Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
lees [verzoeker] , de kantonrechter)en G4S reeds is geëindigd met de intrekking van de toestemming per 30 januari 2013 en dat dit niet anders wordt doordat deze intrekking op een later moment wordt opgevolgd door een andersluidende beslissing op bezwaar. Met de beslissing op bezwaar wordt immers niet ongedaan gemaakt dat de toestemming per 30 januari 2013 was ingetrokken en dat dit vanaf die dag eraan in de weg stond dat [appellant] de bedongen arbeid verrichtte. De intrekking van 30 januari 2013 heeft dan ook, naar de letterlijke tekst van de betreffende bepaling maar ook naar de bedoeling daarvan, tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst per die datum van rechtswege eindigt. De bedoeling van de bepaling is immers dat het dienstverband eindigt op het moment dat de werknemer wegens het ontbreken van de vereiste toestemming zijn werkzaamheden niet meer mag verrichten.
niet is voortgezet. De kantonrechter is van oordeel dat als de arbeidsovereenkomst is geëindigd (als gevolg van de vervulling van een ontbindende voorwaarde dan wel anderszins) de werknemer ingevolge art. 7:673 lid 1 BW aanspraak kan maken op een transitievergoeding. Een transitievergoeding is, bij wijze van uitzondering, niet verschuldigd, wanneer het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer als bedoeld in art. 7:673 lid 7, aanhef en onder c, BW. Nu G4S geen beroep heeft gedaan op ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] , kan [verzoeker] zijn aanspraak op een transitievergoeding niet worden ontzegd.