Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder
Procesverloop
Feiten
Beoordeling van het beroep
[woonplaats] . Vrieling heeft de door Nabben vastgestelde bodemgesteldheid, te weten een metersdikke laag klei met daaronder een laag veen van één meter, ontkend noch met objectieve gegevens ontkracht. Voorts heeft Nabben op basis van objectieve gegevens uit het DINOloket betreffende grondwaterstanden aangetoond dat in de directe omgeving van eisers pand vanaf 2005 sprake is van een voortschrijdende daling van de grondwaterstand. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de grondwatermeting heeft plaatsgevonden direct naast dezelfde watergang als waaraan eisers woning grenst. Vrieling ontkent die daling niet. In het licht van die objectieve gegevens en het feit van algemene bekendheid dat veengrond gaat inklinken als dat droogvalt, is in voldoende mate aangetoond dat de (ongelijke) zettingen/verzakkingen en de daarmee gepaard gaande verplaatsingen worden veroorzaakt door het inklinken van de slappe grondlaag. Daarbij heeft Nabben ook gelet op de belasting van het pand op de fundering. Geconstateerd is dat die belasting niet over de gehele fundering gelijk is, gelet op de in de gevel aangebrachte sparingen en een plaatselijk verschil in bouwvolume. De enkele ontkenning door Vrieling van dit effect is onvoldoende om daaraan te twijfelen, nu Vrieling bovengenoemde inklinking niet ontkent. Daarnaast wordt de conclusie van Nabben versterkt door de objectieve gegevens betreffende de berekende trillingssterktes ter plaatse van eisers woning. Gelet op het schadebeeld ter plaatse en de onwaarschijnlijkheid van trillingsschade acht Nabben het redelijkerwijs uitgesloten dat de betreffende schades zijn ontstaan of verergerd door bodembeweging door mijnbouwactiviteiten. Vrieling heeft zijn enkele ontkenningen van die conclusie echter niet gerelateerd aan het schadebeeld ter plaatse. In het licht van het voorgaande volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de conclusies van Nabben.
Beslissing
mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier, op 15 juli 2021. De uitspraak is openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.