgens vast dat op 13 januari 2020 aan [opposant] is betekend het proces-verbaal van executoriale beslaglegging op haar woning uit hoofde van het verstekvonnis, op dezelfde wijze als onder 5.3. genoemd. Hoe dan ook heeft [opposant] binnen vier weken nadien, namelijk op 5 februari 2020, verzet ingesteld. Daarmee is het verzet naar het oordeel van de kantonrechter tijdig gedaan.
Inhoudelijk
Wie zijn de partijen bij de koopovereenkomst?
5.5.
De kantonrechter stelt vast dat [geopposeerden] niet inhoudelijk hebben gereageerd op het verweer van [opposant] dat [geopposeerde sub 2] geen partij is bij de koopovereenkomst. [geopposeerden] zijn hierop bij conclusie van antwoord in verzet met geen woord ingegaan. De kantonrechter houdt het verweer van [opposant] dan ook voor juist. Dat betekent dat er in deze procedure van uit zal worden gegaan dat [geopposeerde sub 2] geen partij was bij de koopovereenkomst, maar alleen [geopposeerde sub 1] . De vorderingen voor zover ingesteld door [geopposeerde sub 2] liggen daarmee voor afwijzing gereed.
5.6.
De kantonrechter verwerpt echter het verweer van [opposant] dat niet zij maar haar ex-partner [ex-vriendin eiser] de contractuele wederpartij van [geopposeerde sub 1] is.
5.7.
De vraag wie als contractspartijen hebben te gelden, moet naar vaste rechtspraak worden beantwoord op basis van wat betrokkenen daarover jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Bij de toepassing van deze maatstaf komt niet alleen betekenis toe aan de inhoud van de wederzijdse verklaringen maar ook aan de verdere omstandigheden van het geval, waaronder mede de door de wederpartij kenbare hoedanigheid van de handelende persoon en de context waarin partijen optraden, omdat die medebepalend kunnen zijn voor de wederzijdse verwachtingen en voor de betekenis die partijen aan elkaars gedragingen geven. Ook kunnen mede van belang zijn verklaringen en gedragingen en andere omstandigheden die plaatsvinden nadat de handeling is verricht. [2]
5.8.
De kantonrechter kent grote betekenis toe aan de inhoud van de e-mail van [opposant] aan de gemachtigde van [geopposeerden] van 25 mei 2020. In deze e-mail geeft [opposant] duidelijk aan dat zij (mede) betrokken is geweest bij de verkoop en levering van de pup aan [geopposeerde sub 1] . Zij heeft zich aldus (mede) gepresenteerd als verkopende partij tegenover [geopposeerde sub 1] , die er dan redelijkerwijs van uit mocht gaan dat [opposant] (mede) haar wederpartij was. De rechtbank vindt hiervoor ook steun in genoemde e-mail waar [opposant] erkent dat zij met [geopposeerde sub 1] c.s. na de aankoop van de pup contact heeft gehad over de fysieke problemen van de pup. Ook uit de daaropvolgende e-mail van [opposant] van 28 mei 2020 volgt duidelijk dat zij zich als verkoper presenteert.
5.9.
[geopposeerde sub 1] kan [opposant] daarom aansprakelijk houden voor eventuele tekortkomingen in de nakoming van de koopovereenkomst.
Is hier sprake van non-conformiteit?
5.10.
Tussen partijen is in geschil of de koopovereenkomst als een consumentenkoop zoals bepaald in artikel 7:5 BW moet worden beschouwd. In het eerste lid van dit wetsartikel wordt een consumentenkoop, kort gezegd, gedefinieerd als de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn beroep of bedrijf en een koper, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf. De bewijslast dat sprake is van een consumentenkoop rust op degene die zich op de bescherming van de bepalingen inzake consumentenkoop beroept. In een geval als hier aan de orde is, het verkopen door een fokker van een pup, is naar het oordeel van de kantonrechter slechts sprake van beroeps- of bedrijfsmatig fokken, indien de fokactiviteiten van de verkoper een bepaalde omvang hebben en dus meer dan incidenteel zijn. [3] De door [geopposeerde sub 1] overgelegde advertenties van [opposant] op marktplaats.nl zijn naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de door [opposant] ondernomen fokactiviteiten een zodanige omvang hebben, dat sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig fokken. Ook anderszins is dit niet aannemelijk geworden. Bij deze stand van zaken is bewijslevering op dit punt ter zake niet aan de orde en gaat de kantonrechter ervan uit dat bij de koopovereenkomst van partijen géén sprake was van een consumentenkoop.
5.11.
Dat hier geen sprake is geweest van een consumentenkoop, brengt mee dat de specifieke consumentenrechtelijke bepalingen van Boek 7 titel 1 BW niet van toepassing zijn, zoals het vermoeden van non-conformiteit van artikel 7:18 lid 2 BW, maar betekent, anders dan [opposant] betoogt, niet dat de andersoortige bepalingen in deze titel, zoals de algemene non-conformiteitsbepaling - artikel 7:17 BW - niet van toepassing zouden zijn. [geopposeerde sub 1] kan zich dus wel degelijk jegens [opposant] beroepen op eventuele non-conformiteit van de geleverde pup.
5.12.
Ingevolge artikel 7:17 lid 1 BW moet de afgeleverde zaak aan de koopovereenkomst beantwoorden. Uit het 2e lid volgt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt ("non-conform" is) indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake was van non-conformiteit. [geopposeerde sub 1] mocht bij het sluiten van de koopovereenkomst een gezonde pup verwachten, nu gesteld noch gebleken is dat zij vóór dat moment over andersluidende informatie over de medische toestand van de pup beschikte. De pup was echter niet gezond, nu op grond van de door [geopposeerde sub 1] c.s. overgelegde medische informatie vast staat dat de pup behept is met zogeheten levershunt. Dit betreft, zo is niet gemotiveerd weersproken, een aangeboren leverafwijking, waarbij de lever schadelijke stoffen niet uit het bloed kan filteren en de lever zelf bij jonge pups niet goed groeit. [4] Of hierbij, zoals [opposant] bestrijdt, tevens sprake is van een erfelijke afwijking, doet naar het oordeel van de kantonrechter niet ter zake voor het oordeel over de non-conformiteit. De geconstateerde aangeboren levershunt is daarvoor al voldoende.
5.14.
Gelet op het vorenstaande is [opposant] tekortgekomen in de nakoming van de koopovereenkomst met [geopposeerde sub 1] . Deze tekortkoming kan haar krachtens de verkeersopvattingen zoals bedoeld in artikel 6:75 BW worden toegerekend. [geopposeerde sub 1] heeft naar het oordeel van de kantonrechter ook voldaan aan de klachtplicht van artikel 7:23 BW.
Verhaal van de gemaakte geneeskundige kosten op [opposant]
5.15.
[geopposeerde sub 1] had, omdat de pup niet aan de koopovereenkomst beantwoordde, op grond van artikel 7:21 lid 1 sub b BW recht op herstel jegens [opposant] . Nu [opposant] hieraan klaarblijkelijk niet wilde meewerken, mocht [geopposeerde sub 1] naar het oordeel van de kantonrechter ertoe overgaan de pup te laten onderzoeken door de dierenarts(en) en te laten opereren. Zij kan op grond van artikel 7:21 lid 6 BW de hiermee gemoeide geneeskundige kosten op [opposant] verhalen. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat [opposant] heeft aangeboden om de pup terug te nemen.
5.16.
[geopposeerde sub 1] vordert betaling van geneeskundige kosten ten bedrage van in totaal € 3.835,35. Ter onderbouwing hiervan heeft zij de onderliggende facturen van de drie dierenartsen in het geding gebracht. Indien [geopposeerde sub 1] deze kosten op [opposant] wil verhalen, dan moeten de gemaakte kosten in causaal verband staan met het tekortkomen van [opposant] .
5.17.
[geopposeerde sub 1] vordert betaling van de volgende facturen:
- factuur 5408-2020-1150 van 9 januari 2020 € 119,40
- factuur 5408-2020-0416 van 21 januari 2020 € 197,85
- factuur 5408-2020-0571 van 28 januari 2020 € 716,80
- factuur 5408-2020-1439 van 4 maart 2020 € 2.801,80
-------------
€ 3.835,85
5.18.
[opposant] heeft aangevoerd dat de tevens overgelegde factuur 19004761 van 18 oktober 2019 van € 70,02 geen verband houdt met de bij de pup geconstateerde levershunt. Die constatering acht de kantonrechter juist, echter, deze factuur is niet in het schadebedrag opgenomen, zodat het verweer van [opposant] geen doel treft. Ook heeft [opposant] aangevoerd dat uit factuur 5408-2020-1150 niet blijkt dat de geleverde diensten verband houden met de levershunt of dat dit onderzoekskosten zijn geweest om de levershunt vast te kunnen stellen. In reactie hierop heeft [geopposeerde sub 1] gesteld dat ook deze kosten verband houden met het onderzoek naar de aandoening van de pup. De kantonrechter is het met [geopposeerde sub 1] eens. Voldoende vast staat dat het hier het eerste onderzoek betreft naar de klachten die de pup had. Dat toen nog geen levershunt is vastgesteld, betekent niet dat deze onderzoekskosten niet als redelijke kosten ter verkrijging van duidelijkheid over de medische toestand van de pup kunnen worden aangemerkt. Tegen de overige facturen heeft [opposant] geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter die eveneens voor juist houdt.
5.19.
Daarmee is toewijsbaar de gehele gevorderde hoofdsom van € 3.835,85, te vermeerderen met de daarover verschuldigde rente. Ook de rentevordering van [geopposeerde sub 1] zal dus worden toegewezen. De andere grondslagen van het gevorderde behoeven bij deze stand van zaken geen bespreking meer.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.20.
In het verstekvonnis heeft de kantonrechter de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gemotiveerd afgewezen. In deze procedure heeft [geopposeerde sub 1] geen argumenten aangevoerd om op dat oordeel terug te komen. De kantonrechter blijft dan ook bij de afwijzing van deze vordering.
Proceskosten
5.21.
[opposant] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten aan de zijde van [geopposeerde sub 1] worden veroordeeld, vastgesteld op € 236,00 aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 498,00 (2 punten x tarief € 249,00) aan salaris gemachtigde, bij elkaar opgeteld een bedrag van € 839,09.
5.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de gevorderde nakosten zijn toewijsbaar zoals in het dictum is vermeld.
5.23.
De vordering van [geopposeerde sub 2] wordt zoals overwogen afgewezen. Zij heeft tegenover [opposant] dan ook als de in het ongelijk te stellen partij te gelden. Nu in verband hiermee echter niet gebleken is van (relevante) extra proceskosten aan de zijde van [opposant] , zullen de proceskosten in zoverre op nihil worden vastgesteld.
Ten slotte
5.24.
De kantonrechter zal, met inachtneming van al hetgeen hiervoor is overwogen, het bestreden verstekvonnis geheel vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het gevorderde toewijzen als hierna te melden.
BESLISSING
De kantonrechter:
vernietigt het vonnis waarvan verzet en, opnieuw rechtdoende:
ten aanzien van [geopposeerde sub 1]
- veroordeelt [opposant] tot betaling aan [geopposeerde sub 1] van een bedrag van € 3.835,85 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [opposant] in de proceskosten, aan de zijde van [geopposeerde sub 1] vastgesteld op € 839,09, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis en zonder die voldoening daarna te vermeerderen met de wettelijke rente over het niet betaalde bedrag tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [opposant] in de nakosten, die worden begroot op een bedrag van € 124,00;
- verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
ten aanzien van [geopposeerde sub 2]
- wijst de vorderingen tegen [opposant] af;
- veroordeelt [geopposeerde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [opposant] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op 3 augustus 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
520 (MP)

Voetnoten

1.HR 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1088.
2.vgl. Hoge Raad 11 maart 1977, ECLI:NL:PHR:1977:AC1877en HR 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2217.
3.vgl. Gerechtshof Arnhem 6 november 2007, ECLI:NL:GHARN:BC2967.
4.zie randnummers 18 en 19 van de conclusie van antwoord in verzet.