ECLI:NL:RBNNE:2020:3338

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
18/730215-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen en poging tot diefstal met geweld door supporters van SC Heerenveen

Op 24 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die samen met vier medeverdachten, allen aanhangers van SC Heerenveen, betrokken was bij een gewelddadige aanval op een supporter van Fortuna Sittard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, die van achteren werd aangevallen en vervolgens werd geslagen en geschopt terwijl hij op de grond lag. De verdachte en zijn medeverdachten waren op zoek naar een spandoek van Fortuna Sittard, dat zij vermoedden dat het slachtoffer bij zich had. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van openlijk geweld, gepleegd in vereniging, en dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en de voltooide diefstal met geweld, maar achtte de poging tot diefstal met geweld van Fortuna Sittard attributen bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.500,00 aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730215-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 september 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Stoeten, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen, die [slachtoffer] -nadat die [slachtoffer] met kracht in zijn rug was
geduwd of getrapt, in elk geval nadat die [slachtoffer] naar de grond was
gewerkt,- (meermalen) met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, openlijk, te weten op of aan de openbare de Minckelersstate, in elk geval op
of aan een openbare weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te
weten in het centrum achter een aldaar gevestigd winkelbedrijf van [bedrijfsnaam 1]
, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
, door die [slachtoffer] snel van achteren te benaderen en
-met kracht in zijn rug te duwen en/of te trappen, in elk geval die [slachtoffer]
naar de grond te werken en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen het hoofd te schoppen en/of
te trappen en/of
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen een of meer (andere)
plaats(en) van zijn lichaam te schoppen en/of trappen en/of te stompen en/of
te slaan en/of
-met kracht aan de rugtas/rugzak van die [slachtoffer] te rukken en/of te
trekken, terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te
weten schaafwonden op meerdere plaatsen van het lichaam, voor die [slachtoffer]
ten gevolge heeft gehad;
2A. hij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon
en/of blikjes bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
die [slachtoffer] snel van achteren heeft benaderd en
-met kracht in zijn rug heeft geduwd of getrapt, in elk geval die [slachtoffer] naar de grond heeft gewerkt en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen een of meer (andere) plaats(en) van zijn lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of
-met kracht aan de rugtas/rugzak van die [slachtoffer] heeft gerukt en/of
getrokken;
en/of
B. hij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een telefoon en/of blikjes bier en/of chips en/of een spandoek(en) en/of (een) ander(e) [naam voetbalclub 1] attribu(u)t(en), althans de rugtas/rugzak en/of (een deel van) de inhoud daarvan, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer] snel van achteren heeft benaderd en -met kracht in zijn rug heeft geduwd of getrapt, in elk geval die [slachtoffer] naar de grond heeft gewerkt en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen een of meer (andere) plaats(en) van zijn lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of
-met kracht aan de rugtas/rugzak van die [slachtoffer] heeft gerukt en/of getrokken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, alleen tengevolge van de van zijn wil onafhankelijke omstandigheid dat die [slachtoffer] geen spandoek(en) en/of (een) ander(e) [naam voetbalclub 1] attribu(u)t(en) bij zich had, althans geen goed(eren) van hun/zijn gading, in elk geval alleen tengevolge van een van zijn wil onafhankelijke omstandigheid;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair en 2A en B ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent dat hij aanwezig was, maar hij wordt herkend door medeverdachte [medeverdachte 4] en de politie op de beelden.
De gedetailleerde verklaring van getuige [getuige 1] sluit aan bij de beschrijving van de beelden door de politie. Er is sprake van een situatie waarbij verdachte en zijn medeverdachten met zijn allen achter de [naam voetbalclub 1] supporters zijn aangegaan, omdat ze vermoedden dat zij een [naam voetbalclub 1] attribuut bij zich zouden hebben, dat ze wilden afpakken. Uit de camerabeelden blijkt dat [medeverdachte 1] voorop loopt, daarna verdachte, daarna [medeverdachte 2] , direct gevolgd door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] die hun shirt uittrekken. Getuige [getuige 1] verklaart dat de drie eerste personen aangever op de grond gooien en zijn rugtas pakken en dat daarna de twee personen zonder shirt aangever schoppen en slaan, terwijl aangever op de grond ligt. Als je met de insteek om goederen af te pakken een groep gaat vormen en gezamenlijk optrekt, dan aanvaard je de aanmerkelijke kans dat door het gebruik van zodanig geweld de dood of letsel kan ontstaan. Er is, door meerdere personen uit de groep, meermalen tegen het hoofd van aangever geschopt. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich dan ook allen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
Alle verdachten ontkennen een actieve rol bij het geweld, maar het is duidelijk dat er geweld is gebruikt om goederen afhandig te maken. Na het incident was de telefoon en het bier van aangever weg. De officier van justitie concludeert dat de diefstal met geweld van de telefoon en bier en de poging diefstal met geweld van [naam voetbalclub 1] attributen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. en 2. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte is vanaf het begin heel stellig dat hij er niet bij is geweest. Medeverdachte [medeverdachte 4] is teruggekomen op zijn verklaring dat hij met verdachte was en heeft aangegeven dat hij ten onrechte de naam van verdachte heeft genoemd. Door de politie is in een eerste proces-verbaal niet omschreven hoe zij tot de herkenning van verdachte zijn gekomen. De dag nadat medeverdachte [medeverdachte 4] aangeeft zich te hebben vergist, is een aanvullend proces-verbaal opgesteld waarin de verbalisanten stellen verdachte op de camerabeelden te herkennen aan zijn gezicht, postuur en houding. Het gezicht van verdachte is echter op de beelden niet te zien. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat er wel voldoende bewijs is voor de aanwezigheid van verdachte, dat niet is gebleken dat verdachte het opzet had op de dood van aangever, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. Het is onduidelijk wie er heeft geschopt. Ook is niet duidelijk geworden met wat voor kracht, op welke wijze en waar aangever precies is geschopt. Er zijn getuigen die verklaren over schoppen over het hele lichaam. Dat het hoofd is geraakt is wel aannemelijk, maar niet duidelijk is hoe vaak er tegen het hoofd zou zijn geschopt, met welke kracht en met welk schoeisel.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat sprake is van een poging doodslag. Er is hooguit sprake van openlijk geweld in vereniging gepleegd.
Ten aanzien van feit 2. is de raadsman van mening dat hooguit sprake is van het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld. Het was de bedoeling een spandoek af te pakken en er waren geen plannen of afspraken om andere goederen mee te nemen. Het onder 2B ten laste gelegde zou dan ook bewezen kunnen worden ten aanzien van [naam voetbalclub 1] attributen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om vast te stellen dat verdachte bij de ten laste gelegde feiten aanwezig was, overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte ontkent dat hij aanwezig is geweest bij het voorval. Zijn medeverdachte [medeverdachte 4] verklaart in zijn eerste verhoor dat hij, voorafgaand aan het voorval, samen met verdachte in de [bedrijfsnaam 1] was geweest. [medeverdachte 4] komt terug op deze verklaring nadat hij de camerabeelden heeft gezien. Hij heeft zich vergist en dit blijkt ook uit de beschrijving van de camerabeelden in de [bedrijfsnaam 1] . Wanneer aan [medeverdachte 4] tijdens zijn verhoor bij de politie de camerabeelden van het parkeerterrein van de [bedrijfsnaam 1] worden getoond, herkent hij zichzelf op de beelden en verklaart hij dat verdachte de tweede persoon in de groep is. Ook herkent [medeverdachte 4] verdachte op de hem getoonde beelden bij [bedrijfsnaam 3] , vlak na het incident. Dat [medeverdachte 4] is teruggekomen op zijn verklaring dat hij met verdachte in de [bedrijfsnaam 1] was, maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de herkenning van verdachte door [medeverdachte 4] op de aan hem getoonde beelden.
De aanwezigheid van verdachte in de groep die betrokken is bij het incident wordt niet alleen bevestigd door [medeverdachte 4] , maar verdachte wordt ook herkend door de zogenaamde "voetbalspotters" van de politie Heerenveen. Zij kennen verdachte al meer dan een jaar van gezicht als supporter van [naam voetbalclub 2] . Verdachte zou zich volgens het proces-verbaal van de politie bewegen tussen de leden van de supportersverenigingen, [naam supportersvereniging 1] en [naam supportersvereniging 2] . Ook ziet de politie verdachte bijna altijd zowel voor en als na de wedstrijden van [naam voetbalclub 2] bij café [bedrijfsnaam 2] . Dit café is het clubcafé van de [naam supportersvereniging 1] en [naam supportersvereniging 2] . Vervolgens worden de personalia van verdachte vastgesteld, als hij op 14 september 2019 aanwezig is bij de uitwedstrijd [naam voetbalclub 3] - [naam voetbalclub 2] . De raadsman heeft aangevoerd dat de verbalisanten verdachten niet hebben kunnen herkennen aan hun gezicht, zoals weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank stelt vast dat verdachte inderdaad van achteren is gefilmd, maar dat uit de beschrijving van de beelden, in combinatie met de herkenning van verdachte door [medeverdachte 4] en de processen-verbaal van bevindingen, voldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte was die deel uitmaakte van de groep aanhangers van [naam voetbalclub 2] die betrokken was bij de aanval op aangever. Daarnaast blijkt uit de beschrijving van de beelden van [bedrijfsnaam 3] dat verdachte ook vlak na het incident nog onderdeel uit maakte van de groep verdachten.
De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de aanwezigheid en betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 september 2019, opgenomen op pagina 88 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019240115 d.d. 9 oktober 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 31 augustus 2019, na afloop van de voetbalwedstrijd [naam voetbalclub 2] - [naam voetbalclub 1] , bevond ik mij in het centrum van Heerenveen, aan de Minckelersstate achter de [bedrijfsnaam 1] . Toen voelde ik een klap in mijn rug, waardoor ik op de grond viel. Ik voelde pijn. Toen ik op de grond lag hoorde ik iemand zeggen: "pak zijn tas". Ik voelde meerdere schoppen tegen mijn benen, mijn romp en mijn hoofd. Ik voelde dat ik op meerdere plekken tegelijk werd geraakt. Ik bleef mijn tas goed vasthouden en ik hoorde iemand roepen: "doe je tas open en laat zien wat er in zit". Mijn tas werd uit mijn handen gepakt en doorzocht. Toen ik de tas terug kreeg, gingen de personen weg. Ik merkte dat mijn telefoon niet meer in mijn broekzak zat.
Van de aanval ondervind ik nog de volgende problemen:
- direct na de aanval en nog steeds last van hoofdpijn;
- pijn aan mijn hoofd (niet te verwarren met hoofdpijn);
- pijn aan mijn schouders en nek;
- pijn aan mijn linke scheenbeen;
- meerdere schaafwonden over mijn hele lichaam, waar ik last van heb.
Door deze klachten kan ik momenteel niet werken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
11 september 2019, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik zat op 31 augustus 2019 op een muurtje achter de [bedrijfsnaam 1] in het centrum van Heerenveen. Op een gegeven moment zag ik [slachtoffer] en [getuige 2] , twee jongens van [naam voetbalclub 1] , langs lopen. Toen ze bij het hoekje achter de [bedrijfsnaam 1] waren, kwamen er een paar jongens van [naam voetbalclub 2] aan rennen, volgens mij 4 á 5 personen. Een aantal had een capuchon op en twee hadden een T-shirt voor hun mond. Ik kan mij herinneren dat één persoon die een T-shirt voor zijn mond had vrij lang was en blond haar had. De twee of drie die als eerste bij [slachtoffer] waren probeerden zijn rugtas te pakken te krijgen en [slachtoffer] werd door deze drie personen op de grond gegooid. Gelijk daarna kwamen die andere twee jongens met het T-shirt voor hun mond, en ik zag dat deze twee jongens [slachtoffer] op en tegen zijn hoofd trapten, tegen zijn knieën, tegen zijn benen, eigenlijk over zijn hele lichaam. Ze hebben hem vrij vaak geschopt en geslagen. Die eerste drie jongens hielden zich alleen bezig met de tas van [slachtoffer] . Deze kregen ze op een gegeven moment te pakken en ze gooiden hem overhoop.
U toont mij de camerabeelden van de [bedrijfsnaam 1] , waarop een aantal personen te zien zijn die rennen. Dit is de groep die [slachtoffer] heeft belaagd en mishandeld en zijn telefoon heeft gestolen. De eerste drie jongens die rennen, de voorste jongen in de groene jas en de twee jongens erachter in zwarte T-shirts met zwarte petjes, hebben dus de rugtas van [slachtoffer] gepakt. De twee jongens die daarachter in beeld komen, persoon 4 en 5, die bezig zijn om hun T-shirt uit te trekken, zijn de twee jongens die [slachtoffer] hebben geschopt en geslagen over zijn hele lichaam.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 september 2019, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Op 31 augustus 2019 liep ik na afloop van de voetbalwedstrijd [naam voetbalclub 2] - [naam voetbalclub 1] samen met onder andere [slachtoffer] in het centrum van Heerenveen. Wij liepen met ons vieren de hoek om bij de [bedrijfsnaam 1] , toen ik naderende, rennende voetstappen hoorde. Ik zag dat [slachtoffer] met een forse snelheid voorover klapte. Hij was van achteren geraakt en maakte daardoor een smak op de grond. Voor mijn gevoel stonden er
5 tot 7 man om ons heen. Ik zag dat deze op [slachtoffer] , die op de grond lag, begonnen in te trappen en te slaan. Ze sloegen en schopten hem over heel zijn lichaam en ook op zijn hoofd. Hun doel was om de rugtas van [slachtoffer] af te pakken. Toen [slachtoffer] die niet afgaf, werd hij getrapt en geslagen. [slachtoffer] is zeker een keer of tien geraakt. Het kwam op mij over als een groepsaanval. Op een gegeven moment opende [slachtoffer] zijn tas. De tas werd overhoop gehaald. Ik realiseerde mij dat het Heerenveen supporters waren die waarschijnlijk op zoek waren naar [naam voetbalclub 1] attributen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
9 september 2019, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Met betrekking tot het voorval op 31 augustus 2019 te Heerenveen bekeek ik op 9 september 2019 de beelden van de bewakingscamera van de [bedrijfsnaam 1] .
Ik zag op de beelden van zaterdag 31 augustus 2019, omstreeks 20:54:52 uur een jongen rennen over de parkeerplaats die naast de [bedrijfsnaam 1] is gelegen, richting de Joodse begraafplaats achter de [bedrijfsnaam 1] . Ik zag dat dit een jongen was met kort zwart stekelig haar, de blauwe polo en een groene jas met capuchon. Ik zag voorts dat kort achter deze jongen een tweede jongen kwam aanrennen. Ik zag dat deze jongen tenger van postuur was, blank, een zwarte baseball pet droeg, een zwart T-shirt, een zwarte korte broek en witte schoenen. Vervolgens zag ik dat er kort achter deze jongen een derde jongen kwam aanrennen. Ik zag dat deze jongen ook tenger van postuur was, blank, een zwarte baseball pet droeg, een zwart T-shirt met witte strepen op de mouwen, een zwarte korte broek en zwarte Adidas schoenen. Ik zag dat achter deze jongen een vierde jongen aankwam. Ik zag dat deze jongen met versnelde pas liep. Ik zag dat deze jongen tenger van postuur was, blank, een grijze korte spijkerbroek droeg, witte schoenen en bezig was een groen T-shirt uit te trekken en derhalve deels met een ontbloot bovenlichaam liep. Ik zag dat achter deze jongen een vijfde jongen liep met versnelde pas. Ik zag dat dit een jongen was met een grijs T-shirt en een korte zwarte broek. Ik zag dat deze jongen zijn T-shirt uittrok en deze voor zijn gezicht (neus/mond) deed en deze daarvoor om zijn nek bond.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 23 september 2019, opgenomen op pagina 134 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik verbalisant heb op 17 september 2019 de beelden bekeken van de bewakingscamera van
[bedrijfsnaam 3] te Heerenveen, dit met betrekking tot het voorval van 31 augustus 2019. Ik zag op de beelden van 31 augustus 2019 te 20:59 uur een zestal personen lopen. Ik zag dat bij deze groep personen ook twee jongens liepen met ontbloot bovenlichaam, waarbij beiden bezig waren om hun T-shirts al lopende aan te trekken. Ik zag dat deze jongens persoon twee en persoon zes op de beelden waren. Ik zag dat deze zes personen dezelfde personen waren, die kort daarvoor, op zaterdag 31 augustus 2019 te 20:54:52 uur, deels rennend en met versnelde pas over de parkeerplaats liepen naast de [bedrijfsnaam 1] in de richting van de Joodse begraafplaats, waarbij vooral jongen vier en jongen vijf opvielen, omdat zij toen zichtbaar hun T-shirt uittrokken en voor hun gezicht deden.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2019, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Wij verbalisanten zijn betrokken bij de wedstrijden van voetbalclub [naam voetbalclub 2] . Binnen deze discipline is voor ons de voornaamste taak het in beeld krijgen van de bewegingen van de supporters van [naam voetbalclub 2] voor, tijdens, en na de wedstrijd.
Wij verbalisanten kennen en herkennen veel supporters van [naam voetbalclub 2] , met name die supporters die horen bij de twee supportersverenigingen [naam supportersvereniging 1] en [naam supportersvereniging 2] . Op zaterdag 31 augustus 2019 vond aan de [adres 2] te Heerenveen een incident plaats. Dit incident speelde zich af in de directe omgeving van supermarkt [bedrijfsnaam 1] te Heerenveen. Na opvraag van de gemaakte camerabeelden van deze supermarkt is ons het volgende gebleken:
Camera met zicht op de ingang/uitgang en de slijterij. Datum 31 augustus 2019 om 20.51.20 uur. Wij zien een aantal manspersonen door de schuifdeuren van voornoemde ingang, de winkel binnen komen lopen. Wij herkenden twee manspersonen als zijnde:
[medeverdachte 1] ,
gekleed in een blauw gekleurd polo shirt met daaronder een licht blauw gekleurde korte spijkerbroek tot boven de knieën en daaronder witte schoenen, daarbij knoopt [medeverdachte 1] een groen kleurige jas om zijn middel.
[medeverdachte 4] ,
gekleed in en licht polo shirt met daaronder een zwarte korte broek, tot net boven de knieën en zakken aan beide zijden en daaronder witte schoenen, daarbij houdt [medeverdachte 4] een GSM in zijn rechterhand, bij zijn rechteroor.
Dan verlaat een viertal onbekende mannen om 20.54.14 uur de winkel. Om 20.54.20 uur is op de beelden te zien dat de voor ons bekende [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] in de richting van de uitgang lopen. Daarbij is te zien dat [medeverdachte 1] voorop loopt en een GSM in zijn rechterhand houdt, in de buurt van het rechtergedeelte van zijn gezicht/hoofd. Op beeld is te zien dat het scherm van de GSM in werking was. Tevens was op de beelden te zien dat [medeverdachte 1] zijn groene jas had aangetrokken. [medeverdachte 4] liep direct achter [medeverdachte 1] . Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 4] een GSM in zijn rechterhand vast houdt en daarbij op het scherm keek. Op de beelden is te zien dat het tweetal om 20.54.28 uur de winkel verlaat.
De camera met zicht op de laad/los plaats van de [bedrijfsnaam 1] laat zien dat 4 onbekende mannen linksaf slaan en om 20.54.47 uur uit beeld verdwijnen.
Op voornoemde camera is om 20.54.52 uur op de beelden te zien dat de voor ons ambtshalve bekende [medeverdachte 1] aan komt rennen in de richting van de vier onbekende manspersonen. Om 20.54.54 uur is op de beelden te zien dat een tweede manspersoon uit dezelfde richting als [medeverdachte 1] komt rennen. Deze persoon is gekleed in een donker T-shirt met daarop een brede witte bies over de borst, met daaronder een donkerkleurige korte broek en witte schoenen. Tevens heeft de persoon een donker petje op zijn hoofd. Wij herkennen deze persoon ambtshalve als zijnde: [verdachte] .
Op voornoemde camera is om 20.54.55 uur op de beelden te zien dat een derde persoon uit dezelfde richting als [medeverdachte 1] en [verdachte] komt rennen. De manspersoon is gekleed in een donker gekleurd T-shirt met witte strepen over beide schouders, hals en uiteinden mouwen, met daaronder een donker gekleurde korte spijkerbroek en zwarte schoenen van het merk Adidas. Wij herkennen deze persoon ambtshalve als zijnde: [medeverdachte 2] .
Tevens is op de beelden te zien dat een vierde manspersoon achter [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] aanrent. De manspersoon is gekleed in een donker gekleurde korte broek met daaronder witte schoenen. Daarbij is te zien dat de manspersoon een groen kleurig T-shirt over zijn hoofd probeert te trekken. Wij herkennen deze persoon ambtshalve als zijnde: [medeverdachte 3] .
Op voornoemde camera is om 20.54.57 uur op de beelden te zien dat de voor ons ambtshalve bekende [medeverdachte 4] aan komt rennen. [medeverdachte 4] komt uit dezelfde richting als [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 4] een ontbloot bovenlichaam heeft en daarbij zijn shirt voor zijn mond langs om zijn hoofd knoopt.
Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ter hoogte van de rolcontainers stoppen met rennen, zich groeperen en vervolgens linksaf gaan in de richting van de vier onbekende manspersonen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2019, los opgenomen, met nummer PL0100-2019240115-64, inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] :
Verdachte [verdachte] kennen wij al meer dan een jaar van gezicht. Verdachte zagen wij geregeld bij de thuis- en uitwedstrijden van voetbalclub [naam voetbalclub 2] . verdachte beweegt zich dan meestal tussen de leden van supportersverenigingen [naam supportersvereniging 1] en [naam supportersvereniging 2] . Verdachte zien wij voor en na de wedstrijden van [naam voetbalclub 2] , bijna altijd bij café “ [bedrijfsnaam 2] ” gevestigd aan de [adres 1] te [plaats] . Dit café betreft het clubcafé van [naam supportersvereniging 1] en [naam supportersvereniging 2] . Wij verbalisanten hadden de beelden, opgenomen door de camera's van supermarkt [bedrijfsnaam 1] te Heerenveen bekeken. De beelden behoorden bij de diefstal met geweld gepleegd op zaterdag 31 augustus 2019 omstreeks 20.50 uur op de [adres 2] te Heerenveen. Op de beelden zagen wij eerst een groepje van vier personen in de richting van de [adres 2] lopen. Vlak daarachter zagen wij een aantal manspersonen lopen/rennen. Wij zagen op de beelden dat de manspersonen een voor een in beeld kwamen. De tweede persoon die in beeld kwam, was gekleed in een donker T-shirt met daarop een brede witte bies over de borst, met daaronder een donker kleurige korte broek en witte schoenen. Tevens had de persoon een donker petje op zijn hoofd. De voornoemde persoon herkenden wij aan zijn gezicht, postuur en houding als zijnde voornoemde verdachte. Echter op dat moment was het ons ambtshalve onbekend wat de naam van de verdachte was.
Op 14 september 2019 waren wij verbalisanten meegereisd met de supporters van [naam voetbalclub 2] naar Amsterdam, voor de wedstrijd [naam voetbalclub 3] - [naam voetbalclub 2] . Ten tijde van de voornoemde wedstrijd stonden wij ter hoogte van de toegangspoort voor de supporters van [naam voetbalclub 2] . Terwijl wij daar stonden zagen wij een groepje manspersonen aan komen lopen. Wij herkenden de voor ons ambtshalve bekende [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . Daarbij liep ook voornoemde verdachte. Wij zagen dat hij hetzelfde omschreven T-shirt, of gelijkend daarop, aanhad en hetzelfde omschreven petje, of gelijkend daarop. Wij gaven aan bij de veiligheidscoördinator dat wij van de zojuist omschreven persoon de identiteit wilden weten. Wij zagen dat voornoemde persoon zijn omwisselbiljet overhandigde met daarop de uitregistratie, liet scannen. Wij zagen dat de veiligheidscoördinator het omwisselbiljet overnam van de stewards. De veiligheidscoördinator overhandigde ons het biljet. Daarop stond de naam: [verdachte] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 7 oktober 2019, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] :
U toont mij de camerabeelden van het parkeerterrein van de [bedrijfsnaam 1] op zaterdag 31 augustus 2019, beginnende vanaf 20:54:36 uur. [verdachte] is de tweede persoon in de groep. U toont mij de beelden kort na het plegen van het voorval, [verdachte] is weer de meest linkse bij het groepje van drie. Hij heeft de donkere pet op en komt als laatste door het beeld.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 7 oktober 2019, opgenomen op pagina 204 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] :
Op 31 augustus 2019, na afloop van de voetbalwedstrijd [naam voetbalclub 2] - [naam voetbalclub 1] kregen wij wat belletjes dat er wat lui van [naam voetbalclub 1] bij de [bedrijfsnaam 1] liepen. Wij kregen te horen dat het personen van de harde kern van [naam voetbalclub 1] zouden zijn. Wij gingen er kijken. Ik hoorde dat zij spandoeken bij zich zouden hebben. Wij richtten ons op één persoon omdat hij een rugtas bij zich had. In eerste instantie wilde hij, van [naam voetbalclub 1] , zijn tas niet openen. Hij heeft corrigerende tikken gehad. Gewoon, omdat hij zijn tas moet laten zien. Het zijn slagen in zijn buik met de vuist of een platte hand geweest. Ik zag dat hij op de grond lag. Wij wilden hun spandoeken afpakken. Ik deed mijn shirt voor mijn mond, om onherkenbaar te blijven. Ik ging met de groep mee.
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 1. primair en 2.A
De rechtbank acht de feiten 1. primair en 2.A niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
feit 1. primair
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten met het slaan en schoppen tegen het hoofd opzet hebben gehad op de dood van aangever, ook niet in voorwaardelijke zin. Weliswaar kan het schoppen tegen het hoofd onder omstandigheden de aanmerkelijke kans op de dood in het leven roepen, maar uit het dossier is onvoldoende duidelijk geworden waar, hoe vaak, en met welke kracht aangever tegen zijn hoofd is geschopt, zodat niet kan worden bewezen dat de aanmerkelijke kans bestond dat aangever door deze schoppen zou komen te overlijden. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot doodslag in vereniging.
feit 2.A
Op grond van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] en de verklaringen van aangever en de getuigen, waaruit blijkt dat het verdachten te doen was om de rugzak van aangever, vindt de rechtbank het aannemelijk dat verdachte en zijn medeverdachten uit waren op [naam voetbalclub 1] attributen. Voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een telefoon en bier is echter geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Niet voldoende is komen vast te staan dat het bier door (één van) verdachten is meegenomen, en voor wat betreft de telefoon is onvoldoende duidelijk geworden dat medeverdachte [medeverdachte 2] de telefoon heeft meegenomen met het oogmerk om zich deze toe te eigenen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onder 2.A ten laste gelegde voltooide diefstal met geweld in vereniging.
Wel komt de rechtbank, op basis van voornoemde bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het onder 1. subsidiair en 2.B ten laste gelegde.
feit 1. subsidiair
Openlijk geweld
De vraag die de rechtbank als eerste dient te beantwoorden is of sprake is geweest van openlijke geweldpleging tegen personen. Daarvan is sprake bij geweld, gepleegd in vereniging, dat voor derden zichtbaar was of had kunnen zijn waardoor de openbare orde wordt verstoord. Het geweld, na afloop van de voetbalwedstrijd [naam voetbalclub 2] - [naam voetbalclub 1] , vond plaats op de openbare weg, onder de ogen van de vrienden van verdachte en omstanders. Aangever is door een groep aanhangers van [naam voetbalclub 2] geslagen en geschopt. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat er sprake is geweest van openlijk geweld.
Voldoende significante of wezenlijke bijdrage
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast:
Verdachte heeft op 31 augustus 2019 deel uitgemaakt van een groep van in totaal ten minste vijf aanhangers van [naam voetbalclub 2] die achter aangever en zijn vrienden zijn aangerend en aangever hebben aangevallen. De verdachten waren uit op [naam voetbalclub 1] attributen. Tweemedeverdachten hebben zich voorafgaand aan het geweld gedeeltelijk onherkenbaar gemaakt door hun shirt uit te trekken en voor hun mond te binden of een capuchon over het hoofd te trekken. Ook is er voorafgaand aan het treffen telefonisch contact geweest tussen verdachten over de aanwezigheid van supporters van [naam voetbalclub 1] bij de [bedrijfsnaam 1] .
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte met de wetenschap dat er geweld gebruikt zou gaan worden, de groep aanhangers van [naam voetbalclub 2] getalsmatig heeft versterkt. Verdachte heeft welbewust een bijna zekere confrontatie opgezocht en is bovendien vervolgens gedurende enige tijd meegegaan in de aanvalsgolf van de groep aanhangers van [naam voetbalclub 2] richting aangever [1] . Vervolgens is er fors geweld gebruikt tegen aangever.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door aldus te handelen opzet heeft gehad op de bewezenverklaarde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Tevens is tenlastegelegd de strafverzwaringsgrond van artikel 141, tweede lid, Sr. Deze houdt in dat een pleger van openlijk geweld ten aanzien van wie tevens komt vast te staan dat het bij aangever ontstane letsel een gevolg is van (uitsluitend) zijn handelen, zwaarder gestraft kan worden. Verdachte ontkent elke betrokkenheid. Onduidelijk is gebleven wie van de groep welk letsel heeft veroorzaakt en uit de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld of het letsel een gevolg is van door verdachte gepleegde handelingen. Daarom kan het strafverzwarende onderdeel van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde niet bewezen worden en zal verdachte van dit gedeelte worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder het 1. subsidiair ten laste gelegde openlijk in vereniging plegen van geweld.
feit 2. B
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte en de medeverdachten de uiterlijke verschijningsvorm hebben van een begin van uitvoering van het tezamen en in vereniging plegen van een diefstal met geweld. Het was de bedoeling van verdachte en zijn medeverdachten om [naam voetbalclub 1] attributen afhandig te maken en het tegen aangever gebruikte geweld was hier op gericht. Aangever bleek echter geen [naam voetbalclub 1] attributen bij zich te hebben, zodat het bij een poging is gebleven. De rechtbank acht niet bewezen dat het geweld gericht was op het wegnemen van een telefoon en bier.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld van [naam voetbalclub 1] attributen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair en 2.B ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 31 augustus 2019 te Heerenveen, openlijk, te weten op de openbare weg de [adres 2] , in het centrum achter een aldaar gevestigd winkelbedrijf van [bedrijfsnaam 1]
, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
, door die [slachtoffer] snel van achteren te benaderen en
-met kracht in zijn rug te duwen en naar de grond te werken en vervolgens
-tegen het hoofd te schoppen en
-meermalen tegen andere plaatsen van zijn lichaam te schoppen en te stompen en
-met kracht aan de rugtas van die [slachtoffer] te trekken;
2 B.
hij op 31 augustus 2019 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen [naam voetbalclub 1] attributen, toebehorende aan [slachtoffer] , althans aan anderen dan aan verdachte of zijn mededaders en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer] , met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
in vereniging met zijn mededaders, die [slachtoffer] snel van achteren heeft benaderd en
-met kracht in zijn rug heeft geduwd, in elk geval naar de grond heeft gewerkt en vervolgens
-tegen het hoofd heeft geschopt en
-meermalen tegen andere plaatsen van zijn lichaam heeft geschopt en getrapt en gestompt en
-aan de rugtas van die [slachtoffer] heeft getrokken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
2. B poging tot diefstal in vereniging vergezeld van geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1. primair en feit 2. A en B wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd, indien de rechtbank wel tot een veroordeling komt, om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is zijn beveiligingspas kwijt geraakt, waardoor hij zijn werk als beveiliger niet meer heeft kunnen uitvoeren. Voor het opleggen van bijzondere voorwaarden bestaat volgens de raadsman geen noodzaak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met vier medeverdachten, allen aanhangers van [naam voetbalclub 2] , een [naam voetbalclub 1] supporter van achter in de rug aangevallen, omdat ze vermoedden dat hij een spandoek van [naam voetbalclub 1] bij zich zou hebben. Het slachtoffer is, terwijl hij op de grond lag, geslagen en geschopt tegen zijn hoofd en lichaam. Verdachte heeft eraan bijgedragen dat er een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn, angst en overlast bezorgd. De rechtbank vindt het ongehoord dat verdachte en zijn medeverdachten aangever op straat van achteren hebben aangevallen en vervolgens onmatig geweld hebben gebruikt om zoiets onbenulligs als een spandoek van de tegenpartij. Verdachte neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen. De rechtbank acht dit zeer kwalijk.
Het is onbegrijpelijk hoe nog steeds mensen als verdachte en zijn kompanen de sfeer rond de voetbalsport kapot maken. De liefde voor de eigen voetbalclub kan nooit een reden zijn om supporters van de andere club op straat op een zo laffe wijze aan te vallen en te mishandelen. De schade die zij aan de voetbalsport toebrengen en de daarmee gepaard gaande maatschappelijke kosten, zoals onder andere politie-inzet, is groot. Met dit schaamteloze optreden heeft verdachte zijn eigen voetbalvereniging, [naam voetbalclub 2] , een zeer slechte dienst bewezen. Door dit wangedrag worden steeds meer voetballiefhebbers terughoudend om zich nog onder het voetbalpubliek te mengen. Dit zal zeker gelden voor het slachtoffer.
Uit het rapport van Reclassering Nederland van 4 september 2020 blijkt dat op geen van de leefgebieden problemen naar voren komen anders dan het sociale netwerk waarin verdachte zich begeeft. Verdachte is ambitieus en heeft duidelijke doelen voor ogen wat hij wil bereiken in het leven. De reclassering heeft alleen zorgen over de gewetensontwikkeling, de delicthouding van verdachte en de beïnvloeding vanuit zijn sociale netwerk. De reclassering adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), waarbij als uitgangspunt voor openlijk geweld een taakstraf van 150 uren wordt gehanteerd en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden voor een voltooide diefstal met geweld.
De rechtbank zal – alles overziend en rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte – geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar verdachte veroordelen tot een taakstraf en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, omdat onvoldoende is onderbouwd dat de naleving van de bijzondere voorwaarden bijdraagt aan het verlagen van het recidive-risico. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de overlap tussen de bewezenverklaarde feiten, omdat het geweld zoals omschreven in feit 1. Subsidiair hetzelfde is als dat in feit 2. onder B.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 120 uren passend en geboden is, onder aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van twee jaren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en vergoeding van de proceskosten van € 115,96.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel hoofdelijk kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij voor wat betreft de schadevergoedingsmaatregel het aantal dagen gijzeling zal worden gesteld op nul.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 2.000,00 redelijk is te achten. De vordering is goed onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht de vordering goed onderbouwd en de vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf
31 augustus 2019. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om tot matiging van het bedrag over te gaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Omdat de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank ziet geen aanleiding om het aantal dagen gijzeling op nul te stellen, zoals gevorderd door de officier van justitie.
De rechtbank zal verdachte hoofdelijk veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en 2. A is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair en 2. B ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van 18/730215-19, feit 1. subsidiair en 2. B:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.500,00(zegge: tweeduizend vijfhonderd), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019 in dier voege, dat indien dit bedrag door de medeverdachte(n) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op €115,96 en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, in dier voege, dat indien dit bedrag door de medeverdachte(n) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019, waarbij gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte en/of de medeverdachte(n) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte en/of de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft/hebben betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en
mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2020.

Voetnoten

1.vgl HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9823