Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juni 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder
[derde-partij], gevestigd te [plaats] ,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een herzieningsverzoek af te wijzen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.H. Weermeijer, had verzocht om terug te komen van een eerder besluit van 20 maart 2018, waarin de Svb de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op eiser van toepassing verklaarde. Eiser stelde dat er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die niet eerder konden worden ingediend. De rechtbank concludeerde dat de Svb het herzieningsverzoek terecht had afgewezen op basis van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de maandag na de datum van uitspraak, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.