ECLI:NL:RBNNE:2021:3048

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
18/035954-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige en bezit van kinderpornografie

Op 16 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een vijftienjarig meisje en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank legde een werkstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 180 dagen op, waarvan 179 dagen voorwaardelijk. De zaak kwam aan het licht nadat de verdachte via een seksadvertentie in contact was gekomen met het slachtoffer, dat zich voordeed als een volwassene. Tijdens de zitting op 2 juli 2021 bekende de verdachte de ontuchtige handelingen en het filmen van de seks met het meisje. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van het slachtoffer en het in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele aard van een minderjarige. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar de bewezenverklaring van de ontucht en het bezit van kinderpornografie bleef staan. De rechtbank besloot tot een combinatie van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de verdachte ook een schadevergoeding aan het slachtoffer moest betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/035954-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juli 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 24 juli 2020 te Balk, althans ((ook) elders) in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten,
- (meermalen) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of op en neer bewogen en/of gehouden;
2
hij (op een of meer tijdstippen in de periode van 24 juli 2020 tot en met 17 november 20202, althans op of omstreeks 24 juli 2020, te Balk en/of Drachten en/of Leeuwarden, althans ((ook) elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) een of meerdere afbeelding(en), te weten naaktfoto's en/of filmpjes van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of
vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (mede) bestonden uit:
- het vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 haar nog niet had bereikt (screenshot filmpje telefoon verdachte), en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden [bestandsnaam] (p. 346), [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] (p. 1055))
(waarbij) de afbeelding(en) (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft/hebben en/of strekt tot seksuele prikkeling;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juli 2020 te Balk, althans ((ook) elders) in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, een afbeelding van seksuele aard, te weten een foto/video/film, waarop te zien is dat zij seksuele gemeenschap hebben, waarbij verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of op en neer bewogen, althans seksuele handelingen verrichten, heeft vervaardigd.
Beoordeling van het bewijs
Feit 1
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 september 2020, opgenomen op pagina 472 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC20012 d.d. 23 december 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Feit 2
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 2 primair, met dien verstande dat sprake is van bezit en vervaardigen van kinderporno. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat hij de seks met de destijds vijftienjarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) (feit 1) heeft gefilmd. Het screenshot dat hiervan is achtergebleven in een verborgen map op zijn telefoon is dan ook aan te merken als een door hem vervaardigde afbeelding van kinderpornografische aard. Daarnaast zijn de door voorafgaand aan de seksafspraak via WhatsApp ontvangen afbeeldingen van [slachtoffer] aan te merken als kinderpornografisch van aard.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2 primair. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. In de tenlastelegging wordt onder het eerste gedachtestreepje verwezen naar een screenshot. Dit screenshot (waarop een dele van het lichaam van een vrouw in kleding is te zien) is niet aan te merken als kinderpornografisch. De inhoud van de onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde foto’s (waarop een vrouwlichaam in lingerie is te zien) is evenmin aan te merken als kinderpornografisch, los van de vraag of het afgebeelde lichaam wel “kennelijk” jonger dan 18 jaar is.
Er dient bovendien sprake te zijn opzet op kinderporno, hetgeen niet aan de orde is.
Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde kan bewezen worden, aldus de raadsman.
De rechtbank gaat op grond van de inhoud van het dossier [1] en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft naar aanleiding van een seksadvertentie via WhatsApp een afspraak gemaakt met iemand die zich als een 19-jarige aanbood voor betaalde seks. [2] Verdachte heeft via WhatsApp gevraagd om foto’s van het meisje. Hij heeft een tweetal foto’s ontvangen, waarop een vrouwenlichaam in lingerie te zien is vanaf de navel tot de nek. Op een van de foto’s is de helft van de borsten te zien. [3] Achteraf blijkt dat het meisje, met wie verdachte een seksafspraak had en wiens lichaam (deels) op de foto’s te zien was, vijftien jaar te zijn.
Op de telefoon (merk: Huawei) van het meisje zijn 28 door haar gemaakte afbeeldingen aangetroffen, die als kinderpornografisch zijn aangemerkt. [4] Gelet op de door haar aan verdachte gestuurde foto’s met titels [bestandsnaam] en [bestandsnaam] en de verwijzing naar het proces-verbaal met het kenmerk [bestandsnaam] , alsmede op de beschreven inhoud van de foto’s, stelt de rechtbank vast dat de door verdachte ontvangen foto’s eveneens kinderpornografisch materiaal betreffen.
Vaststaat dat het meisje ten tijde van de opnames 15 jaar oud en derhalve minderjarig was. Voor een bewezenverklaring ex artikel 240b Sr geldt een (voorwaardelijk) opzetvereiste. Dit opzetvereiste geldt niet voor (bekendheid met) de leeftijd van de minderjarige. Wetenschap van verdachte van (kennelijke) minderjarigheid behoeft niet te worden bewezen, nu de leeftijd een geobjectiveerd bestanddeel van de delictsomschrijving van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht vormt. Nu verdachte de betreffende foto’s in bezit heeft gehad, acht de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen waar het gaat om de foto’s [bestandsnaam] en [bestandsnaam] .
Ten aanzien van het eveneens ten laste gelegde screenshot van het door verdachte gemaakte filmpje overweegt de rechtbank dat op dit screenshot [5] een bed is te zien, met daarnaast een meisje in kleding. De inhoud van deze afbeelding komt niet overeen met de beschrijving op de tenlastelegging (namelijk: het vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt) en is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als kinderpornografisch. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van het primair ten laste gelegde.
Nu de rechtbank op dit punt niet tot een bewezenverklaring komt, maar er een subsidiair feit is ten laste gelegd dat ziet op hetzelfde onderdeel, komt de rechtbank toe aan de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde [6] , te weten het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon. Dit feit acht de rechtbank bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij op zijn bed seks had met [slachtoffer] en dat hij filmopnames heeft gemaakt [7] . Op zijn telefoon is een screenshot van een filmpje aangetroffen. [8]
Dat verdachte heeft verklaard dat hij het filmpje niet heeft bekeken en dat alleen een klein stukje van het bed en de ruimte naast het bed te zien was, wordt weersproken door het in het dossier opgenomen screenshot waarop - zoals gezegd - het hele bed te zien was.
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde dan ook bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 primair en subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 24 juli 2020 te Balk met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en het op en neer bewegen;
2
hij in de periode van 24 juli 2020 tot en met 17 november 20202 te Balk afbeeldingen, te weten naaktfoto's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij door de wijze van kleden van deze persoon en de uitsnede van de foto's nadrukkelijk de borsten van deze persoon in beeld gebracht worden,
waarbij de afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekken tot seksuele prikkeling;
en subsidiair:
hij op 24 juli 2020 te Balk opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, een afbeelding van seksuele aard, te weten een video, waarop te zien is dat zij seksuele gemeenschap hebben, waarbij verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en op en neer bewogen, heeft vervaardigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
2. primair Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
subsidiair opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf en - gelet op het van toepassing zijn van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een dag. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar jurisprudentie, zoals hierna (deels) nader te bespreken door de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 11 juni 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van vijftien jaar oud door seks met haar te hebben. Dit vond plaats in het kader van een seksafspraak naar aanleiding van een advertentie op de website www.speurders.nl, waarin het meisje zich voordeed als een 19-jarige en zich aanbood voor seks tegen betaling.
Verdachte heeft tevens de seks met het meisje heimelijk gefilmd en afbeeldingen van kinderpornografische aard van het meisje in bezit gehad.
Verdachte, die zelf 61 jaar oud was ten tijde van het feit, heeft onvoldoende gedaan om zich te vergewissen van de leeftijd van het slachtoffer. Hij heeft haar fysieke en psychische welzijn ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften.
Verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke en emotionele integriteit van het slachtoffer en haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. De ervaring leert dat (jeugdige) slachtoffers van zedendelicten in een later stadium psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Bij het voorgaande komt nog dat verdachte de seks heimelijk heeft gefilmd, waarmee hij de privacy van het slachtoffer en haar vertrouwen enorm heeft geschonden.
Gelet op de aard en de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en gelet op de generale preventie overweegt de rechtbank dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur in beginsel passend is. De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder het feit is begaan en in de persoonlijke omstandigheden van verdachte echter aanleiding om hiervan af te zien. De omstandigheden die de rechtbank daarbij meeweegt zijn de volgende:
  • Verdachte was niet op zoek naar seks met een minderjarige. Hij reageerde op een seksadvertentie waarin het slachtoffer zich als een 19-jarige vrouw aanbood voor seks tegen betaling.
  • Niet is gebleken dat verdachte ervan op de hoogte was dat het slachtoffer een deel van haar verdiensten afstond.
  • Er was sprake van een eenmalig seksueel contact.
  • Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
  • Het recidiverisico wordt door de reclassering laag-gemiddeld ingeschat.
  • Verdachte toonde zich zowel bij de politie, de reclassering als ter zitting geschokt en ontdaan ten aanzien van het feit dat achteraf gezien bleek dat hij met een minderjarige van doen had.
  • Ten onrechte is in de media het bericht verschenen dat het om verkrachting zou gaan, wat absoluut geen juridische basis heeft en verdachte nodeloos schade heeft toegebracht.
  • Met een veroordeling voor deze feiten zullen de frequente bezoeken van verdachte aan zijn familie en vrienden in de Verenigde Staten en Australië, vermoedelijk onmogelijk worden.
Vanuit het oogpunt van speciale preventie acht de rechtbank het dan ook niet nodig om verdachte te bestraffen middels een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur, zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat dit een te zware straf voor verdachte zou zijn. De rechtbank zal daarom gebruik maken van de wettelijke mogelijkheid een taakstraf (voor de duur van 240 uren) op te leggen gecombineerd met een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan het onvoorwaardelijk deel is beperkt tot één dag. Deze langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf legt de rechtbank met name op om de ernst van het feit uit te drukken en (gelet op het lage recidivegevaar) in mindere mate als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Dat de rechtbank aan verdachte - in tegenstelling tot aan de andere klanten in hetzelfde strafrechtelijke onderzoek - de maximale werkstraf oplegt, is gelegen in het feit dat ten aanzien van verdachte een extra feit bewezen is verklaard.
De rechtbank ziet zich in deze manier van strafoplegging bij ontucht met een minderjarige gesteund door rechtspraak van hogere instanties in vergelijkbare zaken. De rechtbank verwijst in het bijzonder naar de uitspraken in de zogenoemde Valkenburgse zedenzaak en Winschoter zedenzaak. In beide zaken was eveneens sprake van een seksafspraak gemaakt met het slachtoffer die zich als meerderjarige aanbood en waarbij achteraf pas aan de verdachten bleek dat het ging om een minderjarige. In de Valkenburgse zedenzaak heeft de Hoge Raad [9] bepaald dat artikel 22b Sr niet in de weg staat aan de oplegging van een taakstraf in combinatie met een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf (zoals opgelegd door het Gerechtshof ’s Hertogenbosch), waarbij het onvoorwaardelijke deel slechts een dag bedroeg.
In de Winschoter zedenzaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [10] onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad voor deze strafmodaliteit gekozen, nadat de rechtbank onvoorwaardelijke gevangenisstraffen vanaf zes maanden had opgelegd.
Inbeslaggenomen goederen
De officier van justitie heeft aangegeven dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon (HTC 10, goednummer 631398), dient te worden verbeurdverklaard nu deze telefoon is gebruikt om een afspraak met het slachtoffer te maken. Dit voert naar het oordeel van de rechtbank echter te ver. De rechtbank is van oordeel dat deze telefoon moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een mobiele telefoon (Iphone Xr, goednummer 631388), vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu deze sporen van de vastlegging van het onder 2 subsidiair bedoelde filmpje bevat en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag € 800,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De officier van justitie heeft de toewijzing van deze vordering bepleit en de verdediging heeft aangegeven dat verdachte bereid is om het gevorderde bedrag te betalen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 juli 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 57, 139h, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 179 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen mobiele telefoon (Iphone Xr, goednummer 631388).
Gelast de teruggaveaan verdachte ( [verdachte] , [straatnaam] , [woonplaats] ) van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven een mobiele telefoon (HTC 10, goednummer 631398).
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
800,00(zegge: achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], te betalen een bedrag van €
800,00(zegge: achthonderd euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2020. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 16 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2021.
Mrs. Kooistra en Van der Woude zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal met nummer NNRCC20021, gesloten op 23 december 2020. De hierna in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen komen uit dit dossier, tenzij anders wordt vermeld.
2.De verklaring van verdachte d.d. 10 november 2020, p.940 e.v.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2020, p.1055 e.v. (regels 38 en 41)
4.Het proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] d.d. 28 september 2020, p.346 e.v.
5.Pagina 408 van het dossier.
6.Hoge Raad 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2187.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 juli 2021.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2020, p.408 e.v
9.Hoge Raad 20 februari 2018,ECLI:NL:HR:2018:202.
10.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9322.