ECLI:NL:RBNNE:2020:5094

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
8796663 AR VERZ 20-95
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een slapend dienstverband en schadevergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen de stichting Noorderpoort. [verzoeker] had verzocht om schadevergoeding van in totaal € 76.000,00 bruto, als gevolg van het niet beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst door Noorderpoort, ondanks langdurige arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter oordeelde dat Noorderpoort niet verplicht was om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, omdat [verzoeker] geen verzoek tot beëindiging had gedaan. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever, onder bepaalde voorwaarden, gehouden is in te stemmen met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, maar dat dit niet van toepassing was in deze situatie. De verzoeken van [verzoeker] om schadevergoeding wegens pensioenschade en misgelopen arbeidsongeschiktheidspensioen werden eveneens afgewezen. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een verzoek tot beëindiging van het dienstverband door [verzoeker] en dat Noorderpoort niet aansprakelijk was voor de gestelde schade. [verzoeker] werd veroordeeld in de proceskosten van € 300,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 8796663 AR VERZ 20-95
Beschikking van de kantonrechter van 17 december 2020
inzake
[verzoeker],
wonende te ( [postcode] ) Groningen, [adres 1] ,
verzoekende partij,
hierna [verzoeker] te noemen,
gemachtigde: mr. L.H. Haarsma, advocaat te Paterswolde
(postadres: postbus 36, 9765 ZG te Eelde ),
tegen
de stichting
Stichting Noorderpoort,
gevestigd te (9727 CE) Groningen, Verzetsstrijderslaan 4,
verwerende partij,
hierna Noorderpoort te noemen,
gemachtigde: mr. J.J.J. Heeringa, senior jurist bij Noorderpoort
(postadres: postbus 530, 9700 AM te Groningen).

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft verzocht Noorderpoort bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot het betalen aan [verzoeker] van:
I. een schadevergoeding ter hoogte van € 76.000,00 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
II. een schadevergoeding ter hoogte van € 19.275,00 bruto, zijnde € 900,00 bruto per jaar sedert 1 januari 2016 tot aan 18 mei 2037 voor het veiligstellen van het pensioen, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag en datum;
III. een bedrag van € 21.299,52 bruto aan AAOP Verzekering ABP aan [verzoeker] , althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
IV. de proceskosten.
1.2.
Noorderpoort heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Op 19 november 2020 heeft een zitting plaatsgevonden, in aanwezigheid van partijen (Noorderpoort vertegenwoordigd door [naam 1] ) en hun gemachtigden (de gemachtigde van [verzoeker] vertegenwoordigd door kantoorgenoot mr. E.E. Dogger).
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] nog stukken toegezonden.
1.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 1 oktober 1998 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) Noorderpoort en was laatstelijk werkzaam in de functie van docent Duits.
2.2.
[verzoeker] heeft zich op 1 februari 2014 ziekgemeld.
2.3.
Op 12 november 2015 hebben partijen met elkaar gesproken. In het van dat gesprek opgemaakte verslag staat onder meer:
De heer [verzoeker] vraagt naar de datum van ontslag.
De heer [naam 2] zegt dat we stap voor stap werken, eerst de WIA-aanvraag versturen en daarna komt het onderwerp dienstverband op de agenda.
2.4.
Op 14 november 2015 heeft [verzoeker] een WIA-uitkering aangevraagd.
2.5.
Bij brief van 18 december 2015 heeft Noorderpoort onder meer het volgende aan [verzoeker] bericht:
Uw eerste ziektedag is 30-01-2014. Uw ziekte/arbeidsongeschiktheid heeft inmiddels meer dan 18 maanden geduurd.
Het college van bestuur heeft het voornemen om over te gaan tot opzegging van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2.9 lid 5 sub d van de Cao MBO 2014-2015 en artikel 20 van de ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregeling bijlage F van de Cao MBO 2014-15, in afwachting van de uitslag van de aanvraag WIA-uitkering.
2.6.
Bij brief van 18 december 2015 heeft Noorderpoort aan [verzoeker] meegedeeld dat zijn loon zal worden doorbetaald tot 30 januari 2016, omdat zij daarna in principe geen verplichting meer heeft tot loondoorbetaling.
2.7.
Bij beslissing van 21 december 2015 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) vanaf 1 februari 2016 een loongerelateerde WGA-uitkering aan [verzoeker] toegekend. In deze beslissing staat onder meer:
U kunt op dit moment niet werken, maar in de toekomst mogelijk wel. U bent samen met uw (ex-) werkgever Stg. Noorderpoort verantwoordelijk voor uw re-integratie.
(…)
U krijgt een loongerelateerde WGA-uitkering. Dat heeft de volgende redenen:
  • U bent 100% arbeidsongeschikt.
  • U heeft een meer dan geringe kans op herstel.
2.8.
[verzoeker] heeft met ingang van 1 januari 2016 gedeeltelijk pensioen aangevraagd en toegekend gekregen.
2.9.
Op 29 januari 2016 hebben partijen elkaar gesproken. In het van dat gesprek opgemaakte verslag staat onder meer:
In de brief aanzegging procedure staat de uitleg over het voornemen tot ontslag door de werkgever. Het geheel rondom ontslag is complex. Tijdens onze vorige afspraak wisten wij de uitkomst van de beslissing van het UWV nog niet.
In de beslissing toekenning WIA-uitkering staat dat er een meer dan geringe kans op herstel is. Ons standpunt is dat wij de cao-MBO volgen. Als werkgever stoppen we met de loondoorbetaling, maar gaan het dienstverband niet beëindigen. De situatie blijft bestaan zoals het nu is. We hebben contact met elkaar als de situatie verandert, van beide kanten.
De heer [verzoeker] geeft als reactie dat in dienst houden ook betekent salaris ontvangen. Hij heeft veel ziektekosten en die worden niet opgevangen door de uitkering van het UWV.
2.10.
Bij brief van 23 februari 2016 heeft Noorderpoort aan [verzoeker] bevestigd hetgeen is gezegd en geschreven tijdens en naar aanleiding van het gesprek op 29 januari 2020.
2.11.
De toenmalige gemachtigde van [verzoeker] heeft bij brief van 4 september 2017 onder meer het volgende aan Noorderpoort bericht:
Cliënt is op 30 januari 2014 uitgevallen voor zijn werkzaamheden als docent op het Noorderpoort en ontvangt sinds januari 2016 een WIA-uitkering van het UWV. Cliënt heeft per datum toekenning WIA een beroep gedaan op het ABP voor uitbetaling van zijn arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). Het ABP heeft hier op 12 januari 2017 gehoor aan gegeven en de AOP op grond van onderstaande bepaling uit het pensioenreglement, aan Noorderpoort uitbetaald.
(…)
Artikel 11.2 van het pensioenreglement bepaalt dat deze aan cliënt toekomende uitkering door tussenkomst van de werkgever wordt uitbetaald, indien er nog geen sprake is van een ontslag.
(…)
In de situatie van cliënt is er op basis van de cao na twee jaar geen loondoorbetalingsverplichting voor cliënt meer. Dit blijkt ook uit de loonstroken van cliënt. Nu er geen loondoorbetalingsverplichting vanuit uw zijde is, is er geen enkele reden dat u het AOP van cliënt kunt behouden.
Op grond van het bovenstaande verzoek ik u aan cliënt, binnen 14 dagen na heden, het AOP vanaf januari 2016 (€ 380 netto per maand) alsnog uit te betalen.
2.12.
Noorderpoort heeft bij brief van 14 september 2017 afwijzend op dit verzoek gereageerd. Deze weigering heeft zij, naar aanleiding van een brief namens [verzoeker] van 23 januari 2018, bij brief van 13 februari 2018 gehandhaafd.
2.13.
Bij brief van 30 oktober 2018 heeft Noorderpoort aan [verzoeker] meegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst zal eindigen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt, per 1 december 2018.
2.14.
De huidige gemachtigde van [verzoeker] heeft Noorderpoort bij brief van 21 oktober 2019 op grond van artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden door de arbeidsovereenkomst per 1 december 2018 te beëindigen zonder het toekennen van een transitievergoeding.
2.15.
Noorderpoort heeft deze aansprakelijkheid bij brief van 30 oktober 2019 afgewezen.

3.Het standpunt van [verzoeker]

3.1.
stelt zich, samengevat, op het volgende standpunt. Noorderpoort had, gelet op de beschikking van de Hoge Raad van 8 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1734, hierna: de Xella-beschikking), het dienstverband met [verzoeker] moeten beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding. Nu Noorderpoort dat niet heeft gedaan, is zij gehouden om aan [verzoeker] een schadevergoeding ex artikel 7:611 BW te betalen ter hoogte van de transitievergoeding, zijnde € 76.000,00.
3.2.
[verzoeker] is op meerdere manieren benadeeld door de beslissing van Noorderpoort om in strijd met een door haar gedane toezegging te handelen en de arbeidsovereenkomst in stand te laten tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd door [verzoeker] . [verzoeker] heeft daardoor gedeeltelijk pensioen moeten aanvragen om zodoende zijn FPU-rechten te behouden. Dit heeft gemaakt dat het pensioen van [verzoeker] € 900,00 per jaar minder bedraagt. De totale schade, berekend tot 18 mei 2037, bedraagt € 19.275,00 bruto.
3.3.
Daarnaast is [verzoeker] vanaf 1 februari 2016 tot en met 1 november 2018 een bedrag van € 645,44 bruto per maand misgelopen van de ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen (AAOP) verzekering die hij had afgesloten bij ABP/Loyalis, een totaalbedrag van € 21.299,52 bruto.
3.4.
De in 3.2 en 3.3 genoemde schade, die rechtstreeks voortvloeit uit het niet willen beëindigen van de arbeidsovereenkomst door Noorderpoort, dient door Noorderpoort te worden vergoed.

4.Het verweer

Noorderpoort voert gemotiveerd verweer, strekkende tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] . Op dit verweer zal hierna bij de beoordeling, voor zover van belang voor de uitkomst van deze zaak, nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

Vervaltermijn
5.1.
Noorderpoort heeft de vraag gesteld of de termijn van artikel 6:686a lid 4 BW niet is overschreden nu het verzoek op 2 oktober 2020 door de kantonrechter is ontvangen en de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] reeds per 1 december 2018 is geëindigd. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. De vervaltermijnen van artikel 7:686a lid 4 BW gelden uitsluitend voor de in dat artikellid genoemde procedures en gelden derhalve niet voor de door [verzoeker] ingestelde procedure gebaseerd op artikel 7:611 BW (zie Hoge Raad 22 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:404).
5.2.
Derhalve ligt de vraag voor of [verzoeker] recht heeft op de door hem gevorderde schadevergoedingen: een schadevergoeding vanwege de niet uitgekeerde transitievergoeding, een schadevergoeding vanwege geleden pensioenschade en een schadevergoeding vanwege een misgelopen AAOP.
Schadevergoeding vanwege de niet uitgekeerde transitievergoeding
5.3.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hem een schadevergoeding ter hoogte van de niet uitgekeerde transitievergoeding toekomt. Noorderpoort heeft dit standpunt gemotiveerd betwist. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
5.4.
Het verzoek van [verzoeker] is gebaseerd op de stelling dat een werkgever de plicht heeft om de arbeidsovereenkomst met een werknemer te beëindigen indien er sprake is van een ‘slapend dienstverband’ van twee jaar. Deze stelling berust naar het oordeel van de kantonrechter op een onjuiste lezing van de Xella-beschikking. In die beschikking is het volgende overwogen:
Als is voldaan aan de vereisten van art. 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b, BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, geldt als uitgangspunt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen.
Op dit uitgangspunt moet een uitzondering worden aanvaard als – op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden – de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Zo’n belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Zo’n belang kan niet gelegen zijn in de omstandigheid dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt.
5.5.
Als, zoals in de onderhavige zaak, is voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b, BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, is een werkgever derhalve gehouden in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding.
5.6.
Uit de stukken blijkt naar het oordeel van de kantonrechter evenwel niet dat [verzoeker] een dergelijk verzoek heeft gedaan. Ter zitting is verwezen naar het in overweging 2.3 geciteerde verslag van het gesprek dat partijen hebben gevoerd op 12 november 2015. De in dat verslag opgenomen passage
“De heer [verzoeker] vraagt naar de datum van ontslag”valt niet te duiden als een verzoek tot beëindiging van het dienstverband onder toekenning van een transitievergoeding. Dit geldt temeer omdat [verzoeker] , blijkens het daarvan opgemaakte verslag dat is geciteerd in overweging 2.9, tijdens het gesprek op 29 januari 2016 wel bezwaar heeft gemaakt tegen het stopzetten van het betalen van zijn loon, maar niet de wens heeft geuit om over te gaan tot beëindiging van het dienstverband. Ook in de brieven die namens [verzoeker] zijn verstuurd op 14 september 2017 en 23 januari 2018 aangaande het AAOP is niet aan Noorderpoort gevraagd om het dienstverband te beëindigen, laat staan gewag gemaakt van een in dat kader toe te kennen transitievergoeding.
5.7.
Het feit dat Noorderpoort bij brief van 18 december 2015 richting [verzoeker] het voornemen heeft geuit om het dienstverband met hem op te zeggen, leidt niet tot een ander oordeel. Dit voornemen, dat werd gedaan in afwachting van de uitslag van de door [verzoeker] ingediende aanvraag voor een WIA-uitkering, is geen besluit waaraan [verzoeker] rechten kan ontlenen. De beslissing van het UWV op deze aanvraag heeft ertoe geleid dat aan [verzoeker] geen WIA-uitkering maar een WGA-uitkering is toegekend gelet op “de meer dan geringe kans op herstel”. Omdat Noorderpoort verwachtte onder die omstandigheden geen ontslagvergunning voor [verzoeker] te zullen krijgen, heeft zij haar voornemen niet uitgevoerd. De omstandigheid dat [verzoeker] zich daar niet in kon en kan vinden, doet daaraan niet af.
5.8.
Daar staat tegenover dat Noorderpoort de pensioenpremie voor [verzoeker] is blijven betalen en dat daarmee de opbouw van zijn pensioen substantieel is voortgezet.
5.9.
Het ter zitting namens [verzoeker] gehouden betoog dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel volgt de kantonrechter niet. Anders dan in de gevallen waarnaar daarbij is verwezen is er in de onderhavige zaak geen sprake van gedwongen ontslag, noch van een ontslag op verzoek van de werknemer.
5.10.
Het verzoek om Noorderpoort te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding zal gelet op het voorgaande dan ook worden afgewezen.
Schadevergoeding wegens pensioenschade
5.11.
[verzoeker] stelt dat hij schade lijdt en heeft geleden omdat hij gedeeltelijk pensioen heeft moeten aanvragen om zijn FPU-rechten te behouden, en dat Noorderpoort daarvoor aansprakelijk is. Ook deze stelling heeft Noorderpoort gemotiveerd betwist.
5.12.
De kantonrechter volgt [verzoeker] niet in zijn stelling. Het feit dat hij zijn pensioen voor een deel eerder heeft ontvangen, betekent niet dat hij in totaal minder pensioen zal ontvangen. Het door hem in totaal te ontvangen pensioen wordt verspreid over een langere periode, waardoor hij maandelijks minder ontvangt. Verdere bespiegelingen hierover kunnen evenwel in het midden worden gelaten, omdat Noorderpoort [verzoeker] geen ontslag heeft aangezegd. Voor zover er door [verzoeker] al schade is geleden, is Noorderpoort daarvoor niet aansprakelijk omdat die schade niet het gevolg is van het handelen door Noorderpoort.
5.13.
Ook het verzoek om Noorderpoort te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding wegens pensioenschade zal daarom worden afgewezen.
Schadevergoeding wegens misgelopen AAOP
5.14.
[verzoeker] stelt dat hij vanaf 1 februari 2016 tot en met 1 november 2018 een bedrag van € 645,44 bruto per maand is misgelopen aan AAOP op basis van de verzekering die hij daartoe had afgesloten bij ABP/Loyalis. Hij heeft daarbij onder meer verwezen naar brieven van het ABP van 16 februari 2018 en 28 februari 2018. Ook op dit punt heeft Noorderpoort gemotiveerd verweer gevoerd.
5.15.
In de brief van het ABP van 16 februari 2018 staat onder meer:
Uw werkgever ontvangt momenteel een ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen, omdat u nog steeds in dienst bent. Uw werkgever[hier missen woorden, ktr]
deze claim sinds 1 februari 2016 voor € 691,54 per maand. Vanaf 1 april 2016 ontvangt uw werkgever € 645,55 per maand.
5.16.
In de brief van het ABP van 28 februari 2018 staat onder meer:
Uit informatie van uw werkgever blijkt dat uw dienstverband nog niet is beëindigd. Hierdoor is in de maand februari 2018 ten onrechte ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen (AAOP) uitbetaald aan u.
5.17.
Met Noorderpoort stelt de kantonrechter vast dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eerst per 1 december 2018 is beëindigd. Uit de brieven van het ABP blijkt dat [verzoeker] , zolang hij nog in dienst was bij Noorderpoort, geen recht had op een AAOP. Uit die brieven blijkt echter niet, en ook anderszins is dat door [verzoeker] niet aangetoond, dat Noorderpoort gehouden is het AAOP dat door het ABP aan haar voor [verzoeker] is betaald, aan [verzoeker] door te betalen. Van schade aan de zijde van [verzoeker] , waarvoor Noorderpoort aansprakelijk is te houden, is daarom geen sprake.
5.18.
Het verzoek om Noorderpoort te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding wegens misgelopen AAOP zal daarom eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
5.19.
[verzoeker] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten zullen worden vastgesteld op € 300,00 voor salaris gemachtigde (de helft van het gebruikelijke tarief omdat de gemachtigde van Noorderpoort bij haar in dienst is).

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de verzoeken af;
6.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de Noorderpoort vastgesteld op € 300,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Oostdijk, kantonrechter, en op 17 december 2020 uitgesproken door mr. F. de Jong, kantonrechter, ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: 692