ECLI:NL:RBNNE:2021:3044

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
18/245415-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en bezit van kinderpornografisch materiaal met betrekking tot een minderjarige

Op 16 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het vervoeren van een minderjarige, geboren in 2004, met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de minderjarige naar seksafspraken had gebracht en daarbij voordeel had getrokken uit haar seksuele handelingen. De verdachte had ook afbeeldingen van de minderjarige in bezit, die als kinderpornografisch materiaal werden gekwalificeerd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan mensenhandel en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, maar sprak hem vrij van medeplegen met een medeverdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 79 dagen op, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank onvoldoende informatie had om de schade te beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/245415-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 mei 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Drachten en/of Hurdegaryp en/of Burgum en/of Leeuwarden, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2004) (telkens)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 2°), en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist (en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor
beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°), en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer] , met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°),
(telkens) terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt,
immers heeft/hebben verdachte en/of diens medeverdachte(n),
- die [slachtoffer] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en/of heeft laten vervoeren, en/of
- een (gedeelte) van het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door die [slachtoffer] laten afstaan en/of van dat door [slachtoffer] verdiende geld betaald gekregen, en/of
- dit, terwijl hij/zij weet/wisten dat die [slachtoffer] een zeer kwetsbare minderjarige betrof die te kampen (heeft ge)had met depressie en/of gedachtes over zelfmoord en/of aanranding(en) op school en/of thuis en/of gepest is met haar gewicht;
2.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 20 mei 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Drachten en/of Hurdegaryp en/of Burgum en/of Leeuwarden, althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens
een of meerdere afbeelding(en), te weten naaktfoto's en/of filmpjes van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon (deels) ontkleed is en/of poseert in een erotisch getinte houding en/of waarbij het ontblote geslachtsdeel duidelijk in beeld is gebracht (proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] , opname 4, 8, 16 en [bestandsnaam] )
en/of deze persoon (vervolgens) seksuele handelingen verricht zoals het penetreren van het ontblote geslachtsdeel met een vinger (proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] , [bestandsnaam] ), en/of
- (althans) het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] ), (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft/hebben en/or strekt tot seksuele prikkeling.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 en 2.
Hij heeft met betrekking tot feit 1, kort gezegd medeplegen van mensenhandel gepleegd ten opzichte van de minderjarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) het volgende aangevoerd.
Er kan enkel worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] eenmaal heeft vervoerd naar een seksafspraak. Verdachte deed dit uit nieuwsgierigheid naar [slachtoffer] en de wereld van de prostitutie en wilde haar slechts vragen stellen. Verdachte heeft niet voor de rit betaald gekregen en was op dat moment niet bekend met het feit dat [slachtoffer] minderjarig was.
Dit brengt met zich mee dat het voor een bewezenverklaring van sub-onderdeel 2 noodzakelijke oogmerk van uitbuiting niet bewezen kan worden. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen (sub-onderdeel 5) of dat hij voordeel heeft getrokken uit haar seksuele diensten (sub-onderdeel 8).
Van medeplegen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) is geen sprake, nu [medeverdachte] geen enkele rol heeft gehad bij de uitvoering van de rit door verdachte.
Met betrekking tot feit 2, kort gezegd bezit van kinderpornografische afbeeldingen, heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Op de telefoon van verdachte zijn afbeeldingen van de destijds 15-jarige [slachtoffer] aangetroffen. Deze afbeeldingen zijn via WhatsApp toegezonden. [medeverdachte] heeft op de bewuste avond via WhatsApp het contact met [slachtoffer] gelegd met de telefoon van verdachte. Verdachte ontkent dat hij het gesprek reeds had overgenomen op het moment dat aan [slachtoffer] om foto’s werd gevraagd. Voorts ontkent verdachte te hebben geweten dat de gestuurde foto’s op zijn telefoon stonden.
De raadsman heeft tevens aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de op de telefoon van verdachte aangetroffen afbeeldingen (met bestandsnamen foto 1, foto 5 en foto 6) kinderpornografische inhoud hebben.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van het dossier [1] en het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Via een website bood de destijds 15-jarige [slachtoffer] (zich voordoende als ene 19-jarige Laura) haar seksuele diensten aan tegen betaling. [medeverdachte] was haar eerste klant. [2] Na de eerste afspraak bleek [medeverdachte] dat [slachtoffer] 15 jaar oud was. Ze hielden contact en er ontstond een vriendschappelijke relatie. [slachtoffer] zei tegen [medeverdachte] dat ze een klantafspraak in Groningen had en dat ze overwoog om met de bus te gaan of de klant haar te laten halen. Hierop gaf [medeverdachte] aan dat hij haar wel wilde brengen en halen met zijn auto. [medeverdachte] hoefde hier geen geld voor, maar [slachtoffer] stemde daar niet mee in en gaf hem de helft van het geld dat ze verdiende met de afspraak. [3] [medeverdachte] bracht [slachtoffer] naar nog twee seksafspraken, een in Balk en een in Delfzijl, en ontving telkens de helft van haar verdiensten. [4] Daarnaast had [slachtoffer] enkele afspraken waar ze zelf op de fiets naartoe ging.³
Op 25 juli 2020 had verdachte met [medeverdachte] en een paar vrienden afgesproken op het terras van [naam café] in Leeuwarden. [medeverdachte] vertelde dat hij [slachtoffer] voor prostitutie rondreed en daarvoor betaald kreeg. [medeverdachte] zou weer gaan weer werken. [5] Hij vroeg aan verdachte of hij een rit wilde doen met het meisje en vertelde dat hij er geld mee kon verdienen. Verdachte wilde het meisje rondbrengen en het geld verdienen. [6] Omdat verdachte dat lastig vond, legde [medeverdachte] met zijn, verdachtes, telefoon contact met [slachtoffer] . Daarna nam verdachte het gesprek over. [7] Verdachte vroeg om (naakt)foto’s van [slachtoffer] , waarop zij hem drie foto’s stuurde. [8] De foto’s maken onderdeel uit van een serie die door de politie is aangemerkt als kinderpornografisch materiaal. [9]
Verdachte hield via WhatsApp contact met [slachtoffer] . Hij informeerde naar de seksafspraken van [slachtoffer] , naar haar verdiensten en naar wat ze met [medeverdachte] daaromtrent afsprak. Op 28 juli 2020 spraken ze af dat verdachte [slachtoffer] de volgende dag zou ophalen en naar een seksafspraak in Leeuwarden zou brengen. [10] [11]
Op 29 juli 2020 vond de seksafspraak in Leeuwarden plaats. Verdachte haalde [slachtoffer] bij de carpoolplaats in Drachten op en bracht haar naar Leeuwarden. [12] Toen [slachtoffer] na de afspraak weer in de auto van verdachte stapte, legde ze de helft van het verdiende geld in de middenconsole. [13]
Na de seksafspraak met de klant stuurde verdachte via WhatsApp aan [slachtoffer] een bericht dat hij het wel leuk vond en vaker wilde doen. Op 2 augustus 2020 geeft [slachtoffer] aan dat ze een nieuwe afspraak heeft voor op de vrijdag (de rechtbank begrijpt: 7 augustus 2020), waarop verdachte zegt dat hij dan wel kan. Tevens vraagt verdachte of [slachtoffer] hem eerder nog nodig heeft.
Op 3 augustus 2020 maakte de politie, die middels een MMA-melding op de hoogte was gesteld en zogenaamd een klantafspraak met [slachtoffer] maakte, een eind aan de situatie. [14]
Feit 1: juridisch kader mensenhandel ex artikel 273f Wetboek van Strafrecht
Het ten laste gelegde artikel 273f, eerste lid, sub-onderdelen 2, 5 en 8, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ziet op de bescherming van minderjarigen tegen (seksuele) uitbuiting door anderen en op het profiteren daarvan. In tegenstelling tot bij uitbuiting van volwassenen (sub-onderdelen 1, 4, 6, 7 en 9) is geen gebruik van dwangmiddelen vereist. Blijkens de wetsgeschiedenis wordt misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht gezien als inherent aan de exploitatie van prostitutie door minderjarigen. [15] Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige.
Met betrekking tot sub-onderdeel 2 overweegt de rechtbank dat dit onderdeel gaat om activiteiten die iemand in een positie brengen waarin deze bewogen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. De handelingen omschreven in sub-onderdeel 2 zijn slechts strafbaar indien deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Uitbuiting is door de wetgever niet gedefinieerd maar omvat volgens lid 2 van artikel 273f Sr in ieder geval uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting. Volgens vaste jurisprudentie is reeds sprake van uitbuiting indien bewezen kan worden dat de verdachte faciliterende gedragingen heeft verricht in het kader van door een minderjarige te verrichten seksuele handelingen tegen betaling en dat hij het oogmerk had van de verdiensten te profiteren. [16]
In sub-onderdeel 5 is de situatie strafbaar gesteld waarin een minderjarige ertoe wordt gebracht zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of de situatie waarbij enige handeling wordt ondernomen waarvan men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die minderjarige zich daartoe beschikbaar stelt. De betekenis van het bestanddeel “ertoe brengen” moet ruim worden opgevat en omvat tevens de situatie waarin de minderjarige reeds in de prostitutie werkzaam was en de verdachte op verzoek van de minderjarige slechts faciliterende activiteiten worden verricht. [17] Het is niet van belang of een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, aangezien de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is. [18]
In artikel 273f lid 1 onder 8 Sr is strafbaar gesteld de situatie waarbij wordt geprofiteerd van het prostitutiewerk van een minderjarige. Het bestandsdeel uitbuiting maakt geen deel uit van dit onderdeel.
Feit 1: bespreking van de standpunten en conclusies ten aanzien van de tenlastelegging
De verdediging heeft - zowel met betrekking tot feit 1 als feit 2 - aangevoerd dat verdachte niet op de hoogte was van de werkelijke leeftijd van [slachtoffer] . Hoewel de leeftijd van het slachtoffer is geobjectiveerd in artikel 273 Sr, overweegt de rechtbank dat zowel uit de WhatsApp-berichten tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] , verstuurd in de avond van 25 juli 2020 [19] - zijnde de avond waarop verdachte voor het eerst met [slachtoffer] in contact kwam - als uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat verdachte in ieder geval wist dat [slachtoffer] minderjarig was. [slachtoffer] verklaarde dat verdachte dacht dat zij 16 jaar was en tegen haar zei dat hij het ook wel aan haar kon zien. [20] De rechtbank ziet geen enkel belang voor zowel [medeverdachte] (een goede vriend van verdachte) als [slachtoffer] om hierover te liegen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] minderjarig was.
Het standpunt van de verdediging inhoudend dat verdachte niets heeft verdiend aan het vervoer van [slachtoffer] , wordt door de rechtbank eveneens verworpen gelet op de door de rechtbank vastgestelde feiten, waaronder het gegeven dat verdachte via WhatsApp ook bij [slachtoffer] naar de verdiensten informeert. Dat verdachte dit (alles) enkel deed uit nieuwsgierigheid naar [slachtoffer] en de wereld van de prostitutie en hij [slachtoffer] slechts vragen wilde stellen, acht de rechtbank dan ook volstrekt ongeloofwaardig. Dit is in strijd met hetgeen zowel zijn vrienden [medeverdachte] en [getuige] als [slachtoffer] verklaren. In de WhatsApp berichten tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] geeft [medeverdachte] nota bene aan dat gaat om “geld maken”, en zegt [medeverdachte] “waarom denk je dat hij (
de rechtbank begrijpt: verdachte) je wil brengen. Zoveel wij verdienen is niet normaal.”
Bovendien valt niet in te zien waarom verdachte - zou hij echt enkel ter bevrediging van zijn nieuwsgierigheid eenmalig met [slachtoffer] hebben afgesproken - na de eerste afspraak op 29 juli 2020 aangeeft weer te kunnen rijden en vraagt of [slachtoffer] nog eerder een afspraak heeft.
Omtrent sub-onderdeel 2 van artikel 273f Sr heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte [slachtoffer] niet vervoerde met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank verwerpt dit verweer gelet op de bovenstaande vaststelling dat verdachte [slachtoffer] heeft vervoerd met het oogmerk haar te faciliteren in haar prostitutiewerk en met de bedoeling om daarvan te profiteren, wat ook daadwerkelijk is gebeurd. Gelet op de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie ten aanzien van) sub-onderdeel 2 is het oogmerk van de verdachte dan ook op uitbuiting gericht geweest.
De rechtbank zal sub-onderdeel 2 dan ook bewezen verklaren.
Het ten aanzien van sub-onderdeel 5 gevoerde verweer van de raadsman inhoudend dat [slachtoffer] niet door verdachte is aangezet tot prostitutie en dat verdachte daarom van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken, verwerpt de rechtbank eveneens. Gelet op het hiervoor opgenomen juridische kader van sub-onderdeel 5 dient de term “ertoe brengen” ruim te worden opgevat en kan ook een minderjarige die reeds werkzaam in de prostitutie is ertoe worden gebracht om dat te blijven doen. Dat heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank gedaan, door ervoor te zorgen dat zij vervoer had naar haar (potentiële) seksafspraken en impliciet aan te dringen op meer afspraken door haar te vragen of ze hem nog eerder nodig had dan op het door haar voorgestelde moment. De rechtbank zal sub-onderdeel 5, in de eerstgenoemde variant “ertoe brengen”, dan ook bewezen verklaren.
De rechtbank acht sub-onderdeel 8 eveneens bewezen gelet op de feitelijke vaststelling dat verdachte (meer dan gerechtvaardigd als benzinegeld) betaald heeft gekregen voor het vervoeren van [slachtoffer] naar een seksafspraak en dus voordeel heeft getrokken uit haar seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel als bedoeld in sub-onderdelen 2, 5 en 8. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte dit feit (deels) in vereniging heeft gepleegd. De officier van justitie heeft aangevoerd dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord, omdat verdachte met [medeverdachte] heeft samengewerkt als het gaat om de seksafspraak in Leeuwarden.
De rechtbank overweegt dat voor de kwalificatie medeplegen (of in vereniging plegen) vereist is dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Of hiervan sprake is geweest, dient aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval te worden beoordeeld. In de regel zal de bijdrage van de medepleger worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote rol in de voorbereiding. [21]
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden komt naar voren dat verdachte op 25 juli 2020 door [medeverdachte] via WhatsApp met [slachtoffer] in contact is gebracht. [medeverdachte] zou meer gaan werken en verdachte zou [slachtoffer] dan naar eventuele seksafspraken kunnen brengen.
De rechtbank constateert dat niet is gebleken dat na het in contact brengen van verdachte en [slachtoffer] nog enige vorm van overleg of contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [medeverdachte] over (eventuele seksafspraken van) [slachtoffer] . Wel is op basis van het dossier vast te stellen dat [slachtoffer] na 25 juli 2020 zelf het contact met potentiële klanten onderhield, een seksafspraak maakte en verdachte hiervan op de hoogte hield. [slachtoffer] en verdachte spraken samen af waar en wanneer verdachte [slachtoffer] zou ophalen voor de seksafspraak op 29 juli 2020 en wat verdachte zou gaan verdienen. Uit het dossier blijkt niet van enige bemoeienis van [medeverdachte] , noch dat hij hier iets aan heeft verdiend of hier met verdachte over heeft gesproken.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het handelen van verdachte in voldoende mate meebrengt dat sprake was van de nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] die voor medeplegen is vereist. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Feit 2: bespreking van de standpunten en conclusies ten aanzien van de tenlastelegging
Uit de vaststelling van de feiten volgt dat verdachte een drietal afbeeldingen van [slachtoffer] op zijn telefoon heeft gehad. Blijkens de omschrijving van deze afbeeldingen ging het om de foto’s 01, 05 en 06, waarop respectievelijk een naakt vrouwenlichaam van de hals tot de knieën, blote billen en een lichaam van een vrouw in lingerie te zien is vanaf de nek tot de onderkant van de buik, waarop de borsten gedeeltelijk ontbloot zijn. [22] Deze afbeeldingen maken onderdeel uit van een serie afbeeldingen van [slachtoffer] die als kinderpornografisch is aangemerkt. [23] Gelet op de omschreven inhoud van de afbeeldingen in combinatie met de leeftijd van [slachtoffer] , 15 jaar, zijn de drie genoemde afbeeldingen ook los van de rest van de serie te kwalificeren als kinderpornografisch materiaal.
Dat verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] [slachtoffer] om de afbeeldingen had gevraagd terwijl ze samen op het terras bij [naam café] zaten en dat hij, verdachte, deze afbeeldingen niet eens heeft gezien, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Uit het proces-verbaal van bevindingen [24] volgt dat (de telefoon van) [medeverdachte] niet meer in de buurt van [naam café] was op het moment dat vanaf de telefoon van verdachte om foto’s van [slachtoffer] werd gevraagd.
Dat verdachte dan ook degene moet zijn geweest die om de foto’s vroeg, vindt voorts steun in de verklaring van [medeverdachte] inhoudend dat hij de telefoon van verdachte aan verdachte teruggaf ongeveer 5 à 10 minuten na het opstarten van het contact met [slachtoffer] en dat hij maar enkele zinnen namens verdachte heeft gestuurd. [25] De foto’s werden gestuurd na ongeveer drie kwartier, waarop vrijwel direct werd gereageerd. [26]
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zelf om de naaktfoto’s heeft gevraagd en deze dan ook opzettelijk in bezit heeft gehad. Nu het opzet dat vereist is voor een bewezenverklaring op grond van artikel 240b Sr niet is gericht op de kinderpornografische aard van de afbeeldingen, maar enkel op het in het bezit hebben van die afbeeldingen kan feit 2 naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 25 juli 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Drachten en Leeuwarden en elders in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004
- heeft vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 2°), en
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (sub 5°), en
B) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die ander, te weten [slachtoffer] , met een derde tegen betaling (sub 8°),
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft verdachte,
- die [slachtoffer] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en
- een gedeelte van het door die [slachtoffer] verdiende geld betaald gekregen.
2.
hij in de periode van 25 juli 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Hurdegaryp en Leeuwarden, afbeeldingen, te weten naaktfoto's van seksuele gedragingen waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon (deels) ontkleed is en door de uitsnede van de foto's nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel, de borsten en billen van deze persoon in beeld gebracht worden,
waarbij de afbeeldingen aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekt tot seksuele prikkeling.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mensenhandel, meermalen gepleegd.
2. Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, eventueel te combineren met een taakstraf. De oriëntatiepunten lijken niet te voorzien in een situatie als de onderhavige, waarin iemand slechts eenmalig heeft vervoerd. De raadsman heeft tevens verwezen naar een aantal uitspraken in zaken van seksuele uitbuiting al dan niet van een minderjarige waarin gevangenisstraffen van enkele dagen of maanden, al dan niet gecombineerd met een taakstraf zijn opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het psychologisch onderzoek door drs. [naam] d.d. 15 februari 2021, het reclasseringsrapport d.d. 10 december 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van kinderpornografisch materiaal van een vijftienjarig meisje en aan het (helpen te) prostitueren van dit meisje (mensenhandel). Verdachte heeft haar naar een seksafspraak gebracht en kreeg de helft van haar verdiensten betaald.
De rechtbank acht het handelen van verdachte ernstig en kwalijk. De wetgever heeft minderjarigen maximaal willen beschermen tegen dergelijk grensoverschrijdend gedrag waarvan bekend is dat slachtoffers daarvan op latere leeftijd nog de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Verdachte is aan de belangen van het slachtoffer voorbij gegaan en had enkel oog voor zijn eigen financieel gewin. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de grote inbreuk die op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer is gemaakt.
Ten aanzien van de bepaling van de (hoogte van de) straf overweegt de rechtbank dat gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur het uitgangspunt moeten zijn. Dit acht de rechtbank in het onderhavige geval niet passend, gezien de hierna te bespreken omstandigheden waaronder de feiten plaatsvonden en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte en het slachtoffer verschillen in leeftijd ongeveer zes jaar van elkaar. Het slachtoffer heeft zelf gevraagd of hij haar naar klanten wilde brengen. In die zin is er geen dwang of geweld gebruikt jegens het slachtoffer. Er heeft eenmaal een seksafspraak plaatsgevonden waarbij verdachte haar daadwerkelijk heeft gebracht.
Verdachte is een rechtenstudent en is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. Met een veroordeling voor de onderhavige feiten zal zijn beoogde maatschappelijke carrière vermoedelijk zwaar geschaad, zo niet onmogelijk worden.
De reclassering en de psycholoog zien geen noodzaak om verdachte te begeleiden of te laten behandelen en adviseren om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, te weten 79 dagen, passend en geboden is. Deze straf valt beduidend lager uit dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank meer gewicht toekent aan de omstandigheden waaronder de feiten plaatsvonden, waaronder met name het feit dat het daadwerkelijke vervoeren tegen betaling tot een keer beperkt is gebleven.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de toewijzing van deze vordering bepleit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld welke schade precies door verdachte is veroorzaakt. De trauma’s waarover wordt gesproken in de ter onderbouwing van de vordering toegevoegde stukken zijn niet veroorzaakt door de enkele rit die verdachte met [slachtoffer] heeft gemaakt, maar is reeds veel eerder in haar leven veroorzaakt. Tevens komt uit de behandelovereenkomst een ander beeld met betrekking tot de feiten (gedwongen prostitutie) naar voren dan ten aanzien van verdachte kan worden bewezen.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van de vervolgde klanten van [slachtoffer] telkens € 800,00 schadevergoeding is gevorderd, hetgeen het van verdachte te vorderen bedrag moeilijk te begrijpen maakt.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen.
De rechtbank wijst erop dat de onderbouwing van de vordering spreekt over een ernstige mate van derving van levensvreugde en het veroorzaken van psychische problemen door verdachte. Het staat voor de rechtbank buiten kijf dat [slachtoffer] psychische problemen heeft en dat deze er door de betrokkenheid van verdachte bij haar seksafspra(a)k(en) niet beter op zijn geworden. Uit de ter onderbouwing toegevoegde behandelovereenkomst komt echter een gecompliceerd beeld met betrekking tot het ontstaan van die psychische problemen naar voren. De rechtbank wijst erop dat in de behandelovereenkomst wordt gesproken over een posttraumatsche stressstoornis (PTSS), inclusief PTSS bij kinderen van 6 jaar en jonger en over mogelijk seksueel misbruik en vertrouwenskwesties in de gezinssfeer.
Daarbij komt dat uit het dossier volgt dat iemand anders dan verdachte [slachtoffer] tot prostitutie lijkt te hebben aangezet en dat [medeverdachte] [slachtoffer] reeds meerdere malen had vervoerd naar seksafspraken. Deze omstandigheden speelden reeds voordat verdachte [slachtoffer] leerde kennen.
De rechtbank constateert voorts dat in de behandelovereenkomst wordt gesproken over gedwongen prostitutie en het moeten hebben van seks met mannen, hetgeen niet aansluit bij het door de rechtbank vastgestelde feitencomplex en het voorliggende procesdossier.
Gelet op al het voorgaande kan de rechtbank de hoogte van de door verdachte veroorzaakte schade niet eenvoudig vaststellen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 240b en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 79 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 1:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2021.
Mrs. Kooistra en Van der Woude zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal met nummer NNRCC20021, gesloten op 23 december 2020. De hierna in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen komen uit dit dossier, tenzij anders wordt vermeld.
2.De verklaring van [slachtoffer] d.d. 13 augustus 2020, p.412 e.v.
3.De verklaringen van [slachtoffer] d.d. 13 augustus 2020, p.412 en p.416 e.v.
4.De verklaringen van [medeverdachte] d.d. 30 september 2020 en 12 oktober 2020, p.673 e.v. en p.692 e.v.
5.De verklaring van [medeverdachte] d.d. 30 september 2020, p.673 e.v.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 9 november 2020, p.527 e.v.
7.De verklaring van [medeverdachte] d.d. 30 september 2020, p.692 e.v.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2020, p.1827 e.v.
9.Het proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] d.d. 28 september 2020, p.346 e.v.
10.De verklaring van [slachtoffer] d.d. 9 september 2020, p.472 e.v.
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2020, p.1827 e.v.
12.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2021.
13.De verklaring van [slachtoffer] d.d. 22 juni 2021, afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, los in het dossier opgenomen.
14.Het proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] d.d. 13 augustus 2020, p.343 e.v.
15.Kamerstukken II, 1990/91, 21027, 8, p.2.
16.Hoge Raad 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1452.
17.Hoge Raad 20 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1174.
18.Hoge Raad 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1032.
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2020 p.1505 e.v. (op p.1789 zijn de WhatsApp-berichten met betrekking tot verdachte opgenomen)
20.De door de rechter-commissaris afgenomen verklaring van [slachtoffer] d.d. 22 juni 2020, los in het dossier opgenomen.
21.Hoge Raad 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716.
22.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2020, p.1827 e.v.
23.Het proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] d.d. 28 september 2020, p.346 e.v.
24.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2020 p.1024 e.v.
25.De verklaring van [medeverdachte] d.d. 4 november 2020, p.706 e.v.
26.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2020, p.1827 e.v.