ECLI:NL:RBNNE:2021:1145
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Korting van prepensioen op Ziektewet-uitkering en terugvordering door Uwv
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een uitkeringsgerechtigde en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser, die recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), ontving een prepensioen dat door het Uwv als inkomen in verband met arbeid werd aangemerkt. Dit leidde tot de vraag of het prepensioen in mindering moest worden gebracht op de ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de ZW-uitkering van eiser, die voortkwam uit een werkloosheidssituatie, als een reguliere WW-uitkering moest worden beschouwd. Dit was in lijn met artikel 1:1, vierde lid, van het Algemeen Inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB).
De rechtbank stelde vast dat het prepensioen, dat eiser vanaf 1 april 2019 ontving, niet onder de uitzondering viel die in artikel 3:5, vijfde lid, van het AIB is opgenomen. Dit artikel bepaalt dat pensioenen of prepensioenen alleen niet tot inkomen worden gerekend als ze vóór het intreden van de werkloosheid zijn ontvangen. Aangezien eiser zijn prepensioen na het verlies van zijn werk had ontvangen, moest het prepensioen worden verrekend met de ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht het prepensioen had gekort op de ZW-uitkering en dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde ZW-uitkering rechtmatig was.
Eiser voerde aan dat zijn prepensioen voortkwam uit een particuliere verzekering en daarom niet als inkomen moest worden aangemerkt. De rechtbank verwierp dit argument, omdat het prepensioen volgens de wet als inkomen in verband met arbeid wordt beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de terugvordering door het Uwv.