In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.C. Molema-Nankman, en verweerder, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, vertegenwoordigd door mr. T.W. Franssen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin een schadevergoeding van € 19.582,26 is toegekend voor schade aan zijn woning, die eiser stelt te zijn veroorzaakt door aardbevingen in het Groningenveld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2003 eigenaar is geworden van de woning en dat hij op 14 juni 2019 schade heeft gemeld bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen. Na een bezoek van een schade-expert zijn er verschillende schadebedragen vastgesteld, maar niet alle schade kwam voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de adviezen van deskundigen en de argumenten van beide partijen. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de schade aan de dakgoot niet het gevolg is van mijnbouwactiviteiten, maar van mechanische belasting. De rechtbank heeft ook de hoogte van de schadevergoeding beoordeeld en vastgesteld dat deze in overeenstemming is met de geldende regels van het civielrechtelijke aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.