ECLI:NL:RBNNE:2021:1190

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
177949
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een zorginstelling

Op 6 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven inzake de toewijzing van een rechterlijke machtiging op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek betreft de voortzetting van het verblijf van een cliënt in een zorginstelling voor de duur van zes maanden, in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft vastgesteld dat er een periode van meer dan drie maanden is verstreken tussen de expiratie van de eerdere machtiging en de ontvangst van het nieuwe verzoek, waardoor het verzoek niet als opvolgend maar als een eerste machtiging wordt beschouwd.

De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder medische verklaringen en evaluaties, en heeft de cliënt, haar advocaat, en betrokken zorgverleners gehoord tijdens een telefonische zitting. De rechtbank concludeert dat de cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap en psychische stoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel voor haar welzijn en veiligheid. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om dit ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn.

De rechtbank verleent de machtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 6 oktober 2021, en wijst het meer of anders verzochte af. Deze beslissing is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en schriftelijk uitgewerkt op 8 april 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/177949 / BZ RK 21-227
Rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf
Beschikking van 6 april 2021 naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van twee jaar als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [datum] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende bij [adres] ,
in de lijn van de wetgever hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. G.A. Pots, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen bij de griffie op 25 maart 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit d.d. 23 maart 2017;
  • de aanvraag d.d. 9 maart 2021;
  • de medische verklaring d.d. 4 maart 2021;
  • het zorgplan, geldend met ingang van 15 april 2020;
  • een uittreksel uit het curateleregister.
1.2.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de evaluatie cliëntplan, afgedrukt op 15 maart 2021;
  • de aantekeningen rechterlijke machtiging d.d. 9 maart 2021;
  • een afschrift van de beschikking waarbij curatele is ingesteld en waarbij de curator is benoemd d.d. 24 september 2003;
  • een afschrift van de beschikking tot voortzetting van het verblijf d.d. 19 december 2019.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op
6 april 2021. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door mr. G.A. Pots;
  • [naam] , psychiater, namens de zorgverantwoordelijke;
  • [naam] , begeleidster;
  • [naam] , curator.
1.4.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 6 april 2021 betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk is. De rechtbank wil hiermee voorkomen dat het coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van cliënt in persoon, op de locatie waar cliënt verblijft, laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van alle betrokken personen in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die om uitzonderlijke maatregelen vragen.

2.Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 van de Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van cliënt(e) als gevolg van zijn of haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap gepaard gaand met een psychische stoornis. Cliënt heeft een verstandelijke beperking met forse cognitieve problemen. Ook heeft ze psychotische klachten en stemmingswisselingen. In haar jeugd is er sprake geweest van ernstige traumatisering, met als gevolg een PTSS en een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling. Er is tevens een gedragsstoornis.
2.3.
Deze verstandelijke handicap die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
  • bedreiging van de veiligheid van de cliënt al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
  • de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Cliënt heeft een labiele stemming en haar emotieregulatie is verstoord, waardoor onder meer angst haar snel overspoelt. Zij ontregelt snel en is dan fysiek agressief. Zij kan dan de groepsleiding bijten en schoppen of zij richt de agressie door middel van automutilatie tegen zichzelf. Voorgaande leidt soms, samen met haar neiging om weg te lopen, tot situaties waarbij het noodzakelijk is om cliënt, voor zowel haar eigen veiligheid als de veiligheid van anderen, te fixeren. Cliënt is daarbij zeer impulsief, ziet vaak geen oorzaak-gevolgrelaties en heeft behoefte aan structuur en overzicht, maar kan dit niet zelf organiseren. Dit geldt ook voor haar dagindeling en bijvoorbeeld het doen van de administratie. Zij is gepreoccupeerd met willen zorgen voor haar moeder. In haar beleving is zij de enige die dit goed doet en dit roept veel spanning op. Cliënt is erg beïnvloedbaar en daardoor kwetsbaar voor misbruik. Zij heeft ondersteuning nodig bij de persoonlijke verzorging en hygiëne.
2.4.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt verblijft al enkele jaren intramuraal op grond van een rechterlijke machtiging en men schat in dat zij nog langere tijd in gedwongen kader is aangewezen op deze intensieve vorm van behandeling en begeleiding. Door haar complexe problematiek heeft zij de multidisciplinaire zorg en begeleiding die men haar in de accommodatie biedt nodig. Cliënt heeft behoefte aan een veilige en gespecialiseerde omgeving. De geboden structuur en duidelijke kaders maken dat het momenteel redelijk goed gaat met cliënt en dat incidenten worden beperkt. In het verleden zijn diverse, meer vrijere settingen, geprobeerd, maar die bleken cliënt onvoldoende bescherming te kunnen bieden. Er zijn dan ook geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf. Cliënt geeft hier zelf over aan dat zij al 40 jaar 'slechte' dagen heeft, waarop zij zich onttrekt aan de zorg en weg loopt. Cliënt loopt dan soms langs de snelweg of over rotondes en weet niet meer hoe zij terug kan komen naar de accommodatie. Zij moet dan door de behandelaars of politie worden terug gebracht.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een machtiging. De machtiging zal, in afwijking van hetgeen is verzocht, echter worden verleend voor zes maanden, en geldt aldus tot en met 6 oktober 2021. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
2.7.
Het CIZ, cliënt, haar advocaat en de behandelaars hebben verzocht de machtiging te verlenen voor de duur van twee jaar, onder aftrek van de periode waarin cliënt zonder machtiging in de accommodatie heeft verbleven. Het CIZ verwijst hierbij naar de uitspraak van de Hoge Raad op 12 februari 2021, met nummer ECLI:NL:HR:2021:227, waarbij er twee dagen zat tussen expiratie van de machtiging en de ontvangst van het opvolgende verzoek.
2.8.
In casu is op 19 december 2019 een machtiging tot voortzetting van het verblijf verleend, welke 19 december 2020 geëxpireerd is. Het onderhavige verzoek is ruim drie maanden na expiratie ter griffie van de rechtbank ontvangen, namelijk op 25 maart 2021. Dientengevolge heeft cliënt vanaf 19 december 2020 langdurig zonder rechterlijke machtiging in de accommodatie verbleven. De voorbereiding van het nu voorliggende verzoek was bij expiratie van voorgaande machtiging nog niet aangevangen. Immers, de aanvraag is ondertekend op 9 maart 2021.
2.9.
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er in casu sprake is van een situatie die niet overeenstemt met de situatie waarover de Hoge Raad oordeelde. De periode tussen 19 december 2020 en 25 maart 2021 is dusdanig lang, dat naar het oordeel van de rechtbank niet meer gesproken kan worden van een opvolgende machtiging, maar van een eerste machtiging. Anders dan het door het CIZ ingenomen standpunt is de rechtbank dus van oordeel dat artikel 39 lid 4 Wzd van toepassing is. De machtiging kan daarom niet langer worden verleend dan ten hoogste zes maanden. Overigens heeft de rechtbank er begrip voor dat het in het belang van cliënt meer gewenst zou zijn de machtiging voor langere periode te verlenen, maar de rechtbank overweegt voorts dat het maken van een administratieve fout, zoals in casu het geval is, niet leidt tot een andere uitleg of de mogelijkheid dat er kan worden afgeweken van hetgeen in de wet is bepaald.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[naam], geboren op [datum] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 oktober 2021;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 6 april 2021 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 8 april 2021 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
fn. 753/kgw
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.