Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft veroordeling gevorderd voor het meer subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op grond van de bewijsmiddelen is er wettig en overtuigend bewijs dat verdachte met een mes stekende en zwaaiende bewegingen heeft gemaakt, waarbij het slachtoffer in zijn been en armen is gestoken of gesneden. Ten aanzien van de zwaaiende bewegingen kan niet zonder meer gesteld worden dat het risico groot is dat vitale delen worden geraakt. Dat is anders ten aanzien van de stekende bewegingen. Op basis van het dossier is de positie van de arm van verdachte op het moment van steken echter onduidelijk. Hierdoor blijkt niet waar de steekbeweging van verdachte op was gericht toen de arm van het slachtoffer werd geraakt. Gelet hierop is er geen sprake van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Er is onvoldoende gebleken dat het slachtoffer blijvend zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen; daarom kan ook het subsidiair ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen worden. Het feit dient daarom gekwalificeerd te worden als een poging om het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde en refereert zich ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat over het incident onvoldoende bekend is om een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood te kunnen bewijzen. Zo is niet duidelijk waarmee is gestoken, hoe groot dit voorwerp was en of het voorwerp geschikt was om iemand dodelijk te verwonden. Evenmin is duidelijk waar precies is gestoken. Op de beelden lijkt het erop dat verdachte drie keer een beweging maakt met zijn hand met daarin het voorwerp, maar het blijft lastig te zien waar die bewegingen exact heen gaan. Er kan niet worden vastgesteld dat de bewegingen zodanig waren gericht dat er een aanmerkelijke kans bestond op het intreden van de dood.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het letsel onvoldoende is om van zwaar lichamelijk letsel te kunnen spreken.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feiten primair en subsidiair
De rechtbank acht -met de officier van justitie en de raadsman- het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit meer subsidiair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 13 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 26 maart 2020 was ik aan het tatoeëren. Er werd aangeklopt en [slachtoffer] stond voor de deur. Hij vroeg of ik naar buiten wilde komen. Ik geef toe dat ik op beelden zie dat ik iets in mijn handen heb.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 19 april 2020, opgenomen op pagina 73 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020077408-1B van 19 mei 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik zag dat [verdachte] aan het werk was. Ik vroeg hem om naar buiten te komen. Ik zag dat hij een mes in zijn hand had en heeft mij geraakt met het mes. Toen hij lag heeft hij mij nogmaals gestoken. Hij raakte mij toen in mijn been. Ik ben naar het ziekenhuis gegaan, daar hebben zij mij geholpen. In mijn been zaten drie of vier hechtingen en in mijn arm ook.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 april 2020, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik zag dat hij met zijn rechterhand naar mij uithaalde. Ik zag op dat moment een mes in zijn hand. Ik ben gestoken in mijn linkerarm.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2020, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Tussen 26/03/2020 22.00.42 uur en 22.00.49 uur zijn [slachtoffer] en [verdachte] op de beelden zichtbaar. Op 22.00.42 uur komen [slachtoffer] en [verdachte] in beeld. Bij nadere bestudering blijkt [verdachte] iets in zijn rechterhand vast te hebben. Dit is puntig van vorm. Het voorwerp steekt aan beide kanten van zijn hand uit. Hij maakt tijdens de confrontatie met [slachtoffer] een keer of drie een zwaaiende beweging met de rechterhand, met daarin het onbekende puntige voorwerp, in de richting van [slachtoffer].
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 mei 2020, inhoudend als verklaring van [naam 3]:
Ik was in de tattoozaak bij [verdachte]. Toen werd er op de deur geklopt. Ik hoorde wat geschreeuw en daar reageerde ik op door naar buiten te lopen. Er was een worsteling. Ik hoorde die ander zeggen van "oh beginnen we met een wapen?". [verdachte] zei tegen mij dat hij had geprikt. Later zei hij dat hij twee keer had geprikt, dat zei hij in een appgesprek. Het was een zakmes.
6. Een geneeskundige verklaring, op 29 april 2020 opgemaakt en ondertekend door C. Oostdam, forensisch arts, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als verklaring:
Datum onderzoek 21-04-2020
Betrokkene [slachtoffer]
Letselbeschrijving naar aanleiding van persoonlijk lichamelijk onderzoek
Lichaamsdeel: linker onderarm aan de strekzijde juist distaal van het ellebooggewricht een genezen wond met scherpe randen met een lengte van 2 cm, verticaal verlopend. Hieronder is een zwelling voelbaar met een afmeting van 3 cm lang en 1 cm breed, niet pijnlijk bij palpatie.
Soort verwonding: Er is sprake van een diepe wond, zoals passend bij een scherp snijdend voorwerp.
Lichaamsdeel: Op de linker knie juist proximaal van de knieschijf is aan de buitenzijde een genezende diepe wond met een winkelhaakvorm, waarbij de lange zijde aan de buitenkant van het been 3 cm is, de punt naar de voet wijst en de korte zijde (aan de binnenkant van het been) een lengte van 0,8 cm heeft. Deze korte zijde loopt nog ongeveer 8 cm door richting binnen-bovenzijde van het linker bovenbeen in een oppervlakkige (kras-)wond.
Soort verwonding: een diepe genezen wond, uitlopend in een oppervlakkige wond.
Lichaamsdeel: Aan de binnenzijde van de rechter bovenarm is een diepe wond zichtbaar met een lengte van 0,5 cm welke iets wijkt (breedte 1 mm) schuin verlopend. Hierdoor is de rechte lijn van de tatoeage verbroken.
Soort verwonding: een diepe nog niet genezen wond.
De diverse diepe wonden kunnen goed passen bij meerdere steken met een scherp snijdend voorwerp.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2020, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 25 april 2020, heb ik de gegevens onderzocht van de extractie van de Samsung mobiele telefoon, model Galaxy Note 4, welke onder [verdachte] in beslag genomen is. Het telefoonnummer is [telefoonnummer].
Na het incident op 26 maart 2020, geeft [verdachte] aan dat hij zelf gestoken heeft. De diverse chatgesprekken (samenvatting) worden hieronder weergegeven:
Op 29 maart 2020 neemt [verdachte] contact op met [naam 1]. Vervolgens vertelt [verdachte] dat hij hem gestoken heeft.
[verdachte] heeft whatsapp conversaties met [naam 2]. Op 29 maart 2020 neemt [naam 2] contact op met [verdachte].
Op 27 maart 2020 vanaf 08.24 tot en met 08.37 hebben [verdachte] en [naam 3] het volgende WhatsApp gesprek, waarin [verdachte] zegt dat hij hoopt dat hij zijn lever heeft geraakt:
Bewijsoverweging rechtbank
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] met een mes heeft gestoken. Hij erkent dat uit de camerabeelden blijkt dat hij een voorwerp in zijn handen had, mogelijk een schaar. Ten aanzien van de verklaring van getuige [naam 3] en de berichten uit zijn telefoon heeft verdachte verklaard dat [naam 3] liegt en dat de berichten over het gebruik van een mes alleen maar stoere praat zijn, omdat hij geen gezichtsverlies wilde lijden.
Gelet op de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er een gewelddadig incident heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer]. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte een voorwerp in zijn handen heeft gehad. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem met een mes heeft gestoken. Deze verklaring vindt ondersteuning in de letselverklaring, alsook in de verklaring van [naam 3] en in de berichten uit de telefoon van verdachte. In deze berichten heeft verdachte aan meerdere personen laten weten dat hij [slachtoffer] met een mes heeft gestoken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een mes naar buiten is gegaan, alsook dat hij met dit mes heeft gepoogd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.