RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
zaaknummer: LEE 20/3404
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 mei 2021 in de zaak tussen
[eiseres], te Delfzijl, eiseres
(gemachtigde: mr. M. Klijnstra),
[verweerder], verweerder
(gemachtigde: mr. W.R. van der Velde).
Bij besluit van 16 april 2019 (primair besluit) heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom opgelegd. Eiseres dient de emissie van siliciumcarbidevezels (hierna: SiC- vezels), voor zover deze SiC-vezels voldoen aan de WHO-definitie van SiC-vezels, zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning in werking is, binnen 8 weken na verzending van het besluit, uiterlijk 11 juni 2019, te beëindigen en beëindigd te houden op straffe van een dwangsom van € 250.000,- per keer dat geconstateerd wordt dat niet aan de last is voldaan, tot een maximum van € 750.000,-.
Bij besluit van 8 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard voor zover het betreft de omschrijving van de overtreding waar de last op ziet. Voor het overige heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verweerder heeft eiseres bij het bestreden besluit gelast om binnen 6 maanden na verzending van dit besluit de emissie van vezels bestaande uit siliciumcarbide met diameter < 3 μm, lengte > 5 μm en dimensieverhouding ≥ 3:1, zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning in werking is, te beëindigen en beëindigd te houden. Per keer dat geconstateerd wordt dat eiseres niet aan de last voldoet, wordt een dwangsom verbeurd van
€ 250.000,- tot een maximum van € 750.000,-. Per kalenderweek wordt maximaal één dwangsom verbeurd.
Aangegeven is verder dat van de in de last bedoelde emissie sprake is bij buiten de inrichtingsgrenzen aangetroffen hoeveelheden van de in de last bedoelde vezels.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de StAB) heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 4 maart 2021. Partijen hebben hierop gereageerd. Op 25 maart 2021 heeft de StAB aanvullend gerapporteerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2021. Voor eiseres zijn verschenen mr. Klijnstra, [eiseres] en [eiseres] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van der Velde en [verweerder] .
1. De rechtbank gaat voor haar oordeelsvorming uit van de volgende – door partijen niet betwiste – feiten en omstandigheden.
1.1 Op 7 december 1976 heeft [eiseres] (thans [eiseres] en hierna: eiseres) een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het oprichten, in werking brengen en inwerking houden van een inrichting voor de vervaardiging van siliciumcarbide op het perceel [adres] te Delfzijl.
1.2 Bij besluit van 13 september 1977 heeft verweerder de gevraagde vergunning verleend.
1.3 Bij besluit van 22 maart 2005 is de vergunning geactualiseerd op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Tussen 13 september 1977 en 12 maart 2019 zijn voorts diverse vergunningprocedures doorlopen. Deze zijn niet van belang voor de onderhavige zaak.
1.4 In 2006 en 2007 is door Buro Blauw een lucht-emissieonderzoek naar verwaaiend stof dat afkomstig is van eiseres uitgevoerd in het kader van de voorschriften (2.15 en 2.16) van de actualisatievergunning. In het rapport wordt – onder meer - geconcludeerd dat er geen detecteerbare hoeveelheid siliciumcarbide in het fijnstof is aangetoond.
1.5 In het najaar van 2018 is door TNO een meetnet opgezet nabij industriepark Delfzijl om de vezel-immissie in de omgeving te meten en berekenen op jaarbasis. TNO heeft de resultaten van de meetsessies in rapporten neergelegd. Uit een rapport van 29 januari 2019 betreffende de resultaten van de meetsessies in oktober, november en december 2018 is gebleken dat in alle meetperioden op twee meetlocaties benedenwinds van eiseres verhoogde concentraties aan SiC-vezels zijn aangetroffen. Daarbij is aangegeven dat het gaat om een relatief korte meetperiode op twee dichtbij de bron gelegen meetstations. Metingen over een langere periode, inclusief metingen nabij woonkernen, zijn nodig om een jaargemiddeld beeld te verkrijgen zonder dat toevalligheden een rol spelen.
1.6 Bij brief van 29 januari 2019 heeft verweerder eiseres bericht voornemens te zijn een last onder dwangsom op te leggen in verband met het emitteren van de SiC-vezels zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning in werking is getreden.
1.7 Bij brief van 15 februari 2019 heeft eiseres een zienswijze ingediend.
1.8 Op 1 april 2019 heeft het RIVM op verzoek van verweerder een (aangepast) advies uitgebracht met betrekking tot het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR) voor SiC-vezels in de lucht in het kader van het vergunningverleningsproces. Het RIVM adviseert om het (i)MTR lucht voor SiC-vezels, op basis van een read-across naar amfibool asbest, vast te stellen op 300 vezelequivalenten/m3 en een verwaarloosbaar risico (VR) van 3 vezelequivalenten/m3 als risicogrens voor SiC-vezels. Het RIVM heeft hieraan ten grondslag gelegd dat uit de na het advies van 1 februari 2019 toegestuurde meetresultaten blijkt dat er SiC-vezels zijn aangetroffen die qua lengte en diameter voldoen aan de definitie van whiskers en die door IARC vergelijkbaar worden beschouwd met amfibool asbest. Hiervoor heeft de Gezondheidsraad een MTR lucht geadviseerd van op 300 vezelequivalenten/m3 en een verwaarloosbaar risico (VR) van 3 vezelequivalenten/m3 . Het RIVM geeft verder aan dat de resultaten van de metingen in oktober, november en december 2018 door TNO boven het VR maar onder het aanbevolen MTR liggen. Op statistische gronden kan overschrijding van het MTR niet worden uitgesloten.
1.9 Bij het primaire besluit van 16 april 2019 heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom opgelegd.
1.10 Tegen dit besluit heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend.
1.11 Eiseres heeft op 20 augustus 2019 een aanvraag om een veranderingsvergunning ingediend. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 20 november 2019 buiten behandeling gesteld. Eiseres heeft op 19 mei 2020 een nieuwe aanvraag om een veranderingsvergunning ingediend. Eiseres heeft deze aanvraag op 31 augustus 2020 ingetrokken. Op 31 augustus 2020 heeft eiseres een verzoek gedaan om wijziging van de bij besluit van 22 maart 2005 ambtshalve gewijzigde stofvoorschriften van de vigerende verleende omgevingsvergunningen op grond van artikel 2.31, tweede lid, onder b, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.12 De commissie Rechtsbescherming (hierna: de commissie) heeft in haar advies van 30 april 2020 geadviseerd om het bezwaarschrift gegrond te verklaren.
1.13 Op 18 juni 2020 heeft TNO de eindrapportage van het meetnet opgeleverd. Aan de hand van modelberekeningen zijn uit de meetresultaten een jaargemiddelde concentratie berekend. Uit de berekeningen blijkt dat op de hoofdmeetstations de jaargemiddelde concentratie lager of gelijk is aan 20 vezels per m3. Op de verder gelegen woonkernen blijft de jaargemiddelde concentratie onder de 5 vezels per m3. In de meetperiode zijn blazerpluimen geheel of deels over de meetstations getrokken. De SiC vezelconcentratie piekt op die momenten sterk met uurgemiddelde concentraties van gemiddeld 450 vezels per m3 tot 1500v ezels per m3.
1.14 Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder – in afwijking van het advies van de commissie - het bezwaar gegrond verklaard voor zover dit betrekking heeft op de omschrijving van de overtreding en het bezwaar overigens ongegrond verklaard.
1.15 Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.16 Op 2 februari 2021 heeft verweerder een ontwerpbesluit ter inzage gelegd met betrekking tot de emissie van stof en Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) en daarbij een ambtshalve wijziging van de omgevingsvergunning doorgevoerd en voorschriften gewijzigd op basis van artikel 2.31, tweede lid, onder b. Wabo. Voorts is daarbij een maatwerkvoorschrift opgenomen met betrekking tot emissie naar lucht van ZZS.
2. De opbouw van de uitspraak is als volgt. In rechtsoverweging 3 zal de rechtbank achtergrondinformatie met betrekking tot het bedrijf geven, waaronder een beschrijving van de inrichting en het productieproces. Daarbij zal het ontstaan van vezels aan de orde komen. De rechtbank zal hier tevens ingaan op de classificatie en eigenschappen van SiC-vezels. Voorts zal de rechtbank berekeningen en metingen van emissies en immissies en de risicio’s voor de volksgezondheid bespreken. De rechtbank baseert deze informatie op de StABverslagen van 4 en 25 maart 2021. Onder rechtsoverweging 4 bespreekt de rechtbank vervolgens de beroepsgronden.
3 Achtergrond
3.1Beschrijving inrichting
Eiseres is gelegen op het industrieterrein Oosterhorn ten oosten van Delfzijl. Het terrein is ongeveer 23 ha groot. De inrichting ligt ongeveer 2,5 kilometer ten zuidoosten van de bebouwde kom van Farmsum en op ongeveer 4 kilometer ten zuidoosten van de bebouwde kom van Delfzijl.
In de inrichting wordt (granulair) siliciumcarbide (SiC) geproduceerd uit zuiver kwartszand en petroleumcokes, een koolstofhoudend restproduct van de olieraffinage. SiC is een product dat vanwege zijn zeer hoge hardheid wordt toegepast in onder meer dieselroetfilters, keramische waterfilters en hoogwaardige slijtvaste onderdelen, zoals lagers. Daarnaast wordt SiC toegepast in de slijpmiddelenindustrie, zoals bij de productie van halfgeleiders voor zonnecellen. Het granulaire SiC is een inerte stof die niet toxisch is en daarom niet als gevaarlijke stof of preparaat is geclassificeerd volgens de EG-Richtlijn 67/548/EEG of Richtlijn 1999/45/EG of
Verordening (EG) nr. 1272/2008.
Bij de productie van granulair SiC kunnen echter, zo is intussen gebleken, ook onbedoeld (en ongewenst) SiC-vezels ontstaan.
3.2Productieproces
De SiC wordt geproduceerd door zand te laten reageren met petroleumcokes. De gebroken petroleumcokes worden opgemengd met zand in een charge menginstallatie. Daarnaast komt uit het ovenproces een niet gereageerde gerecyclede en afgezeefde materiaalstroom vrij, zogenaamd omloopmateriaal. Dit omloopmateriaal bestaat hoofdzakelijk uit zand en petroleumcokes en daarnaast SiC en grafiet (beide ca. 10%). Het zand/petroleumcokes-mengsel wordt vervolgens gemengd samen met het omloopmateriaal tot reactiemateriaal. Van deze reactiemengsels worden “ovens” gebouwd. Het gaat hierbij om bulten van ongeveer 1.000 ton reactiemengsel, waar centraal een baan van grafiet doorheen loopt. Vervolgens wordt dit mengsel afgedekt met circa 3.000 ton omloopmateriaal. Deze laag dient als isolator om de warmte in de oven te houden en een kunststoffolie over de oven te kunnen plaatsen. Door middel van een elektrische stroom door de grafietkern, wordt energie toegevoegd. Door verhitting wordt SiC gevormd rondom de grafieten kern. Vanaf de kern gezien is dit hoogwaardig kristallijn (hexagonaal) SiC wat overgaat in amorf (kubistisch) SiC, ook wel metallurgisch SiC genoemd, aan de buitenzijde. In de overgangszone tussen kristallijn en amorf kunnen onder andere onbedoeld, maar niet te vermijden SiC-vezels worden gevormd. Door het elektrisch verhitten van de oven gedurende 10 dagen komt ook gas vrij, hetgeen wordt opgevangen en na reiniging verbrand in een energieterugwinningscentrale. Op deze wijze wordt circa 300 ton SiC gevormd en circa 600 ton procesgas.
Circa 48 uur na afschakeling wordt het folie vacuüm op de oven gezogen en vervolgens verwijderd. Vervolgens wordt gedurende een periode van twee weken het niet gereageerde
isolatiemateriaal laagje voor laagje afgegraven met kranen en shovels totdat een
“ovenwals” van SiC-product vrijkomt. Na het iedere dag afgraven van de oven worden
sproeiers op de oven geplaatst om de oven te koelen. Dit geschiedt iedere dag opnieuw
totdat de wals zichtbaar is. De wals wordt vervolgens in grote brokken
ontmanteld en vervolgens in de buitenlucht op het poetsplein gescheiden in de kwaliteiten
kristallijn en amorf. Het materiaal wordt vervolgens eventueel gedroogd en gebroken
binnen in de verwerkingshal. Hierdoor ontstaan diverse productsoorten met
verschillende afmeting en verschillende kwaliteit en toepassingen. De
productiehoeveelheden en productkwaliteiten zijn afhankelijk van de vraag en
toepassingen in de markt en worden opgeslagen zowel buiten als binnen naar gelang
korrelgrootte en stuifgevoeligheid. Het grafiet wat bij het ontmantelen van de wals wordt
teruggewonnen, wordt afgezeefd en opgeslagen om vervolgens opnieuw in het
ovenproces te worden ingezet. De totale ovencyclus van opbouw en reparatie tot en met afbouw bedraagt ongeveer 28 dagen.
Het SiC bevat gemiddeld 1,9 mg/kg aan SiC-vezels. Het omloopmateriaal bevat gemiddeld 10 mg/kg aan SiC-vezels.
3.3Ontstaan van vezels
SiC-vezels ontstaan op het grensvlak tussen kristallijn en amorf siliciumcarbide waardoor SiC-vezels voorkomen in (gebroken) SiC dat in een oven is geproduceerd en met name in omloopmateriaal (materiaal dat vrijkomt bij het ontmantelen van de ovens). Emissies van vezels ontstaan met name bij mechanische bewerkingen (poetsen, vergruizen, drogen) en door verplaatsingen van voornoemde materialen.
De SiC-vezels kunnen vrijkomen bij reguliere emissies als gevolg van diverse bedrijfsactiviteiten. Verder kunnen SiC-vezels vrijkomen door blazers; dat zijn incidentele stofemissies veroorzaakt door gasexplosies in een oven door een interne instabiliteit, waarbij enkele tonnen (omloop)materiaal in meer of mindere mate vrij kunnen komen. Afhankelijk van de categorie vindt stof-en vezelemissie in meer of mindere mate plaats. Omloopmateriaal bevat 10 tot 20% SiC, derhalve 100 tot 200 gram SiC per kg omloop en 7 tot 13 mg SiC-vezels per kg omloop.
3.4.Classificatie SiC-vezels
3.4.1Eigenschappen
De SiC-vezels bevinden zich in het granulaire SiC en zijn morfologisch gezien (vorm en
afmetingen) in drie typen te onderscheiden: vezels, whiskers en cleavage fragments
(splitsingsfragmenten). De vezels zijn polykristallijne vezels die volgens de definitie van de
Wereldgezondheidsorganisatie WHO een lengte hebben van meer dan 5 micron en een diameter van minder dan 3 micron terwijl de verhouding tussen de vezellengte en de vezeldiameter (l/d verhouding) meer dan 3 bedraagt.
Whiskers (snorharen) zijn een subgroep onder de vezels. Het gaat om langere naaldvormige vezels die een lengte hebben van > 20 μm en een diameter van <5 μm met een l/d verhouding > 3. Deze naaldvormige vezels zijn inhaleerbaar evenals dat het geval is voor amfibool asbest (asbestsoort waarvan bruin en blauw asbest het meest voorkomt). Amfibole asbestvezels kunnen in de lengterichting splijten waardoor twee even lange, maar dunnere vezels ontstaan. Whiskers hebben weliswaar dezelfde cilindrische naaldvorm, maar breken in de breedte af waardoor twee kortere, even dikke vezels ontstaan.
3.4.2Carcinogeniteit vezels
In een op 7 december 2012 gepubliceerd rapport stelt de Nederlandse Gezondheidsraad
dat siliciumcarbide in vezelvorm (vezels, whiskers) kanker kan veroorzaken en
geclassificeerd moet worden als ‘kankerverwekkend voor de mens’ (in categorie 1A),
volgens het classificatiesysteem van de Gezondheidsraad. De gegevens over de granulaire
vorm van siliciumcarbide zijn onvoldoende om de carcinogene eigenschappen hiervan te
kunnen classificeren (categorie 3). Door de IARC (het Internationaal Agentschap voor
Kankeronderzoek, deel uitmakend van de WHO) zijn de SiC-vezels ingedeeld in categorie 2B
(mogelijk carcinogeen voor de mens) en de whiskers in categorie 2A (waarschijnlijk
carcinogeen voor de mens).
Vanwege de classificatie als carcinogene stof vallen de SiC-vezels onder de categorie ZZS (zeer zorgwekkende stoffen) als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Ab).
3.4.3Bescherming volksgezondheid
Voor SiC-vezels en whiskers zijn geen wettelijke richt- en grenswaarden vastgelegd die
gelden voor de kwaliteit van de (buiten)lucht zoals dat voor een beperkt aantal stoffen wel
het geval is, zoals fijnstof, stikstofdioxide enzovoorts (zie hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet
milieubeheer, ook bekend als de Wet luchtkwaliteit).
In het kader van de vergunningverlening of -handhaving, kan het bevoegd gezag
gebruik maken van niet wettelijke grenswaarden (MTR, Maximaal Toelaatbaar Risico). Het MTR van een stof is de concentratie van een stof in sediment, bodem of lucht waar beneden geen negatief effect is te verwachten. Indien (nog) geen MTR is vastgesteld kan een indicatief MTR (iMTR) worden vastgesteld door het RIVM.
Voor SiC-vezels die aan de WHO-definitie voor vezels voldoen is nog geen vastgesteld MTR beschikbaar. Vanwege de grote behoefte bij GS van Groningen aan een MTR voor SiC-vezels had het RIVM aanvankelijk het i-MTR voor SiC-vezels, via een zogenoemde read-across naar het advies dat de Gezondheidsraad hanteert ten aanzien van wit asbest, vastgesteld op 2800 vezelequivalenten/m3 en een verwaarloosbaar risico (VR) op 28 vezelequivalenten/m3. Sinds 1 april 2019 heeft het RIVM naar aanleiding van het aantreffen van whiskervezels en de omstandigheid dat deze door IARC (2017) vergelijkbaar worden beschouwd met amfibool asbest (bruin en blauw asbest), het i-MTR voor SiC-vezels op dezelfde wijze, door dit te baseren op het advies van de Gezondheidsraad, maar nu voor amfibool asbest, vastgesteld op 300 vezelequivalenten/m3 en een i-VR op 3 vezelequivalenten/m3. Dit is een worst-case- benadering.
Nu nog geen MTR is vastgesteld voor SiC-vezels worden deze niet genoemd in bijlagen 12a en 12b van de Activiteitenregeling. Wel behoren SiC-vezels tot de stofcategorie van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS), stofklasse vaste/stofvormige minimalisatieverplichte vaste stoffen (MVP1), als bedoeld in artikel 1.1 tweede lid van het Ab. Inmiddels zijn SiC-vezels op de lijst van zeer zorgwekkende stoffen van tabel 3 van deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 geplaatst.
3.5Berekeningen en metingen van emissies en immissies
In de periode vóór 2012 is de aandacht voornamelijk gericht geweest op het meten van
grof en fijn stof. Weliswaar is wel onderzocht of de verzamelde luchtmonsters SiC-vezels
bevatten, maar dit is in die periode niet aangetoond. Eerst medio 2013 is namens verweerder een berekening gemaakt van een indicatieve vezel-immissie. In 2019 heeft Buro Blauw verspreidingsberekeningen uitgevoerd om de vezel-immissie te bepalen. Vanaf eind 2018 is door TNO in het kader van een meetproject de SiC vezel-immissie in de omgeving van eiseres gemeten en berekend op jaarbasis. Daaruit is gebleken dat op de hoofdmeetstations de jaargemiddelde concentratie lager of gelijk is aan 20 vezels per m3. Op de verder gelegen woonkernen blijft de jaargemiddelde concentratie onder de 5 vezels per m3. De indicatieve MTR waarde van 300 vezels per m3 wordt hiermee ruimschoots onderschreden.