2.5.1Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging bewezenverklaard dat:
“1:
hij in de periode van 1 augustus 2015 tot 13 augustus 2015 te Capelle aan den IJssel en/of [plaats],
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997), heeft vervoerd en overgebracht en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en
ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
immers heeft hij
- op verschillende manieren (onder meer via WhatsApp en e-mail) contact gelegd en onderhouden met die [slachtoffer], en
- die [slachtoffer] opgehaald bij [A], zorginstelling [B] en meegenomen naar zijn, verdachtes, woning, en haar aldaar gehuisvest en opgenomen, en
- die [slachtoffer] een (werk)telefoon en kleding verschaft, en
- foto’s van die [slachtoffer] gemaakt en
- aan die [slachtoffer] advies gegeven over het werken in de prostitutie en
- met die [slachtoffer] besproken tegen welke tarieven en
- dat hij, verdachte, die [slachtoffer] naar een afspraak zou brengen en in de buurt zou blijven
2:
hij, op 13 augustus 2015 in Nederland, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag (te weten het gezag dat haar ouders hadden) en/of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende (te weten instelling [A], zorginstelling [B]), immers heeft hij, verdachte toen en daar die [slachtoffer] opgehaald en meegenomen naar zijn huis en die [slachtoffer] zodanig feitelijk buiten de invloedssfeer van haar ouders en/of [A], zorginstelling [B] gebracht, dat de uitoefening van het gezag door die ouders en/of [A], zorginstelling [B] onmogelijk was geworden.”
2.5.2Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
“Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
1.
De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 juni 2017 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik woon aan de [a-straat 1] te [postcode] [plaats]. Op 13 augustus 2015 is [slachtoffer] door de politie uit mijn woning gehaald. Ik heb [slachtoffer] op 12 augustus 2015 opgehaald bij de slagbomen van het IJsselland ziekenhuis in Capelle aan den IJssel. Ik heb haar meegenomen naar mijn woning.
[slachtoffer] had gereageerd op mijn advertentie op de site [internetsite] waar ik woonruimte aanbood. [slachtoffer] moest mij betalen voor de woonruimte en voor benzinekosten. Het eerste contact met [slachtoffer] was twee weken voordat ik haar ophaalde. Dat ging via de e-mail en de WhatsApp berichtenservice. [slachtoffer] heeft op 13 augustus 2015 tegen mij gezegd dat zij 17 jaar oud was. Ook vertelde zij die dag dat zij bij een GGZ-instelling was weggelopen. Dit was op de dag dat de politie aan de deur kwam. De politie stapte binnen net op het moment dat [slachtoffer] en ik de woning zouden verlaten om naar een klant in Gouda te gaan. Ik zou als chauffeur optreden. [slachtoffer] zou seksuele handelingen tegen betaling verrichten. Ik heb [slachtoffer] een zilverkleurige Nokia geleend. Zij heeft tegen mij gezegd dat zij die telefoon zou gebruiken voor de sekscontacten. Ik vond dat goed. Ik heb [slachtoffer] “tips en tricks” gegeven over het werken in de prostitutie. Zij wilde weten welk geldbedrag zij zou moeten vragen voor de door haar verrichte seksuele handelingen bij klanten. Zij vroeg: ‘wat zou jij vragen?’ Ik zei dan bijvoorbeeld € 135,-. Verder heb ik haar geholpen om een tekst voor de advertentie te maken voor de sekssite op internet. Ik heb foto’s van [slachtoffer] gemaakt waarop zij in lingerie poseerde. Zij wilde die foto’s gebruiken voor haar advertentie. Zij is met klanten in contact gekomen via de advertentie op [internetsite].
2.
De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 31 mei 2018 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Het klopt dat ik contact had met [slachtoffer] via e-mailberichten en WhatsAppberichten. Ik heb haar destijds opgehaald. De [A] en het IJsselland ziekenhuis liggen tegenover elkaar. Ik heb haar buiten de slagbomen van de [A] te Capelle aan den IJssel opgehaald.
Ik was in die tijd geobsedeerd door de prostitutiewereld. Dat wereldje trok mij aan. Ik interesseerde mij enorm voor de dames in de prostitutie. Het fascineerde mij. Ik verhuurde daarom aan deze dames woonruimte.
Voorafgaand aan onze ontmoeting hadden wij gedurende veertien dagen regelmatig contact.
Ik heb haar opgepikt en meegenomen naar mijn woning in [plaats]. Wij hebben over het huren van een woonruimte bij mij gepraat. De huurprijs was onderdeel van het gesprek.
Het klopt dat ik foto’s van haar heb gemaakt. Zij heeft gereageerd op diverse oproepen van mannen. Zij kon dan foto’s meesturen.
De telefoon die [slachtoffer] gebruikte was van mij.
Het klopt dat zij een seksafspraak had met een man in Gouda. Ik zou haar daar naartoe brengen. Gouda was de eerste keer. We hebben afgesproken dat ik in de buurt zou blijven. Het klopt dat zij zou betalen voor de woonruimte en de benzinekosten.
[slachtoffer] heeft op mijn laptop een e-mailadres aangemaakt. Zij is op de normale computer verder gegaan.
Ik heb [slachtoffer] “tips en tricks” gegeven omdat zij mij om advies vroeg.
Het ophalen moest stiekem gebeuren. Zij was bang dat zij betrapt zou worden door haar ouders.
[slachtoffer] heeft mij verteld dat zij de prostitutie in wilde.
Het klopt dat er kleding in mijn huis lag. [slachtoffer] heeft kleding uit die stapel gehaald. Zij had mijn toestemming daarvoor.
U houdt mij uit mijn politieverklaring (pagina 277 van het dossier) voor dat ik heb verklaard dat ik tegen [slachtoffer] heb gezegd: “Doe het veilig, hou de tijd in de gaten.”
3.
Een proces-verbaal zaaksdossier zaak Ohio d.d. 6 juli 2016 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. 2015294483. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 3):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op woensdag 12 augustus 2015 werd door behandel- en expertisecentrum [A] in Capelle aan de IJssel aangifte gedaan van vermissing van een minderjarig en met een rechterlijke machtiging intern in die instantie verblijvend meisje genaamd [slachtoffer]. Uit onderzoek van de politie bleek dat haar vermoedelijke verblijfplaats zou zijn in de woning van een man genaamd [verdachte] aan de [a-straat 1] in [plaats].
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 november 2015 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. 1510271100.GET. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 77 e.v.):
als de op 27 oktober 2015 afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Ik verblijf op de [C] in Capelle aan den IJssel. Dat is een besloten jeugdpsychiatrie inrichting. Ik zit daar met een Rechterlijke Machtiging. Op 12 augustus 2015 ben ik weggelopen. Ik heb [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) leren kennen op [internetsite]. We hebben contact gehad en bij het IJsselland ziekenhuis hebben we afgesproken. Ik zette mijn fiets in zijn auto en samen reden we weg naar zijn huis in [plaats]. Via de laptop gingen wij werk zoeken voor mij in de prostitutie en dat deden we via [internetsite]. Ik heb gereageerd op advertenties die waren geplaatst door andere mensen die om seks vroegen en daarvoor zouden betalen. [verdachte] heeft vervolgens geholpen berichten te verzenden naar deze advertenties. Dat ging via de mail. [verdachte] heeft toen foto’s van me gemaakt. Ik droeg hierbij alleen een BH en een onderbroek. Deze foto’s werden gemaakt omdat de mensen die de advertenties hadden geplaatst daarom vroegen. De foto’s zijn op de computer gezet en verzonden naar de mensen die daarom vroegen. In totaal waren het zes foto’s. Ze zijn verzonden naar twee mensen. Er werd gereageerd op de foto’s en er werden afspraken gemaakt over wanneer, hoe en waar.
Dit heeft zich allemaal op 12 augustus 2015 afgespeeld. De avond daarna heb ik een afspraak gemaakt. Afgesproken was dat ik de klant zou bezoeken. [verdachte] zou mij afzetten en in de omgeving blijven ter bescherming en als ik klaar was zou [verdachte] mij weer ophalen en terug gaan naar zijn woning. Ik zou de telefoon dan één keer laten overgaan en als ik het geld had. Met de klant was afgesproken dat er gebeft zou worden en verder ook seks zou hebben.
[verdachte] en ik hadden afgesproken dat ik uit de opbrengsten van de prostitutie 300 euro per maand zou betalen voor huur en eten. Ik zou ook de benzinekosten betalen voor het rijden van en naar de klanten en één keer in de maand zou ik de boodschappen betalen. Deze afspraak was gemaakt op de eerste dag dat ik daar was.
De volgende dag zei ik tegen [verdachte] dat ik 17 jaar oud was.
Ik ben op 12 augustus 2015 weggelopen bij de instelling. Daarvoor heb ik [verdachte] ontmoet op de site [internetsite]. Ik was een advertentie van [verdachte] tegengekomen op de site waarin hij aangaf dat hij aan kamerverhuur deed.
[verdachte] was op de hoogte dat ik ongeoorloofd weg zou lopen bij de instelling. Dat heb ik hem verteld. Ik heb [verdachte] verteld dat ik bij mijn ouders zat en dat ik onder Rechterlijke Machtiging was geplaatst. Maar [verdachte] had kunnen weten dat ik in de [A] zat, want daar hadden we afgesproken.
In de e-mail vertelde ik [verdachte] dat ik wilde weglopen. Ik vroeg ook wat ik aan huur moest betalen.
Het klopt dat, toen uw collega’s mij aantroffen in de woning van [verdachte], ik op het punt stond om naar een klant te gaan in Gouda. Het adres staat in de e-mail van [e-mailadres]. Dit e‑mailadres heb ik aangemaakt bij [verdachte] thuis. [verdachte] hielp met de e-mail formuleren, maar ik typte het bericht. Er was afgesproken voor 180 of 200 euro voor een uur. Ik moest zeggen dat ik 18 jaar oud was. Dat had ik ook zo afgesproken met [verdachte].
[verdachte] heeft mij ook dameskleding gegeven.
[verdachte] heeft mij een Nokia telefoon gegeven voor het werk in de prostitutie. [verdachte] en ik hebben samen een simkaart gehaald bij de Mediamarkt in Rotterdam. [verdachte] heeft betaald voor dit kaartje.
[verdachte] wist dat ik met een Rechterlijke Machtiging was geplaatst. Ik heb [verdachte] uitgelegd wat dat inhoudt.
5.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2015 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. 1509231400.AGV. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 66 e.v.):
als de op 23 september 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Mijn dochter [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1997, is 17 jaar oud.
Zij zit in een besloten instelling. Zij is minderjarig en heeft een Rechterlijke Machtiging. Ze is daar opgehaald door een man.
[slachtoffer] is in (de [A] in) Capelle aan den IJssel terechtgekomen. De naam van de afdeling is De [C], dit is een onderdeel van [B]. Ze zit aan de [b-straat 1] in Capelle aan den IJssel. We kregen een telefoontje van de instelling, dat [slachtoffer] niet terug was gekomen van boodschappen doen. Er werd melding gedaan bij de politie. Dit was op 12 augustus 2015. [slachtoffer] is die nacht van 12 op 13 augustus 2015 niet teruggekomen in Capelle aan den IJssel.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2015 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. 1508141130.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 15 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Naar aanleiding van de melding van de [A] betreffende de vermissing van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1997, heb ik, verbalisant [verbalisant 1], een nader onderzoek ingesteld naar de vermoedelijke verblijfplaats van [slachtoffer] die sinds 12 augustus 2015 omstreeks 14:00 uur vermist bleek te zijn.
Ik heb contact gezocht met de [A] en ter plaatse, op 13 augustus 2015 omstreeks 17:15 uur, gesproken met de behandelend psychiater [betrokkene 2]. [betrokkene 2] verklaarde dat [slachtoffer] met de telefoon van een medepatiënte contact had gelegd met diverse mannen en dat in deze telefoon een WhatsApp gesprek zat met een persoon genaamd “[verdachte]”. Uit de WhatsApp contactenlijst bleek dat aan het contact “[verdachte]” een 06-nummer zichtbaar was, zijnde: 06‑10359418. Uit onderzoek binnen het bedrijfsprocessensysteem BVH bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer] gekoppeld was aan een persoon genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1959, wonende op het adres [a-straat 1] te [plaats].
Op 13 augustus 2015 ging ik, verbalisant, samen met politiemedewerker [verbalisant 2] en twee geüniformeerde collega’s naar voornoemd adres. [verdachte] opende omstreeks 19:20 uur de deur en gaf toestemming, na het tonen van de machtiging, om de woning te betreden. [slachtoffer] zat in de tuin.
7.
Een geschrift, zijnde een beschikking van de rechtbank Rotterdam, team familie 2, d.d. 1 mei 2015, met betrekking tot [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats], verblijvende bij [A], [B] afdeling de [C] Capelle aan den IJssel, voor zover inhoudende:
Daarom wordt op grond van de BOPZ als volgt beslist.
Verleent voorlopige machtiging om [slachtoffer] voornoemd, in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven tot uiterlijk 1 november 2015.”