ECLI:NL:RBNNE:2021:3268

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
179402
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang voor een betrokkene met schizofrenie

Op 12 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandelmogelijkheden in een Wzd-accommodatie beter aansluiten bij de zorgbehoefte van de betrokkene dan die in een Wvggz-accommodatie. De rechtbank heeft de maximale termijn voor de machtiging vastgesteld op twee jaar, met verwijzing naar de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad.

De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse medische verklaringen en stukken die zijn ingediend ter ondersteuning van het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch heeft plaatsgevonden, zijn zowel de advocaat van de betrokkene als een specialist ouderengeneeskunde gehoord. De rechtbank heeft besloten om de betrokkene niet aanwezig te laten zijn bij de mondelinge behandeling, gezien de stress die dit voor haar met zich meebrengt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gedrag van de betrokkene leidt tot ernstig nadeel en dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om dit nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft de verzochte machtiging als een opvolgende machtiging beschouwd, gezien het geringe tijdsverloop tussen de vorige machtiging en het huidige verzoek. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van twee jaar, met aftrek van de periode waarin de betrokkene zonder geldige titel in de accommodatie verbleef. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en is op 15 juli 2021 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/179402 / BZ RK 21-516
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van
12 juli 2021naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[naam]
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. T.W. Delhaye, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Procesverloop

2.
1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen bij de griffie op 12 juli 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 18 januari 2021;
  • de samenvatting van de medische gegevens d.d. 28 mei 2021;
  • een verklaring van de zorgaanbieder Noorderbreedte van de accommodatie waarin betrokkene is opgenomen d.d. 28 mei 2021;
  • het zorgplan;
  • het indicatiebesluit d.d. 1 februari 2018;
  • het behandelplan d.d. 18 maart 2019;
  • een afschrift van de beschikking inzake een voor betrokkene verleende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf d.d. 28 januari 2021.
1.2.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de aanvraag d.d. 28 mei 2021
  • de medische verklaring d.d. 10 juni 2021;
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op 12 juli 2021. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- mr. T.W. Delhaye, advocaat van betrokkene;
- [naam], specialist ouderengeneeskunde.
1.4.
De rechtbank heeft besloten om de mondelinge behandeling, met goedkeuring van alle partijen, buiten de aanwezigheid van betrokkene te laten plaatsvinden. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de mondelinge behandeling bij betrokkene veel spanning oproept en erg stressvol is, waardoor betrokkene sterk ontregelt. Daarnaast heeft de advocaat van betrokkene aangegeven dat betrokkene hem heeft gevraagd het woord namens haar te voeren en namens haar een standpunt in te nemen. Ook bij behandeling van een eerder verzoek is dit het geval geweest. De rechtbank acht het daarom niet in het belang van betrokkene om haar aanwezig te laten zijn bij de mondelinge behandeling.
1.5.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 12 juli 2021 betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk is. De rechtbank wil hiermee voorkomen dat het coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in persoon, op de locatie waar betrokkene verblijft, laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van alle betrokken personen in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die om uitzonderlijke maatregelen vragen.

2.Beoordeling

2.1.
Op 28 januari 2021 is door de rechtbank een machtiging opname en verblijf verleend tot en met 22 juni 2021.
Wettelijk stelsel
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene leidt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie. Uit de behandelgeschiedenis van betrokkene komt naar voren dat zij al vele jaren bekend is met een chronisch therapieresistent paranoïde-psychotisch toestandsbeeld met gedesorganiseerde kenmerken. Betrokkene leeft hierdoor zeer egocentrisch en heeft ernstige oordeel- en kritiekstoornissen.
2.3.
Zoals reeds bij beschikking van deze rechtbank van 28 januari 2021 is overwogen, valt het psychotisch toestandsbeeld van betrokkene niet onder het stelsel van de Wzd en dient er eerder aansluiting gezocht te worden bij het stelsel van de Wvggz. Bij voornoemde beschikking heeft deze rechtbank echter overwogen dat de zorgbehoefte van betrokkene aansluit bij de zorg zoals deze in het kader van de Wzd geleverd wordt. De rechtbank verwijst voor een verdere motivering ten aanzien van het afwijken van het toepasselijk wettelijk stelsel naar hetgeen door haar bij beschikking van 28 januari 2021 is overwogen en zal toetsen in hoeverre een opvolgende rechterlijke machtiging, zoals bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd, voor betrokkene noodzakelijk is.
Inhoudelijke beoordeling
2.4.
Alvorens de rechtbank toekomt aan toewijzing van een dergelijk verzoek dient te worden vastgesteld of het gedrag van betrokkene als gevolg van haar aandoening leidt tot ernstig nadeel, de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Voorts dient er sprake te zijn van verzet tegen de opname en het verblijf. Ten aanzien van deze beoordeling overweegt de rechtbank als volgt.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van betrokkene als gevolg van haar aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische, materiele, immateriële en financiële schade;
- ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene is sinds 1973 bekend met recidiverende opnames binnen de GGZ in verband met persisterende, therapieresistente schizofrenie met daaruit voortvloeiende gedragsproblematiek. Op de huidige locatie is gebleken dat betrokkene een psychisch en somatisch kwetsbare vrouw is en dat zij in een chronisch paranoïde-psychotisch toestandsbeeld verkeert. Binnen de huidige structuur en setting functioneert zij redelijk, echter heeft betrokkene voortdurend sturing nodig om te voorkomen dat haar gedrag ontspoort. Met de geboden ondersteuning blijven er echter terugkerende wanen, waarin zij denkt dat zij magische gaven heeft en dat haar urine heilig is. Daarnaast heeft betrokkene last van stemmingswisselingen, waardoor zij erg boos en manipulatief kan zijn. Betrokkene kan dan verbaal en fysiek agressief worden, waarbij zij schreeuwt tegen hulpverleners en medebewoners en met voorwerpen gooit. In het verleden heeft betrokkene eveneens medebewoners bedreigd en heeft zij mensen van haar kerk gestalkt. Tot slot is betrokkene door haar desorganisatie en regieverlies niet goed meer in staat om voor zichzelf of haar huishouden te zorgen. De persoonlijke hygiëne van betrokkene is onvoldoende en zij is incontinent voor urine.
2.6.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene heeft vanwege haar problematiek behoefte aan een accommodatie waar zij 24 uur per dag begeleiding, toezicht, structuur en zorg ontvangt. De ingewikkelde problematiek en specifieke zorgbehoefte van betrokkene brengt met zich dat de benodigde begeleiding en zorg gegeven moet worden met een passende bejegening. In de afgelopen periode is gebleken dat hierdoor een (nieuwe) opname in een GGZ-instelling kan worden voorkomen. Op de huidige accommodatie is de juiste kennis, deskundigheid en affiniteit beschikbaar om betrokkene in haar zorgbehoefte te voorzien.
2.7.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf, hetgeen ook blijkt uit de medische verklaring van 10 juni 2021 waarin door betrokkene is aangegeven dat zij op doorreis is naar huis en ergens anders woont. Betrokkene verzet zich daarnaast tegen de inname van medicatie en geeft tegen haar behandelaren aan dat zij niet langer in de accommodatie wenst te verblijven.
2.8.
Door de advocaat van betrokkene is aangevoerd dat de voorgaande rechtelijke machtiging reeds op 22 juni 2021 is verlopen. Dit maakt dat betrokkene op dit moment zonder een geldige titel in de accommodatie verblijft. Daarnaast is in de vorige procedure gesproken over het toepassen van de Wzd, terwijl de problematiek van betrokkene aansluit bij het stelsel van de Wvggz. Vanwege het feit dat betrokkene in de huidige accommodatie de zorg ontvangt die zij nodig heeft en een overplaatsing van betrokkene naar een GGZ-instelling onwenselijk is, is destijds ingestemd met een rechtelijke machtiging onder het stelsel van de Wzd. Volgens de advocaat van betrokkene kan het echter niet zo zijn dat betrokkene de langere termijnen van de Wzd tegengeworpen krijgt. Dit maakt dat door betrokkene niet ingestemd wordt met de verzochte machtiging voor de duur van vijf jaar. Mede gelet op het feit dat de voorgaande machtiging reeds is verlopen, wordt namens betrokkene bepleit dat het huidige verzoek behandeld moet worden als een eerste rechtelijke machtiging met een maximale termijn van zes maanden, met aftrek van de termijn waarop betrokkene zonder titel in de accommodatie verblijft. Indien de rechtbank van oordeel is dat het verzoek een opvolgende machtiging betreft en zij een langere termijn noodzakelijk acht, dan wordt namens betrokkene bepleit voor het toepassen van de termijnen uit de Wvggz. Dit brengt met zich dat de machtiging slechts kan worden verleend met een maximale termijn van twee jaar, waarbij door de advocaat van betrokkene wordt verzocht de machtiging te verlenen voor de duur van één jaar.
2.9.
De specialist ouderengeneeskunde heeft ter zitting aangevoerd dat zij het onwenselijk acht om het onderhavige verzoek te behandelen als een verzoek tot een eerste rechtelijke machtiging, hetgeen met zich brengt dat betrokkene over een halfjaar wederom blootgesteld wordt aan spanningen en stress rond een nieuwe procedure. Daarnaast kent de Wvggz kortere termijnen, aangezien het stelsel van deze wet gericht is op de acute fase van psychiatrische stoornissen. Bij betrokkene is echter sprake van een stabiel beeld dat niet verandert en waarbij de verwachting is dat er op termijn ook geen verandering meer zal plaatsvinden. De specialist ouderengeneeskunde is van mening dat een rechterlijke machtiging voor duur van zes maanden dan ook onwenselijk is het welzijn van betrokkene.
2.10.
De rechtbank constateert dat de vorige machtiging tot opname en verblijf geldig was tot en met uiterlijk 22 juni 2021. Het tijdsverloop tussen het aflopen van de vorige machtiging en onderhavig verzoek is gering, en daarmee anders dan de casus die voorlag in de uitspraak van deze rechtbank van 6 april 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:1190). Gelet op het geringe tijdsverloop zal de rechtbank de verzochte machtiging als een opvolgende machtiging beschouwen. Met betrekking tot de maximale duur van de machtiging zal de rechtbank aansluiting zoeken bij artikel 6:5 Wvggz. Door deze benadering te hanteren wordt betrokkene niet processueel benadeeld voor het feit dat haar problematiek valt onder het stelsel van de Wvggz, maar haar zorgbehoefte aansluit bij de Wzd. Gelet op het feit dat bij betrokkene geen verandering zichtbaar is in het toestandsbeeld en zij is uitbehandeld ten aanzien van haar problematiek, acht de rechtbank een termijn van twee jaar passend en noodzakelijk. Daarbij merkt de rechtbank op dat, in overeenstemming met hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 9 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1601) heeft overwogen, de termijnoverschrijding in mindering zal worden gebracht op de geldigheidsduur van de verzochte machtiging.
2.11.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor verlening van een opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De opvolgende rechterlijke machtiging zal - met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 2.10. is overwogen - worden verleend voor de duur van twee jaar, met aftrek van de termijn waarop betrokkene zonder titel in de accommodatie verblijft, en geldt aldus tot uiterlijk 22 juni 2023.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[naam]geboren op [geboortedatum]
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 22 juni 2023;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 12 juli 2021 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, rechter, in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.J. Boon als griffier en op 15 juli 2021 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
fn. 872
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.