Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor alle varianten van het onder 1. ten laste gelegde en het onder 2. primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag.
Zij heeft met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde het volgende aangevoerd. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer 1] geweld hebben gepleegd, zodat verdachte van alle onder 1. ten laste gelegde varianten moet worden vrijgesproken.
Zij heeft met betrekking tot het onder 2. primair ten laste gelegde het volgende aangevoerd.
Voor de ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag kan de voor voorwaardelijke opzet benodigde aanmerkelijke kans op de dood niet worden bewezen. Daarvoor is meer specifieke informatie nodig, zoals hoe hard de trap is geweest en wat voor soort schoeisel werd gedragen. Die informatie ontbreekt.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2. primair ten laste gelegde medeplegen van de poging tot zware mishandeling.
Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Medeplegen kan worden bewezen, want er was sprake van een gezamenlijk plan, te weten een afrekening, en vervolgens van een gezamenlijke uitvoering.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat toen hij zag dat de kameraden van de persoon waarmee [medeverdachte 2] in conflict was er aan kwamen hij samen met zijn broer [medeverdachte 1] er naar toe is gegaan en heeft deelgenomen aan het geweld. Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] valt af te leiden dat verdachtes broer [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] met zijn hoofd op de bar heeft geslagen. Ook verklaren deze getuigen en de getuigen [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] en [getuige 8] dat verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] deel uitmaakten van de groep die om het slachtoffer heen stond en volop aan het schoppen en slaan was waarbij vele slagen waren gericht op het hoofd. Ook medeverdachte [medeverdachte 2] maakte deel uit van deze groep.
Het geweld waaraan verdachte samen met anderen heeft deelgenomen bestaat uit het slaan met het hoofd op de bar en een reeks schoppen en vuistslagen. Dit alles, ook tegen het hoofd en ook terwijl het slachtoffer op de grond lag. Voornoemde gedragingen leveren een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Het handelen van de verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm ook zozeer gericht geweest op het intreden van dit gevolg dat zij deze aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van alle varianten van het onder 1. ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent dat hij geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd en op grond van het dossier kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte dit heeft gedaan. [slachtoffer 1] heeft weliswaar in zijn aangifte verklaard dat hij voelde dat hij van meerdere kanten werd geslagen en geschopt, maar uit de verklaringen van zijn broer en de getuigen blijkt niet dat hij door meerdere personen is mishandeld. Tevens was er geen sprake van een samenwerking, taakverdeling of gezamenlijke voorbereiding, zodat ook niet kan worden bewezen dat verdachte een intellectuele bijdrage aan het geweld tegen [slachtoffer 1] heeft geleverd.
De raadsvrouw heeft verder betoogd dat verdachte van het onder 2. primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op grond van het dossier en de verklaring van verdachte kan de rechtbank het slaan tegen het hoofd en het lichaam -ook toen [slachtoffer 2] op de grond lag-, het slaan van het hoofd op of tegen de bar en het naar de grond werken, bewezen verklaren. Deze handelingen leveren echter niet de aanmerkelijke kans op dat [slachtoffer 2] door dat geweld zou kunnen komen te overlijden, zodat voorwaardelijk opzet op de dood niet kan worden bewezen. Dit geldt ook wanneer de rechtbank bewezen acht dat tegen het hoofd is geschopt, want gelet op de aard van de gedraging en de omstandigheden van het specifieke geval levert dat in dit geval geen aanmerkelijke kans op de dood op. Impliciet subsidiair is ook een poging tot zware mishandeling ten laste gelegd. Van boos opzet was bij verdachte en zijn broer geen sprake. De vraag is daarom wederom of zij wel het voorwaardelijk opzet hadden. Er kan wel worden vastgesteld dat sprake was van een aanmerkelijke kans, maar in de hectiek van de situatie is verdachte zich daarvan niet bewust geweest. Van een aanvaarding, dus het op de koop toe nemen van de kans dat je iemand het ziekenhuis in slaat, was bij verdachte geen sprake. Hij heeft het mogelijke gevolg dus niet gewild en niet geaccepteerd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat alle onder 1. ten laste gelegde varianten waarin het tegen [slachtoffer 1] gebruikte geweld is beschreven niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde.
het schoppen en op het slachtoffer zitten
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het onder 2. ten laste gelegde schoppen tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 2] en het boven op hem zitten niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom van deze handelingen vrijspreken. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Verdachte ontkent dat hij heeft geschopt en uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat hij zich er van bewust was dat er door anderen werd geschopt. Uit meerdere getuigenverklaringen blijkt echter dat er wel is geschopt. De getuigen verklaren niet dat verdachte heeft geschopt, maar dat er meerdere personen om het slachtoffer heen stonden die geweld pleegden dat onder meer uit schoppen bestond. Deze verklaringen zijn niet concreet genoeg om tot het wettig en overtuigend bewijs te komen dat het verdachte was die [slachtoffer 2] heeft geschopt of dat hij zich ervan bewust was dat zijn mededaders [slachtoffer 2] schopten. Tevens acht de rechtbank het boven op [slachtoffer 2] zitten niet bewezen. Over deze specifieke geweldshandeling is alleen door [slachtoffer 2] verklaard en deze handeling wordt niet bevestigd door getuigen.
bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 augustus 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 26 mei 2018 in de feesttent van Frourock in Vrouwenparochie zag ik dat een persoon, waarvan ik later heb begrepen dat hij [slachtoffer 2] heet, [medeverdachte 2] een klap gaf. Ik ben er naar toegelopen en ik heb die persoon meerdere vuistslagen gegeven. Ik ben een grote en sterke man en ik deelde harde klappen uit. Op een gegeven moment zijn we op de grond beland.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 28 mei 2018, opgenomen op pagina 179 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018131515 van 6 augustus 2018, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik ben 2 meter en 120 kilo. Ik zag dat [medeverdachte 2] sloeg. Ik ben toen met mijn broer er naar toe gegaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 28 mei 2018, opgenomen op pagina 194 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik ben 1.98 meter en 124 kilo.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 mei 2018, opgenomen op pagina 197 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik heb gezien dat [medeverdachte 2] een klap kreeg. Er staat mij wel iets van bij dat ik de persoon die de klap gaf bij zijn haar heb vastgehad. Ik weet niet alles meer. Als ik echt boos ben gaat er bij mij een knop om. Ik weet nog wel stukken. Ik heb hem ook geslagen. Ik heb niet geslagen met platte hand.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 mei 2018, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 26 mei 2018 was ik naar Frourock in Vrouwenparochie. In de feesttent duwde ik met mijn linkerhand een man uit de buurt van mijn broer [slachtoffer 1] . Ik voelde daarna gelijk harde klappen op mijn achterhoofd. Ik voelde pijn door deze klappen. Daarna heb ik het allemaal in vlagen mee gekregen en weet ik niet wat eerst is gebeurd. Ik voelde dat ik aan mijn haar naar achteren werd getrokken. Ik werd naar achteren gehouden. Ik voelde en zag dat ik meerdere malen door meerdere personen hard op mijn gezicht werd geslagen. Het ging aan één stuk door. Ik kon helemaal niets en ik was volledig in onmacht. Ik had het gevoel of werd ik dood geslagen. Het hield maar niet op. Ik ben op een moment op de grond beland. Ik werd meerdere malen met veel kracht op mijn gezicht geslagen. Ik kon helemaal niets toen ik op de grond lag. Tijdens dit alles was het zwart voor mijn gezicht. Ik kreeg op mijn slaap en op mijn hele gezicht klappen.
6. Een geneeskundige verklaring, op 18 juni 2018 opgemaakt en ondertekend door A.E. Brinker, forensisch arts i.o., opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 2] , datum onderzoek 28 mei 2018.
Letselbeschrijving
1. Oog links: donkerpaarse verkleuring van bovenooglid en huid onder het oog, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting. In het oogwit is in de buitenooghoek aan de onderzijde een felrode verkleuring zichtbaar, passend bij een bloeduitstorting in het oogwit. Boven de buitenste ooghoek van het linkeroog is een bloedige lijnvormige huiddoorbreking met een lengte van ongeveer 1 cm zichtbaar. De verwonding wijkt niet, passend bij het lijmen van de wond.
2. Oog rechts: roodpaarse verkleuring van bovenooglid en huid onder het oog, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting. In het oogwit is in de buitenooghoek een felrode verkleuring zichtbaar, passend bij een bloeduitstorting in het oogwit,
3. Neus: op de rechterzijde van de neusrug bevindt zich een ronde roodpaarse huidverkleuring, met een diameter van ongeveer 0.5 cm. Naast de rechterneusvleugel bevindt zich een streepvormige rode huidverkleuring met een lengte van ongeveer 2.5 cm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting,
4. Aan de binnenzijde van de onderlip bevindt zich een roodpaarse verkleuring met grillige vorm, van ongeveer 1 x 1 cm, passend bij onderhuidse bloeduitstorting,
5. Ter plaatse van de linkerslaap bevindt zich een drukgevoelig gebied met rode verkleuring van ongeveer 5 x 4 cm, passend bij onderhuidse bloeduitstorting en kneuzing.
6. Oor links: op en achter het linker oor bevindt zich roodpaarse en blauwpaarse verkleuring op meerdere plaatsen, passend bij onderhuidse bloeduitstorting,
7. Op de achterzijde van de rechterbovenarm bevinden zich meerdere en ovale verkleuringen met diameters tussen de 2 en 4 cm.
8. Op het rechterschouderblad bevindt zich een ovale rode huidverkleuring met oppervlakkige huidbeschadiging met aan de randen een grillig patroon van ongeveer 2 x 2cm op het breedste punt, passend bij een schaafverwonding.
9. In de rechterzij is een blauwgroene huidverkleuring zichtbaar met een afmeting van ongeveer 4 x 4 cm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting,
10. Op de rechterzijde van de rug bevindt zich een gebied van ongeveer 11 x 14 met blauwpaarse en rode huidverkleuringen met een grillig patroon, passend bij onderhuidse bloeduitstorting en schaafverwonding.
11. Op de rechterheup bevindt zich een ovale rode huidverkleuring met oppervlakkige huidbeschadiging en korstvorming met grillig patroon van ongeveer 4 x 5 cm op het breedste punt, passend bij een schaafverwonding.
De grotere letsels zijn hierboven uitgebreider beschreven. Daarnaast zijn er op hoofd, hals, nek, borst, rug en armen diverse kleinere oppervlakkige huidbeschadigingen en huidverkleuringen, passend bij krasverwondingen, schaafverwondingen en onderhuidse bloeduitstortingen.
conclusie:
De geconstateerde letsels kunnen passen bij de toedracht zoals betrokkene heeft verklaard, te weten betrokkene kreeg meerdere vuistslagen op het hoofd van de verdachten. Eén verdachte hield zijn hoofd vast, terwijl de anderen sloegen. Het werd hem zwart voor de ogen, geen bewustzijnsverlies, maar hij weet het allemaal ook niet zo goed meer. Hij is ook op de nek, schouders, onderrug en zij geslagen. Hij is met het hoofd op de bar geslagen.
bijzondere mededeling:
Gezien de uitgebreidheid van de letsels, lijkt het erop dat betrokkene geluk heeft gehad dat hij geen ernstig inwendig letsel aan hoofd en lijf heeft opgelopen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 juni 2018, opgenomen op pagina 115 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op 26 mei 2018 ben ik naar het tentfeest Frourock in Vrouwenparochie gegaan. Ik zag dat de bar meters verschoof. Ik zag dat iemand aan zijn haar werd vastgepakt en vervolgens met kracht met zijn hoofd op de bar werd geslagen. Toen had ik nog niet door dat dit [slachtoffer 2] was. Het was één grote groep en er stonden een hoop mensen om heen. Ik stapte naar voren om te kijken wat er aan de hand was. Ik zag dat een aantal jongens om iemand heen stonden. Ik herkende die jongen en dacht: "Fuck, dat is [slachtoffer 2] ". Daarna zag ik dat de groep jongens op hem bleef inslaan. De groep hing als het ware over hem heen. Ze gingen als beesten te keer. [slachtoffer 2] kwam op een gegeven moment op de grond terecht. De jongens hingen nog steeds over [slachtoffer 2] heen en bleven op hem inslaan. Het ging verschrikkelijk hard. Ik zag dat hij ook tegen zijn hoofd werd geraakt. [slachtoffer 2] lag compleet machteloos op de grond, terwijl de groep jongens gewoon door sloeg. De groep mensen, die er om heen stonden, kon geen grip op deze jongens krijgen, omdat ze te "buffelig" waren.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 27 mei 2018, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 5] :
Ik zag twee grote jongens op iemand in slaan. Ik zag dat deze twee grote jongens, [medeverdachte 1] en [verdachte] uit Vrouwenparochie waren. Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] vol op de jongen in sloegen met gebalde vuisten. Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] met harde vuistslagen op het hoofd van het slachtoffer sloegen. Ik zag het slachtoffer vervolgens bewusteloos op de grond liggen en dat de beveiliging [medeverdachte 1] en [verdachte] weghaalden.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 juni 2018, opgenomen op pagina 126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 9]:
Ik was op 26 mei 2018 in de feesttent in Vrouwenparochie. Ik zag dat er een gevecht gaande was achter de bar. Ik herkende [slachtoffer 2] . Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] ook betrokken waren bij de vechtpartij. Ik zag meer personen staan maar ik herkende van hen alleen [medeverdachte 1] en [verdachte] . Ik zag dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] bij zijn hoofd vast had. Ik zag dat hij [slachtoffer 2] vast had aan zijn haar. Ik zag dat [slachtoffer 2] op dat moment stond. Ik zag dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] één keer met zijn hoofd hard op de bar sloeg. Ik zag daarna dat [slachtoffer 2] aan de zijkant van der bar belandde. Ik zag dat ze [slachtoffer 2] naar de grond werkten. Met ze bedoel ik [medeverdachte 1] , [verdachte] en de onbekende man. Ik weet dat er meer dan drie personen waren misschien wel vijf of zes. Ik herkende alleen [verdachte] en [medeverdachte 1] daarom spreek ik alleen over hen. Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond lag en dat de mannen om [slachtoffer 2] heen stonden. Ik zag dat ze [slachtoffer 2] vast hielden en door gingen met slaan. Ik zag dat ze [slachtoffer 2] sloegen op zijn hoofd.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 juni 2018, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 7] :
Op 26 mei 2018 was ik naar Frourock in Vrouwenparochie. Ik zag dat [slachtoffer 2] door vier of vijf grote mannen werd aangevallen. Ik zag dat [slachtoffer 2] overal op zijn lichaam en op zijn gezicht werd geslagen. Ik zag dat [slachtoffer 2] bij zijn hoofd werd vast gehouden bij het haar. Ik zag dat [slachtoffer 2] , toen ze hem vast hielden bij zijn haar, werd geslagen op zijn gezicht. Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond terecht kwam en ook op dat moment werd hij vast gehouden. Ik zag dat, terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag, de mannen nog steeds aan het slaan waren. Ik zag dat [slachtoffer 2] geraakt werd tegen zijn gezicht. Ik herkende de mannen die [slachtoffer 2] aan het slaan waren. De mannen heten [verdachte] en [medeverdachte 1] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 juni 2018, opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
Op 26 mei 2018 was ik naar Frourock in Vrouwenparochie. Op een gegeven moment zag ik [slachtoffer 2] hardlopen richting de hoek waar de bar stond in de tent. Ik zag dat [slachtoffer 2] door meerdere mannen werd aangevallen. Ik zag dat hij op zijn gehele lichaam en zijn hoofd werd geslagen door deze mannen. Ik zag dat één man hem vasthad en de rest ging door met het slaan van [slachtoffer 2] . Ik heb niet gezien waar [slachtoffer 2] precies is geraakt en wie [slachtoffer 2] sloeg. Het ging allemaal zo snel. Twee van deze mannen waren in ieder geval [medeverdachte 1] en [verdachte] . Ik zag dat [slachtoffer 2] achter de bar belandde. Ik zag dat één man [slachtoffer 2] bij zijn haar vast had en hem sloeg met zijn hoofd tegen de bar. Ik zag dat de andere mannen door gingen met het slaan van [slachtoffer 2] . Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond terecht kwam. Ik zag dat er een groep van vijf of zes mannen om [slachtoffer 2] heen stonden en hem nog steeds sloegen. Ik herkende [verdachte] en [medeverdachte 1] . Ik weet zeker dat [verdachte] [slachtoffer 2] heeft geslagen. Ik zag namelijk meerdere vuisten in de directe richting van het hoofd van [slachtoffer 2] gaan. Ik heb gezien dat [medeverdachte 1] de beveiliger een duw gaf, kennelijk met de bedoeling om hem bij [slachtoffer 2] weg te houden. Hierna zag ik [medeverdachte 1] slaande bewegingen maken in de directe richting van het hoofd van [slachtoffer 2] . Ik zag voornamelijk vuisten in de lucht in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] gaan.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 29 mei 2018, opgenomen op pagina 138 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 8] :
Op 26 mei 2018 was ik als beveiliger aan het werk op het feestterrein van Frourock. Wij troffen een groep jongens aan die volop aan het slaan waren. Ik kon zien dat het ging om vier jongens. Het slachtoffer lag op de grond. Ik zag dat hij meerdere malen werd geslagen. Ik heb samen met mijn collega geprobeerd tussen de groep te komen om zo het slachtoffer te beschermen. Ik zag dat mijn collega over het slachtoffer heen kon liggen om hem zo te beschermen. Wat ik zag was dat het hoofd van het slachtoffer behoorlijk kapot was geslagen. Ik dacht echt dat ze deze jongen dood wilden slaan. Het waren namelijk echt grote jongens en beresterk. Ik doe dit werk al 21 jaar, maar dit heb ik nog nooit zo heftig meegemaakt.
bewijsoverwegingen
medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte zag dat een kameraad van hem, genaamd [medeverdachte 2] , een klap kreeg. Hij is vervolgens samen met zijn broer [medeverdachte 1] naar die persoon, het slachtoffer, toegegaan en heeft het slachtoffer met zijn vuisten geslagen. Ook zijn broer [medeverdachte 1] sloeg het slachtoffer met de vuisten in het gezicht. Er waren ongeveer vier tot zes mannen betrokken bij het plegen van het geweld. Op enig moment heeft de broer van verdachte, [medeverdachte 1] , het slachtoffer bij zijn haren vastgepakt en hem hard met het hoofd op de bar geslagen. Ook kreeg het slachtoffer, toen verdachte zijn broer hem bij de haren vast had, van een ander of anderen, vuistslagen in het gezicht. Het slachtoffer is op enig moment op de grond gevallen en toen hij op de grond lag, is het geweld tegen hem doorgegaan. Ook verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] zijn doorgegaan met het geweld tegen het slachtoffer en dit geweld stopte pas toen zij door beveiligers van het slachtoffer werden gehaald.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten bij het plegen van de geweldshandelingen, zoals ze hierna zijn bewezenverklaard. Deze samenwerking bestaat in de kern uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
voorwaardelijk opzet
Verdachte ontkent dat hij de bedoeling heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven. Daarom moet worden beoordeeld of verdachte voorwaardelijk opzet had op dit gevolg.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier het overlijden van het slachtoffer- aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Aan de hand van het strafdossier en hetgeen ter zitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat het geweld dat door verdachte en zijn medeverdachten is gepleegd voornamelijk was gericht op het gezicht en hoofd van het slachtoffer. Nadat het slachtoffer een aantal harde vuistslagen tegen het hoofd had gekregen is het slachtoffer bij de haren vastgepakt, zodat anderen het slachtoffer hard in het gezicht konden stompen. Ook is het slachtoffer, terwijl hij bij de haren werd vastgehouden, hard met zijn hoofd op de bar geslagen. Het slachtoffer kwam vervolgens op de grond terecht en ook daar werd hij vastgehouden en is het stompen tegen onder meer zijn hoofd doorgegaan totdat verdachte en zijn medeverdachten van het slachtoffer werden afgehaald.
Het geweld werd ook op de linker slaap van het slachtoffer uitgeoefend, want uit de letselverklaring blijkt dat het slachtoffer daar nadien een forse bloeduitstorting en kneuzing had.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar en uiterst vitaal deel is van het menselijk lichaam. Door de opeenvolgende, buitensporige en onmatige geweldshandelingen die tegen het hoofd van het slachtoffer werden uitgeoefend, namelijk:
- het geven van harde klappen tegen het (achter)hoofd;
- het met kracht slaan van het hoofd tegen de bar;
- het door meerdere personen met kracht stompen tegen het hoofd, terwijl het slachtoffer bij de haren werd vastgehouden;
- het door meerdere personen doorgaan met hard stompen tegen het hoofd van het slachtoffer, terwijl hij op de grond lag,
bestond er naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daardoor zou komen te overlijden. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte en zijn broer beiden ongeveer 2 meter en 120 kilo zijn, en de overige onbekend gebleven deelnemers aan de geweldshandelingen door getuigen worden omschreven als stevige mannen of ‘buffelige’ types, terwijl het slachtoffer -zoals de rechtbank ter zitting heeft waargenomen- een lang en tenger postuur heeft.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte, die geweld pleegde tegen het slachtoffer, moet hebben waargenomen dat zijn broer het slachtoffer hard met zijn hoofd op de bar sloeg. Op geen enkel moment heeft verdachte getracht het geweld te stoppen. In tegenstelling, verdachte is samen met zijn mededaders ook na deze klap doorgegaan met het plegen van fors geweld tegen het hoofd van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte en de medeverdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht daarom medeplegen van poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen