Blijkens de processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep van 16 maart 2016 en 5 april 2017 heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de in het procesdossier gevoegde (aanvullende) pleitnota's.
De pleitnota van 16 maart 2016 houdt onder meer in:
"Proportionaliteit en subsidiariteit
De verdediging is het niet eens met de rechtbank met betrekking tot de vraag of [verdachte] onder de gestelde omstandigheden proportioneel heeft gehandeld en of [verdachte] andere middelen voorhanden had om zich van het geweld los te maken. De rechtbank stelt dat [verdachte] met het mes had kunnen dreigen of in mindere kwetsbare lichaamsdelen had kunnen steken -waarbij de rechtbank stelt dat [verdachte] niet voldoende heeft onderbouwd waarom hij niet van minder verstrekkende middelen gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank stelt dat [verdachte] geen redelijke aanleiding had om in de borststreek te steken, maar in minder kwetsba(a)r(e) lichaamsde(e)l(en) had moeten steken (het eerste minder verstrekkend middel). Onder de gestelde omstandigheden hanteert de rechtbank een verkeerde maatstaf. Op het moment van de wederrechtelijke aanranding heeft [verdachte] meerdere klappen tegen het hoofd gekregen. [verdachte] kreeg een black-out en zag op dat moment niks -zoals hij in zijn eerste verklaring bij de politie heeft verklaard. [verdachte] -die alle tumult bij zijn weten één stekende beweging heeft gemaakt- zag niet eens waar hij stak en heeft niet doelbewust voor de borststreek gekozen. Het kan [verdachte] derhalve niet -omdat hij niet zag- worden tegenworpen dat hij in de borststreek heeft gestoken dan wel meerdere keren heeft gestoken -zeker nu niet vaststaat of [verdachte] eerst in been of onder de borst heeft gestoken. Immers, [verdachte] zag op dat moment niks, waardoor hem de mogelijkheid ontbeerde om een minder kwetsbaar lichaamsdeel te steken en het geweld te beëindigen om weg te komen.
Met betrekking tot het dreigen met het mes (het tweede minder verstrekkend middel) stelt de verdediging dat het dreigen onder de gestelde omstandigheden niet het gewenste effect zou (kunnen) opleveren. [verdachte] werd op het moment van de wederrechtelijke aanranding door minimaal aangever en [getuige 1] geslagen. Door het getalsmatige overwicht aan personen was de kans -bij het dreigen met een mes- groot dat het mes zou worden afgepakt en zelf tegen [verdachte] zou worden gebruikt. Het dreigen met het mes is onder gestelde omstandigheden geen reële optie om het geweld af te wenden en zich van de situatie los te maken.
Gelet op de feitelijke gang van zaken heeft [verdachte] de noodzakelijke verdediging niet overschreden, maar heeft zich subiet aan de situatie onttrokken -nadat hij zich na steekbewegingen van de gewelddadige situatie kon losmaken.
De verdediging verzoekt uw gerechtshof -gelet op de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [verdachtes] lijf, het feit dat [verdachte] geen schuld aan de situatie heeft en niet de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden- met een beroep op noodweer [verdachte] van alle rechtsvervolging te ontslaan."
De aanvullende pleitnota van 5 april 2017 houdt onder meer in:
"Uitdrukkelijk onderbouw standpunt, noodweer
Ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van diens lijf
(...).
Aangezien bij de verdediging de indruk bestond dat het uw gerechtshof bij de eerste zitting d.d. 16 maart 2016 onvoldoende duidelijk was op welke exacte plek en tijdstip de wederrechtelijke aanranding van [verdachte] heeft plaatsgevonden, zal dit punt duidelijker door de verdediging worden besproken. Hierbij zijn een viertal momenten van belang:
1. de gebeurtenissen in club [A] ;
2. de gebeurtenissen bij de gevel van [B] (...);
3. de eigenlijke wederrechtelijke aanranding tegen de muur op het Blijenburg bij café [C] ;
4. de gebeurtenissen na het incident.
De verdediging zal trachten de gebeurtenissen zoveel chronologisch te bespreken, mede om de casus duidelijk voor ogen te krijgen.
Moment 2. de gebeurtenissen bij de gevel van [B] (...)
Op de kruising gaat het gesprek tussen [verdachte] en aangever verder. Uit de camerabeelden blijkt dan het volgende:
Pollercamera 125, map 1
- 4:59.00: Aangever loopt over het Bleijenburg;
- 5:04:40: [verdachte] en aangever praten met elkaar en omhelzen elkaar;
- 5:05.38: er ontstaat duw- en trekwerk tussen aangever en [verdachte] ;
- 5:06.59: [verdachte] en aangever omhelzen elkaar;
- 5:08.20: [verdachte] en aangever krijgen onenigheid;
- 5:08.42: [getuige 1] krijgt een bijna-aanrijding met een fietser;
- 5:09.09: er stopt een politiebus. Aangever en [verdachte] praten met de politieagenten in de bus;
- 5:09.56: de politiebus rijdt weg;
- 5:10.09: er ontstaat een discussie tussen aangever en [verdachte] ;
- 5:10:55: [verdachte] omhelst aangever en [getuige 1] ;
- 5:11.14: [verdachte] loopt weg, van de groep af. Aangever loopt echter achter [verdachte] aan;
- 5:11.42: Aangever trekt zijn jas uit om te vechten.
Camerabeelden "8522 Blijenburg
- 5:08.18: [verdachte] staat met zijn rug tegen een witkleurige gevel, zijnde de broodjeszaak: [B] . [verdachte] wordt door aangever met kracht (...) geduwd en klapt met zijn hoofd tegen het raam (...);
- 5:09:42: [verdachte] klapt voor de tweede keer met zijn hoofd tegen het raam. Getuige [getuige 1] wordt door [getuige 2] tegengehouden, terwijl [betrokkene 2] aangever probeert weg te trekken (...).
Camerabeelden "8521 Blijenburg
- 5:10:10: [verdachte] is even beduusd, maar loopt richting de taxi-standplaats;
- 5:10:14: bij het weglopen ontstaat er opnieuw duw- en trekwerk in groepsverband.
Moment 3. de eigenlijke wederrechtelijke aanranding tegen de muur op het Blijenburg bij café [C]
- 5:10.55: de eigenlijke wederrechtelijke aanranding tegen [verdachte] begint. [verdachte] krijgt van meerdere mensen klappen tegen het hoofd en/of lichaam;
- 5:11.30: [verdachte] rent weg richting de taxi.
Camerabeelden "8520 Blijenburg
- 5:11.32: de taxi, met [getuige 3] , komt aanrijden en staat even stil op de hoek Herengracht en Blijenburg;
- 5:11:40: [verdachte] rent richting de taxi en rent achter de taxi langs, om vervolgens linksachter in te stappen.
- 5:11:54: getuige [getuige 1] rent achter [verdachte] aan, maar de taxi met [verdachte] is met hoge snelheid vertrokken;
- 5:12.15: aangever vecht met zijn eigen groep zelf verder.
(...)
Met betrekking tot de eigenlijke wederrechtelijke aanranding (moment 3) verklaren de getuigen evenwel het volgende.
Getuige [getuige 2] , een getuige die bij aangever hoort:
" [slachtoffer] heeft [verdachte] geduwd. [verdachte] reageerde daar niet op. Hij sloeg niet terug."
Op de vraag of [verdachte] kon wegkomen, antwoordt getuige [getuige 2] : (....) "Toen [slachtoffer] zich losrukte, herinner ik mij wel hij op [verdachte] afging. U vraagt mij of hij toen weg kon gaan. Hij kon op dat moment niet meer wegkomen."
Getuige [getuige 3] , een objectieve getuige, zijnde taxichauffeur:
"Ik stond daar geparkeerd. Toen kwam er een groep mensen vechtend aanlopen. Op een gegeven moment stonden zij schuin rechts voor mij. De groep bestond uit drie mannen en twee vrouwen. Volgens mij was [verdachte] het middelpunt en hij werd door de twee andere mannen geslagen. Hij probeerde te vluchten in mijn beleving. Volgens mij heb ik maar zo'n minuut naar het gebeuren gekeken."
" [verdachte] heeft gezegd dat hij dankbaar was en hij zei dat ik zijn leven had gered."
Getuige [getuige 4] , een objectieve getuige:
"Het was de kleinere man die [verdachte] vasthield en tegen zijn hoofd sloeg. [verdachte] zakte naar beneden en er werd nog steeds op hem ingeslagen. De kleinere man sloeg [verdachte] met allebei de vuisten op zijn hoofd. Hij sloeg dus met beide armen. (...) [verdachte] werd voluit geraakt door de slagen op zijn hoofd."
"U vraagt mij hoe lang het geweld tegen [verdachte] heeft geduurd. Een minuutje of iets langer. Ze waren ook aan het trekken en daarna begon het slaan. Er is ongeveer zes keer geslagen, alleen op het hoofd, niet op het lichaam. [verdachte] probeerde zichzelf los te rukken. [verdachte] zakte in elkaar. [verdachte] kon niet wegkomen omdat hij tegen de muur stond en werd vastgehouden. De ene man had hem vast en [verdachte] probeerde zich los te rukken. [verdachte] zakte naar beneden en toen werd [verdachte] geslagen tegen zijn hoofd. Hij zakte waardoor hij op zijn hoofd werd geslagen."
(...)
Meer van belang is dat, gelet op de camerabeelden en afgelegde getuigenverklaringen, het geduw tegen [verdachte] in [A] is begonnen. [verdachte] heeft zich van dat geduw gedistantieerd door [A] te verlaten (moment 1). Op de hoek van de Herenstraat is aangever met [verdachte] in gesprek getreden, waarbij er wisselend werd gesproken en er ook wat duw- en trekwerk was (moment 2). Uit de beelden blijkt dat [verdachte] zich telkens verzoenend opstelde naar aangever en [getuige 1] , door hen te omhelzen. Nadat [verdachte] aangever en [getuige 1] voor de laatste keer had omhelsd, liep [verdachte] weg. Aangever is achter [verdachte] aangelopen en heeft [verdachte] naar de gevel gedreven. Toen [verdachte] met zijn rug tegen de muur stond, heeft aangever [verdachte] tot tweemaal toe met grote kracht tegen de gevel geduwd. [verdachte] klapte met zijn hoofd tegen het raam. Aangever en [getuige 1] werden op dat moment door de dames tegengehouden. Uit de beelden blijkt dat [verdachte] even van deze klappen moest bijkomen en even beduusd was. Toen [verdachte] was bijgekomen, is [verdachte] in een verhoogd tempo richting de taxistandplaats gelopen. Bij het weglopen is [verdachte] opnieuw in duw- en trekwerk beland. Dit duw- en trekwerk is uiteindelijk ontaard in een explosie van geweld van meerdere personen tegen [verdachte] -waarbij [verdachte] (...) in ieder geval door aangever en [getuige 1] tegen het hoofd is geslagen (moment 3). Gelet hierop is [verdachte] met een ogenblikkelijke aanranding van diens lijf geconfronteerd, waartegen hij zich mocht verdedigen.
(...)
Proportionaliteit en subsidiariteit
Om succesvol een beroep op noodweer te doen, moet de verdediging passend en geboden zijn. De verdediging heeft bij pleitnota d.d. 16 maart 2016 reeds een standpunt met betrekking tot de proportionaliteit ingenomen.
(...)
De vraag of twee steekbewegingen, dus ook de steek in de borst, passend en noodzakelijk zijn geweest om zich van het geweld te distantiëren, dient ook bevestigend te worden beantwoord. Uit de camerabeelden blijkt dat aangever constant zeer agressief tegen [verdachte] was. Klaarblijkelijk zat aangever vol adrenaline en voelde zeer waarschijnlijk niet dat het mes hem had geraakt. Immers, uit de camerabeelden blijkt ook dat aangever, nadat [verdachte] reeds was gevlucht, agressief bleef (moment 4). Zo raakte aangever, zo blijkt uit de beelden, in gevecht met omstanders dan wel zijn eigen vriendenkring. Na aankomst van de politie bleef aangever ook agressief tegen de politie en werd zelfs door [getuige 1] tegengehouden. Uit de beelden blijkt dat [verdachte] vanaf het [B] , moment 2, zeer agressief door aangever is benaderd en dat aangever en de overige personen bij de groep tijdens en na de aanranding aanhoudend zeer agressief waren. Aangever en [getuige 1] werden constant door de dames tegengehouden. Door die agressiviteit en adrenaline bij aangever waren de twee steekbewegingen, dus ook de steekbeweging richting de borst, voor [verdachte] noodzakelijk om zich van het geweld los te maken. De grenzen van een noodzakelijke verdediging zijn hiermee niet overschreden. De verdediging spreekt bewust over steekbewegingen, omdat [verdachte] een black-out had en niet wist of hij daadwerkelijk iemand had geraakt. Zeker, nu evenmin vaststaat of [verdachte] aangever eerst in het been of in de borst heeft geraakt. Immers: als aangever eerst in het been zou zijn geraakt en dit handelen aangever de wederrechtelijke aanranding niet heeft doen stoppen, dan was meer geweld voor [verdachte] , onder die omstandigheden, noodzakelijk en gepast om zich van het geweld los te kunnen maken. De twee steekbewegingen, dus ook de steek in de borst, leveren onder de gestelde omstandigheden slechts een ondergrens aan zelfverdediging op, teneinde zich van het geweld los te kunnen maken. Zeker: nu [verdachte] onmiddellijk na de wederrechtelijke aanranding is weggerend, had [verdachte] geen extra tijd dan wel extra tijd benut om extra geweld dan passend tegen aangever toe te passen. Anders was het als [verdachte] de mogelijkheid had om te vluchten, maar overbodig stekende bewegingen richting aangever dan wel de groep zou blijven maken.
Met betrekking tot het dreigen met het mes (het tweede minder verstrekkend middel) stelt de verdediging dat het dreigen onder de gestelde omstandigheden niet het gewenste effect zou (kunnen) opleveren. Uit de camerabeelden en de getuigenverklaringen blijkt dat [verdachte] op het moment van de wederrechtelijke aanranding door minimaal aangever en [getuige 1] met grote kracht werd geslagen. De vrouwen verstrekte getalsmatig de groep. Door het getalsmatige overwicht aan personen en het geweld was de kans -bij het dreigen met een mes- groot dat het mes zou worden afgepakt en zelf tegen [verdachte] zou worden gebruikt. Het dreigen met het mes is onder gestelde omstandigheden geen reële optie om het geweld af te wenden en zich van de situatie los te maken.
Uit de camerabeelden blijkt ondubbelzinnig dat [verdachte] gedurende de wederrechtelijke aanranding met zijn rug tegen de muur stond. [verdachte] kon geen kant op. Een mogelijkheid om zich van de aanranding te onttrekken dan wel te vluchten, was er op geen enkel moment. [verdachte] kon slechts, door zich te verdedigen, zich van het geweld onttrekken.
Gelet op de feitelijke gang van zaken heeft [verdachte] zich op een passende en noodzakelijke wijze tegen het brute geweld uit de groep verdedigd, waarbij [verdachte] de noodzakelijke verdediging niet heeft overschreden. [verdachte] is daarentegen van de gewelddadige situatie ontvlucht -nadat hij zich door de verdediging van de gewelddadige situatie kon losmaken.
Conclusie
De verdediging verzoekt uw gerechtshof -gelet op de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [verdachtes] lijf, het feit dat [verdachte] geen schuld aan de situatie heeft en niet de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden- met een beroep op noodweer [verdachte] van alle rechtsvervolging te ontslaan, aangezien het handelen van [verdachte] onder de gestelde omstandigheden niet strafbaar is. [verdachte] komt succesvol een beroep op noodweer toe, welk verweer uw gerechtshof niet zonder meer kan passeren."