Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Locatie Leeuwarden
verweerder in reconventie,
Y VASTGOED B.V.,
eiseres in reconventie,
1.De procedure1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit- het tussenvonnis van 9 maart 2021,- de akte wijziging van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie,- de mondelinge behandeling op 18 mei 2021 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De beoordeling conventie en in reconventie
Waar gaat het om in deze zaak?
a. X is agrarisch ondernemer. Hij heeft de percelen aan de Nieuwe Ruiterweg, kadastraal bekend gemeente Havelte, sectie I nummer 3574 en 3575, samen 8.49.12 hectare, (hierna: de percelen) gepacht van de voormalige eigenaar. In het kader van projectontwikkeling heeft de vorige eigenaar de percelen verkocht aan Hofstede Ommen Vastgoed B.V. (hierna: Hofstede) met de afspraak dat levering zal plaatsvinden wanneer Hofstede de percelen nodig heeft. In de tussentijd heeft X het gebruik van de percelen gehad en hiervoor een vergoeding betaald aan de voormalige eigenaar. Op 3 januari 2005 heeft de voormalige eigenaar de percelen geleverd aan Hofstede die de percelen dezelfde dag heeft doorgeleverd aan Mega Projecten B.V. (hierna: Mega).
De percelen zijn vanwege een dreigend faillissement van Mega via een veiling verkocht aan Y en op 25 maart 2016 aan Y geleverd.
b. Tussen X en Y is een verschil van mening ontstaan over de vraag of X een pachtaanspraak heeft op de percelen. X heeft bij dagvaarding van 11 februari 2016 schriftelijke vastlegging van de pachtverhouding gevorderd. Y heeft in reconventie de ontruiming van de beide percelen gevorderd. Bij vonnis van 4 april 2017 heeft de pachtkamer de vordering tot vastlegging afgewezen en de vordering in reconventie tot ontruiming toegewezen. Redengevend daarvoor was dat X, nadat hem drie keer uitstel was verleend, geen akte uitlating heeft genomen ten aanzien van de hem in het tussenvonnis van 6 december 2016 verstrekte bewijsopdracht, namelijk het bewijs dat voor het gebruik van de percelen een tegenprestatie was overeengekomen met Mega. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
c. X heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Y heeft het vonnis kort daarna laten betekenen en aangekondigd dat zij aanspraak zou maken op de dwangsommen als X de percelen niet tijdig zou verlaten. X heeft Y verzocht om hangende de uitkomst van het hoger beroep de gebruikssituatie voort te zetten. Omdat Y daarin niet mee ging, heeft X de percelen onder protest ontruimd en aan Y ter beschikking gesteld. Y heeft de percelen vervolgens aan derden verpacht. X heeft Y aansprakelijk gesteld voor alle schade die hij door deze ontruiming zou lijden.
d. Bij arrest van 24 september 2019 heeft de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de pachtkamer van 4 april 2017 in conventie vernietigd en in reconventie bekrachtigd wat de ontruiming betreft. Het hof heeft verder, opnieuw recht doende, de reguliere pachtovereenkomst tussen Y als verpachter en X als pachter met betrekking tot de percelen vastgelegd met ingang van het pachtjaar 1996 voor de wettelijke duur van zes jaar en tegen een pachtprijs van € 2.500,00 voor het geheel. De reden hiervoor is dat na bewijslevering is komen vast te staan dat X een tegenprestatie heeft betaald en dat de reguliere pachtovereenkomst vanaf 2005 is voortgezet. De vordering tot ontbinding is toegewezen omdat volgens het hof het bestemmingsplan onherroepelijk is gewijzigd in een andere dan landbouwkundige bestemming en het belang van Y bij ontbinding zwaarder weegt dan dat van X.
e. X vordert na wijziging van eis, verkort weergegeven, veroordeling van Y tot betaling aan X van € 33.849,17, althans een door de pachtkamer vast te stellen schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2017 en met de proceskosten.
3.De beslissing
6 juli 2021voor het nemen van een akte door X met daarin