ECLI:NL:RBNNE:2020:3128

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
8389083 VV EXPL 20-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van het sociaal plan door de Federatie Nederlandse Vakbeweging tegen Fresenius Hemocare Netherlands B.V.

In deze zaak vordert de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) in kort geding nakoming van een sociaal plan dat zij met Fresenius Hemocare Netherlands B.V. (FHCN) heeft overeengekomen. De vordering betreft onder andere de onverwijlde inschakeling van een begeleidingscommissie en de uitreiking van een nieuwe boventalligheidsmededeling. De kantonrechter oordeelt dat de vordering toewijsbaar is, met uitzondering van de onderdelen die betrekking hebben op ontslag van medewerkers, aangezien er op dat moment geen ontslag aan de orde is. De procedure is gestart na een dagvaarding op 28 mei 2020, waarbij FNV haar vorderingen heeft toegelicht en FHCN verweer heeft gevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het sociaal plan van toepassing is op de werknemers van FHCN en dat FHCN gehouden is om het sociaal plan na te komen, behoudens voor zover het gericht is op ontslag. De vordering tot betaling van een voorschot van € 20.000,00 is afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 8389083 \ VV EXPL 20-25
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 lid 5 Rv van 15 september 2020
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV),
hierna te noemen: FNV,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde: mr. W. Smit te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fresenius Hemocare Netherlands B.V.,
hierna te noemen: FHCN,
gevestigd te Emmer-Compascuum,
gedaagde partij,
gemachtigden: mr. W.M. Engelsman en mr. D.G. Veldhuizen te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 28 mei 2020 met 20 producties heeft FNV gevorderd om bij wege van onmiddellijke voorziening, FHCN - zakelijk weergegeven - te veroordelen tot (I a) nakoming van het sociaal plan (waaronder begrepen de onverwijlde inschakeling van een begeleidingscommissie), (I b) uitreiking van een nieuwe boventalligheidsmededeling, (I c) ongedaanmaking van de beslissingen van de bezwaarcommissie, alsmede (II) tot betaling van een bedrag van € 20.000,00, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en (III) met veroordeling van FHCN in de kosten van het geding.
1.2.
Nadat de zaak op dinsdag 1 september 2020 ter terechtzitting werd behandeld, van welke behandeling aantekeningen werden gemaakt en waarbij FNV haar vorderingen - mede - aan de hand van een pleitnota heeft toegelicht en FHCN (nader) verweer heeft gevoerd, werd vonnis op heden bepaald.
1.3.
De inhoud van alle stukken, waaronder de op voorhand toegezonden conclusie van antwoord van FHCN met 18 producties, ingekomen ter griffie op 12 juni 20202 en de nagezonden producties (21 tot en met 24 zijdens FNV en 19 en 20 zijdens FHCN) geldt als hier herhaald.

2.De feiten

2.1.
FVN is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en heeft zich krachtens haar statuten ten doel gesteld de belangen te behartigen van werknemers, waaronder werknemers in de industriesector. FNV is bevoegd om voor dit doel collectieve arbeidsovereenkomsten, alsmede alle andere van belang zijnde regelingen tot stand te brengen met (verenigingen van) werkgevers.
2.2.
FHCN exploiteert in Emmer-Compascuum een productielocatie, gespecialiseerd in de vervaardiging van medische instrumenten en hulpmiddelen.
2.3.
Op 18 december 2015 is FHCN met onder meer FNV het Sociaal Plan Fresenius HemoCare Netherlands B.V. overeengekomen (hierna: het sociaal plan). Dit sociaal plan, met een looptijd van 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2021, is aangemeld bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als cao. Het sociaal plan voorziet, verkort weergegeven, bij beëindiging van het dienstverband wegens boventalligheid in een bruto beëindigingsvergoeding op basis van de oude kantonrechtersformule met een correctiefactor C van 1,3.
2.4.
In het sociaal plan zijn de volgende artikelen opgenomen, voor zover van belang:
"
2.1 Werkingssfeer
Dit Sociaal Plan is van toepassing op de Werknemer die gedurende de looptijd van dit Sociaal Plan door of namens de directie van FHCN schriftelijk is geïnformeerd dat zijn arbeidsplaats is komen te vervallen, dan wel komt te vervallen als gevolg van reorganisatiemaatregelen, waaronder sluiting, waardoor hij boventallig is geworden of wordt.
(…)
5.1
Ontslagselectie
FHCN bepaalt of er sprake is van boventalligheid van een Werknemer. De datum van boventalligheid is de datum waarop de Werknemer schriftelijk op de hoogte is gesteld van het feit dat zijn functie zal komen te vervallen wegens reorganisatiemaatregelen. Deze datum is de datum waarop het ondernemersbesluit wordt genomen volgend op het advies van de Ondernemingsraad met betrekking tot reorganisatiemaatregelen.
(…)
5.2
Mededeling van boventalligheid
Bij verval van de bestaande functie zal de boventallige Werknemer schriftelijk worden geïnformeerd. Deze schriftelijke mededeling bevat een toelichting op de boventalligheid van de Werknemer, de voorziene Einddatum en een berekening van de Ontslagvergoeding.".
2.5.
Op 22 oktober 2018 heeft Fresenius Kabi AG, het moederbedrijf van FHCN, bekendgemaakt dat de vestiging in Emmer-Compascuum stopt met de productie van bloedtransfusieproducten en dat zij overstapt op de productie van medische voeding. Fresenius Kabi AG investeert hiervoor een bedrag van € 100.000.000,00 in het opzetten van een of meer (nieuwe) productielijnen in de vestiging in Emmer-Compascuum.
2.6.
Op 23 mei 2019 heeft FHCN haar ondernemingsraad om advies ex artikel 25 WOR gevraagd vanwege de voorgenomen wijziging van de productieactiviteiten op de locatie in Emmer-Compascuum. Die wijziging betreft enerzijds de gefaseerde afbouw van de zogenoemde APS productie en anderzijds de opbouw en ingebruikname van twee zogenoemde Eternal Nutrition (EN) Easy Bag productielijnen.
2.7.
De adviesaanvraag vermeldt het volgende, voor zover van belang:
"
We spreken vanoverplaatsingvan boventallige medewerkers in een nieuwe uitwisselbare dan wel passende EN-functie en vanplaatsingin een reeds bestaande functie.
(…)
Per het peilmoment zullen de op dat moment bestaande categorieën uitwisselbare functies (functiegroepen) komen te vervallen en de daarin voorkomende medewerkers boventallig worden verklaard.".
2.8.
Op 18 juli 2020 heeft de Ondernemingsraad positief geadviseerd, waarna FHCN op 26 juli 2018 het ondernemersbesluit heeft genomen.
2.9.
Op 12 december 2019 heeft DHCN een brief in twee varianten gestuurd aan al haar werknemers.
2.10.
Brief 1 luidt als volgt, voor zover van belang:
"
Hierbij delen wij u mede dat ten gevolge van de uitfasering van de APS productie en de vorming van de Production Unit Enternal Nutrition in Emmer-Compascuum (PU EN) alle PU-functies komen te vervallen. Daarom moet er worden vastgesteld welke PU EN-functies uitwisselbaar of passend zijn ten opzichte van de PU APS functies. Daarnaast dient te worden vastgesteld welke medewerkers in welke zogenoemde uitwisselbare of passende functies kunnen worden overgeplaatst.
De vaststelling van deze zaken gaat uit van de stand van zaken op 1 januari 2020. Wij noemen dit de peildatum.
Uw huidige functie van (…) komt te vervallen uiterlijk wanneer de APS productie in zijn geheel uitgefaseerd is. Helaas is voor u geen uitwisselbare of passende functie voorhanden waarin u rechtstreeks kan worden geplaatst wanneer uw huidige functie ophoudt te bestaan.
Er komen in de PU EN ook nieuwe functies beschikbaar die niet uitwisselbaar of passend zijn.
(…)
Wij nodigen u uit hierop te solliciteren.".
2.11.
In brief 2 staat het volgende, voor zover van belang:
"
Hierbij delen wij u mede dat ten gevolge van de uitfasering van de APS productie en de vorming van de Production Unit Enternal Nutrition in Emmer-Compascuum (PU EN) functies komen te vervallen. Er dient te worden vastgesteld welke PU EN-functies uitwisselbaar of passend zijn en welke medewerkers in welke zogenoemde uitwisselbare of passende functies kunnen worden overgeplaatst.
De vaststelling van deze zaken gaat uit van de stand van zaken op 1 januari 2020. Wij noemen dit de peildatum.
Uw huidige functie van (…) zal komen te vervallen, uiterlijk wanneer de APS productie in zijn geheel uitgefaseerd is. Tot ons genoegen kunnen wij u meedelen dat u zult worden overgeplaatst in de functie (…) Wij verwachten dat u zich ten volle zult inzetten in deze nieuwe functie en zorgvuldig kennis neemt van de aan deze functie gestelde criteria.
(…)
Mocht u van mening zijn dat de functie van (…) ten onrechte passend is verklaard dan wel dat zich uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden kunnen voordoen die aan uw overplaatsing in deze functie in de weg staan, dan kunt u binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief schriftelijk bezwaar aantekenen tegen het plaatsingsbesluit. Dit bezwaar kunt u indienen bij de bezwaarcommissie.".
2.12.
Tussen partijen is discussie ontstaan omtrent de status/ kwalificatie van de hiervoor genoemde brieven. Volgens FNV kwalificeren deze brieven als boventalligheidsmededelingen in de zin van het sociaal plan, terwijl FHCN deze brieven aanduidt als informatiebrieven.
2.13.
De interne bezwaarcommissie van FHCN, waar de onder 2.10. genoemde brief melding van maakt, heeft inmiddels 16 bezwaarschriften van medewerkers van FHCN afgehandeld.
2.14.
De brieven die de bezwaarcommissie in dat verband heeft verzonden, gedateerd op 30 januari 2020, luiden als volgt, voor zover van belang:
"
Voor de goede orde informeren wij u dat de brief van 12 december jl. alleen informatie geeft over rechtstreekse plaatsing in EN. Indien er sprake is van boventalligheid met eventueel ontslag als gevolg, dan zal uw werkgever u hierover te zijner tijd schriftelijk informeren en ook over welke procedures er dan gelden.".

3.De grondslag van de vorderingen en het verweer

3.1.
FNV legt aan haar vorderingen, samengevat, ten grondslag dat de brieven die FHCN op 12 december 2019 aan al haar medewerkers heeft uitgereikt onder de werkingssfeer van het sociaal plan vallen. Het sociaal plan is met ingang van die datum dan ook van toepassing op alle medewerkers van FHCN en de rechten en plichten, voortvloeiend uit het sociaal plan, blijven van kracht, ook nadat de werkingsduur ervan is verstreken. Het sociaal plan heeft de status van een cao en een standaardkarakter. Gedurende de looptijd van het sociaal plan mag er niet van worden afgeweken. Dat heeft FHCN wel heeft gedaan, door het instellen van een bezwaarcommissie (in plaats van een begeleidingscommissie) met een (van het sociaal plan) afwijkende samenstelling. De taken, het toetsingskader en de procedurevoorschriften van de bezwaarcommissie zijn niet formeel geregeld. Doordat de bezwaarcommissie tot op heden 16 bezwaarschriften heeft afgehandeld, staat vast dat FHCN haar verplichtingen op grond van het sociaal plan daadwerkelijk en meermalen heeft geschonden. FNV heeft vanwege deze onrechtmatige handelwijze (im-)materiele schade veroorzaakt bij FNV. Bij wijze van voorschot vordert FNV een bedrag van € 20.000,00. FNV heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen, onder meer omdat FHCN het sociaal plan tot op heden niet nakomt en - meer bijzonder - ook niet voornemens is om een begeleidingscommissie in te stellen. Vanwege de op FNV rustende schadebeperkingsplicht, heeft zij een spoedeisend belang bij haar geldvordering.
3.2.
FHCN voert gemotiveerd verweer als volgt. FNV heeft geen voldoende (spoedeisend) belang bij haar vorderingen. Op de locatie te Emmer-Compascuum is - goed en wel - sprake van gefaseerde afbouw van APS productie en opbouw van EN-productie (door FHCN crossover genoemd). Via verschillende plaatsingsrondes worden de functies van de nieuwe EN-productielijn ingevuld. Dat geschiedt zoveel als mogelijk, in lijn met de afspraak met de ondernemingsraad, met de vaste medewerkers van FHCN. Medewerkers die niet ingezet worden bij de EN-productie, behouden hun werk bij de APS-productie. Van ontslagselectie, boventalligheid en/of ontslag is nu of de komende jaren geen sprake.
FHCN heeft met de brief (brieven) van 12 december 2019 duidelijkheid willen verschaffen aan haar medewerkers over welke functies benodigd zijn en welke werknemers al rechtstreeks geplaatst kunnen worden. Dat is mede op verzoek van de werknemers/ de ondernemingsraad geschied. De brief van 12 december 2019 is allesbehalve een boventalligheidsmededeling (in de zin van artikel 5.2 van het sociaal plan), nu dat én prematuur én onuitvoerbaar zou zijn. Het is de verwachting dat pas in 2024 kan worden geoordeeld of en zo ja in welke mate sprake is van boventalligheid. FNV heeft evenmin een spoedeisend belang bij haar vorderingen. FNV heeft een bodemprocedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt, waarin exact dezelfde vorderingen voorliggen. FNV vordert in die procedure, net als in de onderhavige procedure, nakoming van het sociaal plan. FHCN betwist gemotiveerd dat het sociaal plan van toepassing is, zodat FNV in deze procedure feitelijk vraagt om een verklaring voor recht. Dat kan niet plaatsvinden in een kort gedingprocedure. De vraag of het sociaal plan van toepassing is of niet, hoort thuis in de reeds aanhangige bodemprocedure. Het gaat hier om een uitlegkwestie en een kort geding leent zich daar naar haar aard niet voor. FNV heeft ook geen spoedeisend belang, omdat het crossover project onder meer door Covid 19 vertraging heeft opgelopen en er (sinds de aanvraag van het kort geding) in de tussentijd ook niets is veranderd.
3.3.
Mocht aan een inhoudelijke beoordeling worden toegekomen, dan komt dat volgens FHCN aan op een kwestie van uitleg. Ook in dat geval kwalificeert de brief (brieven) van 12 december 2019 niet als een boventalligheidsmededeling. FHCN heeft in verband hiermee gewezen op het begrippenkader van het sociaal plan, de boventalligheidsmededeling zoals zij die eerder heeft doen uitgaan (vanwege een eerdere reorganisatie) en de brief van de bezwaarcommissie van 30 januari 2020. Het rechtsgevolg boventalligheid is niet aan de orde, zodat het sociaal plan niet van toepassing is. Gelet hierop, kan van het instellen van een begeleidingscommissie geen sprake zijn. Er is een bezwaarcommissie ingesteld en gesteld noch gebleken is dat zij haar werkzaamheden niet naar behoren zou uitvoeren. Het gevorderde voorschotbedrag dient afgewezen te worden, onder meer omdat het sociaal plan niet van toepassing is. FNV heeft, wat FHCN betreft, ook weinig moeite gedaan om er in onderling overleg uit te komen.
3.4.
Voor zover een of meerdere vorderingen van FNV mochten worden toegewezen, verzoekt FHCN de dwangsom te matigen tot een redelijk bedrag en om hiervoor een redelijke termijn te bepalen. Wat FHCN betreft, is er geen reden om een dwangsom op te leggen.
3.5.
Op de stellingen en verweren van partijen zal bij de beoordeling, voor zover aangewezen, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Om één of meerdere van de door FNV gevorderde voorzieningen te kunnen treffen moet worden vastgesteld dat het aannemelijk is dat de kantonrechter overeenkomstige vorderingen in de (al aanhangige) bodemprocedure zal toewijzen en moet FNV er tevens spoedeisend belang bij hebben dat op het oordeel in de bodemprocedure vooruit wordt gelopen. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten zoals die in deze procedure aan hem zijn gepresenteerd, aangezien (nadere) bewijslevering in deze procedure in beginsel niet plaatsvindt. Ook dient FNV een belang te hebben bij haar vorderingen, aangezien haar zonder belang geen rechtsvordering toekomt (artikel 3:303 BW).
4.2.
FHCN voert bij wijze van preliminair verweer aan dat FNV onvoldoende belang heeft bij haar vorderingen. Ook betwist FHCN dat FNV een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De kantonrechter volgt FHCN niet in deze verweren. FNV legt aan haar vorderingen namelijk ten grondslag dat FHCN het sociaal plan tot op heden ten onrechte niet nakomt en dat ook niet voornemens is te gaan doen (op onderdelen). FNV is partij geweest bij het sociaal plan en wil dat de in dat kader gemaakte afspraken - thans - worden nagekomen. Dat is een rechtens te respecteren belang en levert ook een voldoende spoedeisend belang aan de zijde van FNV op. Daar kan niet (voldoende) aan afdoen dat er volgens FHCN geen sprake is van boventalligheid (zodat het sociaal plan om die reden volgens haar niet van toepassing zou zijn) en dat de procedure vertraging heeft opgelopen vanwege het Corona-virus en ziekte aan de zijde van FNV. Het (spoedeisend) belang bij de geldvordering acht de kantonrechter voldoende gegeven met de omstandigheid dat FNV onvoldoende weersproken heeft toegelicht dat zij op basis van de Wet CAO aanspraak kan maken op schadevergoeding die zij door het (gestelde) handelen van FHCN lijdt en er op haar in dit verband tevens een schadebeperkingsplicht rust. FNV is derhalve ontvankelijk in haar vorderingen.
4.3.
Anders dan FHCN meent, lenen de vorderingen van FNV zich naar het oordeel van de kantonrechter wel degelijk voor een beoordeling in deze procedure. In essentie komt die beoordeling er immers op neer of het sociaal plan van toepassing is op de werknemers van FHCN of niet. Zoals hieronder zal blijken, is dat - mede - een kwestie van uitleg en kan een dergelijke beoordeling op basis van de thans beschikbare stukken prima in dit geding worden gegeven. Hard bewijs wordt, zoals hiervoor is toegelicht, niet verlangd; voldoende is als aannemelijk is dat vergelijkbare vorderingen in een eventuele bodemprocedure kunnen worden toegewezen. Dat het in een procedure als de onderhavige gaat om ordemaatregelen, zoals FHCN nog heeft aangevoerd, mag zo zijn, maar dat verhindert niet om in voorkomend geval vorderingen toe te wijzen die per definitie verstrekkende en mogelijk zelfs moeilijk omkeerbare gevolgen kunnen hebben. FHCN had dat zo nodig overigens zelf kunnen ondervangen door te verzoeken om eventueel toe te wijzen vorderingen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat heeft FHCN nagelaten. Wat hier verder van zij, de kantonrechter ziet in dit verweer van FHCN wel aanleiding te bepalen dat aan een eventuele veroordeling van FHCN tot nakoming van het sociaal plan, de vordering onder I a, tevens de voorwaarde zal worden verbonden dat deze geldt, totdat in de bodemprocedure (definitief) anders zal worden beslist. Ten slotte is het de kantonrechter niet gebleken dat FNV in wezen een verklaring voor recht vordert. Ook aan dit verweer van FHCN gaat de kantonrechter derhalve voorbij.
4.4.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of aannemelijk is geworden dat het sociaal plan van toepassing is op de werknemers van FHCN. Die vraag komt neer op uitleg van het sociaal plan, meer in het bijzonder artikel 2.1 van het sociaal plan. Als uitgangspunt hierbij geldt de zogenoemde CAO-norm (HR 26 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5961, met nadere uitleg ten opzichte van de Haviltexnorm in HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427. Dit komt er op neer dat in beginsel de bewoordingen van artikel 2.1 van het sociaal plan, gelezen in het licht van de gehele tekst van het sociaal plan, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij het sociaal plan, voor zover deze niet uit de bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin het sociaal plan is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in het sociaal plan gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
4.5.
Indachtig dit uitgangspunt kan FNV gevolgd worden in haar stelling dat met de brieven van 12 december 2019 het sociaal plan - in beginsel - van toepassing is geworden. Immers, in die brieven worden de werknemers schriftelijk door FHCN geïnformeerd dat hun functie (uiteindelijk) zal komen te vervallen als gevolg van reorganisatiemaatregelen (het 'ombatterijen' van APS naar En productie), waardoor zij boventallig zullen worden. Dat sluit, zoals FNV terecht aanvoert, naadloos aan bij de tekst van artikel 2.1 van het sociaal plan.
Daarbij slaat de kantonrechter tevens acht op artikel 5.1 van het sociaal plan, waarin is bepaald dat FHCN bepaalt wie boventallig wordt en het schriftelijkheidsvereiste van artikel 5.2, eerste zin.
4.6.
FNV heeft voorts onweersproken gesteld dat de beide brieven van
12 december 2019 een bezwaarmogelijkheid kennen. Gelet hierop, kan moeilijk staande worden gehouden dat er nog geen rechtsgevolg (boventalligheid) zou zijn opgetreden, zoals FHCN heeft aangevoerd. Vast staat dat van de bezwaarmogelijkheid ook gebruik is gemaakt door medewerkers van FHCN en dat de ingestelde bezwaarcommissie inmiddels 16 bezwaarschriften heeft afgehandeld. Dat FHCN met het versturen van de brieven van 12 december 2019 alleen maar de bedoeling heeft gehad om haar werknemers te informeren, staat hier haaks op en volgt ook niet kenbaar uit het sociaal plan, zodat hieraan geen (doorslaggevende) betekenis toekomt. Een dergelijke bedoeling van FHCN verhoudt zich bovendien ook moeizaam met het bij de feiten geciteerde deel van de adviesaanvraag en de vermelding van de peildatum van 1 januari 2020 in de brieven van 12 december 2019. Aan de brief van de bezwaarcommissie van 31 januari 2020 kent de kantonrechter weinig tot geen betekenis toe. Die brief komt wat dat betreft als de spreekwoordelijke mosterd na de maaltijd. Ook de omstandigheid dat FHCN normaliter een andere boventalligheidsbrief hanteert, kan aan het voorgaande niet (voldoende) afdoen. Hoewel de kantonrechter het aldus aannemelijk acht geworden dat het sociaal plan in beginsel van toepassing is op de werknemers van FHCN, is de kous daarmee evenwel nog niet af.
4.7.
Partijen zijn het er namelijk wel over eens dat het sociaal plan destijds is gesloten als werkgelegenheidsgarantie, met als doel om zoveel mogelijk banen als mogelijk in Emmer-Compascuum te behouden. Die situatie doet zich thans niet voor. FHCN heeft immers onvoldoende weersproken gesteld dat haar werknemers, voor zover zij niet zijn of worden overgeplaatst naar EN, hun baan bij APS vooralsnog behouden. Vastgesteld moet dan worden dat het sociaal plan niet voorziet in die situatie en op dit punt in zoverre een leemte bevat. Dit verklaart overigens - vermoedelijk - ook waarom de brieven van 12 december 2019 geen concrete einddatum en ontslagvergoeding vermelden, zoals artikel 5.2 van het sociaal plan voorschrijft. In artikel 2.4 van het sociaal plan hebben partijen uitgesproken om in een dergelijk geval zo nodig tussentijds overleg te plegen. Hoewel er na 12 december 2019 (de datum waarop de bewuste brieven zijn verzonden) nog wel overleg heeft plaatsgevonden tussen partijen, heeft dat tot niets geleid. De kantonrechter laat in het midden of en zo ja wie van partijen daarvan een verwijt treft, maar stelt vast dat FCHN in ieder geval wel gehouden is om zoveel mogelijk overeenkomstig het sociaal plan te handelen. Concreet gezegd komt dit er op neer dat FHCN gehouden is het sociaal plan na te komen, behoudens voor zover dat is gericht op ontslag/ beëindiging van de arbeidsovereenkomst van medewerkers. Dat laatste doet zich immers (nog) niet voor.
4.8.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe, voor zover van belang, dat hij ter zitting de indruk heeft gekregen dat het pijnpunt bij FHCN voor toepassing van het sociaal plan vooral is gelegen in de (mogelijke) toekomstige kosten voor ontslagvergoedingen, maar dat speelt thans niet, zeker nu de kantonrechter voorshands van oordeel is dat het sociaal plan niet is geschreven voor de voorliggende situatie waarbij nog geen uitzicht bestaat op eventuele (toekomstige) ontslagen. Los hiervan geldt dat FHCN bij herhaling heeft aangegeven dat haar insteek bij de crossover is dat er geen of bijna geen gedwongen zullen vallen, zodat het kostenaspect sowieso geen (doorslaggevende) factor van belang is.
4.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter is, gelet op het vorenstaande, de vordering onder I a toewijsbaar, behoudens voor zover het sociaal plan is gericht op ontslag/beëindiging van de arbeidsovereenkomst van medewerkers en geldt deze voorziening, totdat in de bodemprocedure (definitief) anders zal worden beslist. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft FHCN desgevraagd verklaard dat al haar medewerkers inmiddels een brief hebben ontvangen. FNV heeft haar vordering onder I a echter niet in deze zin aangepast, zodat aansluiting zal worden gezocht bij het petitum (omdat anders meer zou worden toegewezen dan gevorderd).
4.10.
Bij de vordering onder I b heeft FNV geen belang (meer). FHCN is immers als gevolg van de toewijzing van vordering I a gehouden tot nakoming van het sociaal plan, waaronder begrepen het instellen van een begeleidingscommissie. Bezwaren tegen de brieven van 12 december 2019 dienen - alsnog - ondergebracht te worden bij de begeleidingscommissie en door haar afgehandeld te worden overeenkomstig hoofdstuk 4 van het sociaal plan.
4.11.
De vordering onder I c zal worden toegewezen, op de wijze zoals in het dictum bepaald. FNV heeft het bij deze vordering in de dagvaarding overigens over het sociaal plan 2012-2016, maar de kantonrechter gaat er van uit dat FNV hiermee het sociaal plan bedoeld.
4.12.
Ook de gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, nu de hoogte ervan de kantonrechter niet bovenmatig voorkomt. Wel zal de kantonrechter hier een maximum aan verbinden en bepalen dat FHCN niet eerder een dwangsom verschuldigd is dan met ingang van veertien dagen na betekenis van dit vonnis. Uit het verweer van FHCN begrijpt de kantonrechter dat zij de veroordelingen vrijwillig zal nakomen, zodat het haar zogezegd ook niet hindert dat er een dwangsom aan de veroordelingen zal worden verbonden.
4.13.
De vordering onder II wijst de kantonrechter af. FNV heeft het door haar gevorderde schadebedrag op geen enkele wijze van een voldoende concrete onderbouwing voorzien. Wil de kantonrechter de schade kunnen begroten, dan dient hij ten minste over enige handvatten te kunnen beschikken. Die heeft FNV niet gegeven.
4.14.
De kantonrechter ziet tot slot aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter recht doende als voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt FHCN tot nakoming van het sociaal plan, behoudens voor zover dat ziet op ontslag/beëindiging van de arbeidsovereenkomst van medewerkers en totdat in de bodemprocedure definitief anders zal worden beslist, jegens alle medewerkers in dienst van FHCN op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd naar Nederlands recht die op 12 december 2019 een brief van FHCN hebben ontvangen, of nog een schriftelijke mededeling zullen ontvangen gedurende de looptijd van het sociaal plan, over het verval van hun arbeidsplaats, dan wel het verval van hun functie, wegens reorganisatiemaatregelen, waardoor zij boventallig zijn geworden of worden;
5.2.
veroordeelt FHCN tot de intrekking van alle beslissingen op bezwaar die door FHCN zijn genomen op basis van een advies van de eigen (onbevoegde) bezwaarcommissie, alsook de intrekking van alle overige beslissingen die vallen onder het toepassingsbereik van het sociaal plan en die zijn genomen (mede) op basis van een advies van de eigen (onbevoegde) bezwaarcommissie;
5.3.
bepaalt dat FHCN, voor zover zij na veertien dagen na betekening van dit vonnis niet voldoet aan het onder 5.1. en/of 5.2. gestelde, een dwangsom verschuldigd zal worden van
€ 10.000,00 per dag, met een maximum van € 100.000,00;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2020.
typ/conc: 342/JSB
coll: