ECLI:NL:RBNNE:2020:2792

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
LEE 20/2157
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering jachtakte op basis van psychische gesteldheid en e-screener

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een jachtakte op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb), maar deze was door de korpschef van de Nationale politie, eenheid Noord-Nederland, geweigerd. De weigering was gebaseerd op vrees voor misbruik, voortkomend uit een testresultaat van de e-screener, waaruit bleek dat verzoeker een risicofactor voor psychopathie had. De voorzieningenrechter oordeelde dat niet voldoende was aangetoond dat de e-screener een geschikt en objectief instrument was om verzoekers psychische gesteldheid te beoordelen. Er was onduidelijkheid over de testresultaten en de wijze waarop deze waren verkregen, wat leidde tot twijfels over de zorgvuldigheid van het onderzoek van verweerder. Verzoeker had tijdens de aanvraagfase onvoldoende inzicht gegeven in zijn psychische gesteldheid, maar had tijdens de verzoekschriftprocedure een rapport van een psychiater overgelegd, waaruit bleek dat er geen belemmeringen waren voor het verkrijgen van de jachtakte. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van verzoeker zwaarder wogen dan die van verweerder en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Het bestreden besluit werd geschorst en verweerder werd opgedragen om met onmiddellijke ingang de jachtakte aan verzoeker te verlenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/2157
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 augustus 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker], te [plaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. drs. P.M. Timmer-Arends),
en
de korpschef van de Nationale politie, eenheid Noord-Nederland, te Assen, verweerder
(gemachtigden: mr. B. Benedick en A. Balkema).

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder geweigerd om aan verzoeker op grond van de Wet natuurbescherming (de Wnb) een jachtakte te verlenen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit administratief beroep ingesteld bij de minister van Justitie en Veiligheid (de minister). Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de minister verzocht om als partij aan de verzoekschriftprocedure deel te nemen.
Bij brief van 3 augustus 2020 heeft de minister meegedeeld niet als partij deel te nemen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen om nadere informatie in te dienen. Tevens hebben partijen toestemming gegeven om zonder het houden van een nadere zitting uitspraak te doen.
Bij e-mailbericht van 6 augustus 2020 heeft verweerder nadere informatie ingediend.
Bij e-mailbericht van 7 augustus 2020 heeft verzoeker een reactie ingediend.
Nadien heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij beoordeling van zijn verzoek. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.

Wettelijke grondslag

3. In het feit dat in het bestreden besluit ten onrechte wordt verwezen naar artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet wapens en munitie ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Voldoende aannemelijk is dat verweerder heeft beoogd te verwijzen naar artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder a, van de Wnb als grond voor weigering van de gevraagde akte. Dat gebrek kan in het besluit op het administratief beroep worden hersteld.
Omvang van dit geding4. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder heeft geweigerd om de jachtakte aan verzoeker te verlenen omdat sprake zou zijn van één weigeringsgrond, te weten vrees voor misbruik als bedoeld in artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder a, van de Wnb. Vaststaat dat verweerder die vrees heeft gebaseerd op het feit dat uit de door verzoeker gemaakte test via de e-screener, de risicofactor psychopathie naar voren is gekomen. Op die factor heeft verzoeker ‘rood’ gescoord. Volgens verweerder zijn er geen andere weigeringsgronden en voldoet verzoeker verder aan alle eisen en voorwaarden voor verlening van de akte.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerders bevoegdheid om een
een jachtakte te verlenen – vanwege de aan wapenbezit verbonden risico’s – zeer zorgvuldig moet worden gebruikt. Daarbij geldt dat weigeringsgronden zoals opgenomen in
artikel 3.28 van de Wnb ruim moeten worden uitgelegd. Vanwege het grote belang van de veiligheid van de samenleving (ter bescherming waarvan de regels gelden waaraan de bevoegdheid om de jachtakte te verlenen onderworpen is) is reeds geringe twijfel aan het verantwoord zijn van de jachtakte genoeg reden om een akte niet te verlenen, mits deze twijfel objectief vast te stellen is. De voorzieningenrechter verwijst hierbij naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zoals opgenomen in de uitspraak van 17 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2452).
Geautomatiseerde besluitvorming
6. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat hier sprake is geweest van geautomatiseerde besluitvorming. Hoewel vaststaat dat de uitslag van de e-screener heeft geleid tot een automatisch voornemen tot weigering van de jachtakte, staat ook vast dat verzoekers zienswijze nadien door politiemedewerkers is ingenomen en beoordeeld. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder die zienswijze vervolgens heeft betrokken bij zijn besluitvorming met betrekking tot de vraag of in dit geval twijfel bestond als hiervoor bedoeld. Die werkwijze volgt ook uit paragraaf 2 – Awb procedure (nieuwe aanvragers) – van de hier van toepassing zijnde Werkinstructie E-screener (de Werkinstructie). Dat het bestreden besluit vervolgens dezelfde strekking heeft als het voornemen, betekent niet dat sprake is van geautomatiseerde besluitvorming. Het betoog faalt.
E-screener
7.1.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat niet zonder meer vast dat de e-screener een voldoende geschikt, objectief instrument is ter beoordeling van verzoekers psychische gesteldheid en de samenhangende vraag of het voorhanden hebben van wapens en munitie aan hem kan worden toevertrouwd. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat (de gemachtigden van) verweerder, (de gemachtigde van) verzoeker noch de voorzieningenrechter zich een oordeel kunnen vormen over de wijze waarop de testresultaten in dit geval zijn verkregen. Onduidelijk is welke vragen zijn gesteld, welke antwoordopties er waren en welke antwoorden verzoeker heeft gegeven. Ook is onduidelijk in hoeverre er onderling verband bestond tussen de verschillende vragen en antwoorden en hoe het begrip psychopathie moet worden begrepen in het licht van de door verzoeker gegeven antwoorden. De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat verweerder niet nader heeft onderbouwd hoe hij in dit geval aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Verweerders verwijzing naar de ‘Uitkomst uitgifte wapenverlof’ van 10 december 2019 volstaat daartoe niet, nu die uitkomst geen antwoorden geeft op voormelde vragen.
7.2.
In verweerders verwijzing naar het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 11 februari 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:1013) ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Dat verweerder een belang heeft bij geheimhouding van informatie over de exacte werking van de e-screener, van de vragen van die test en de kalibratie ervan, neemt niet weg dat verweerder die informatie met een verzoek om geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) bij de voorzieningenrechter kan indienen. Op die manier zou hij de voorzieningenrechter alsnog inzicht kunnen geven in hoe verweerders onderzoek met behulp van die test is verlopen. Van die mogelijkheid heeft verweerder in dit geval echter geen gebruik gemaakt. Daardoor is dat inzicht niet alsnog gegeven. Dat de voorzieningenrechter in voormeld vonnis heeft geoordeeld dat de Staat der Nederlanden een zwaarwegend en rechtmatig belang heeft en houdt bij het gebruik van de e-screener maakt het voorgaande niet anders. De voorzieningenrechter concludeert dat hij door dit gebrek niet in staat is vast te stellen of verweerders onderzoek met behulp van de test in de e-screener in dit geval zorgvuldig en concludent is geweest.
7.3.
Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit niet gebaseerd op een voldoende zorgvuldig onderzoek en is het niet voldoende deugdelijk gemotiveerd. De voorzieningenrechter acht het bestreden besluit daarom in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat deze motiverings- en onderzoeksgebreken niet reeds op dit moment tot de conclusie moeten leiden dat het bestreden besluit na de volledige heroverweging in de fase van administratief beroep geen stand kan houden. Mogelijk kan verweerder in die fase ter onderbouwing van het bestreden besluit nader inzicht geven in de door verzoeker afgelegde test, de testuitslag en de op grond daarvan bij verweerder gesteld gerezen vrees voor misbruik.
Belangenafweging
9. De voorzieningenrechter weegt verzoekers belangen die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en verweerder belangen die pleiten tegen het treffen daarvan, als volgt.
9.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder verzoekers belangen bij het kunnen beschikken over de jachtakte niet heeft bestreden.
9.2.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker tijdens de aanvraagfase onvoldoende inzicht gegeven in zijn psychische gesteldheid om aan te tonen dat geen enkele twijfel bestaat dat het voorhanden hebben van wapens en munitie aan hem kan worden toevertrouwd. Hoewel thans vraagtekens worden gesteld bij verweerders onderzoek naar die gesteldheid en zijn daaruit voortvloeiende gestelde twijfel, mocht verweerder in redelijkheid in de aanvraagfase van verzoeker verlangen dat hij nader inzicht gaf in die gesteldheid. In het voornemen is verzoeker er op gewezen hoe hij dit moet doen, namelijk door een schriftelijke verklaring van een arts/psychiater in te dienen waaruit blijkt dat die bekend is met verzoekers problemen en dat die problemen niet (langer) een belemmering vormen om aan hem een vergunning te verlenen voor het voorhanden hebben van (vuur)wapens. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers zienswijze in combinatie bezien met de brieven van huisarts [huisarts] van 22 januari 2020 en de brief van psycholoog [psycholoog] van 27 januari 2020, daartoe onvoldoende is. De huisarts noch de psycholoog leggen namelijk verband tussen verzoekers psychische gesteldheid en de vraag of het voorhanden hebben van wapens en munitie aan hem kan worden toevertrouwd. In de zienswijze heeft verweerder in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om de jachtakte aan verzoeker te verlenen. Voorts heeft verzoeker gesteld noch is anderszins gebleken dat hij tijdens de aanvraagfase niet de mogelijkheid had om een voldoende schriftelijke verklaring van een arts/psychiater in te dienen. Van strijd met het vertrouwensbeginsel is geen sprake.
9.3.1.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker tijdens deze verzoekschriftprocedure alsnog bovengenoemd inzicht gegeven middels het rapport van psychiater [psychiater] van 12 mei 2020. Daarbij is van belang dat de psychiater die gesteldheid heeft beoordeeld met inachtneming van de hier geldende wet- en regelgeving, namelijk de Circulaire wapens en munitie (de Circulaire), inbreng van verzoeker en de brieven van de huisarts en de psycholoog. De psychiater heeft geconcludeerd dat op basis van de door hem verrichte psychiatrische expertise, mede ondersteund door het schrijven van twee professionals uit de omgeving van verzoeker, vanuit psychiatrisch perspectief geen enkele belemmering wordt gezien voor het verstrekken van een wapenvergunning aan verzoeker.
9.3.2.
In de kritische kanttekeningen van verweerders gemachtigden bij dat rapport ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Daargelaten dat die kanttekeningen niet afkomstig zijn van een arts/psychiater, staat in de ten tijde van de aanvraag geldende Circulaire noch de Werkinstructie aan welke nadere (onderzoeks)criteria een verklaring van een arts/psychiater moet voldoen. Voorts vindt verweerders visie dat het rapport enkel is gebaseerd op verzoekers eigen verklaringen, geen onderbouwing in het rapport. Uit het rapport volgt in voldoende mate dat de psychiater die verklaringen heeft geanalyseerd en daarbij ook acht heeft geslagen op verzoekers gedrag tijdens het gesprek alsook de brieven van de huisarts en de psycholoog. Verweerders voorwaarde dat het rapport van de psychiater kritische controlevragen aan verzoeker dient te bevatten volgt evenmin uit de Circulaire en de Werkinstructie. Overigens bevat het rapport geen woordelijk verslag van het gesprek zodat deze stelling ook feitelijke grondslag mist. Daar komt bij dat de psychiater bij e-mailbericht van 17 juli 2020 nadere uitleg over het onderzoek heeft gegeven, terwijl verweerder er geen blijk van heeft gegeven die uitleg te hebben betrokken bij zijn visies. Dat verweerder thans een andere werkinstructie hanteert waarin wel (onderzoeks)criteria voor een verklaring van een arts/psychiater staan, maakt het voorgaande niet anders nu die werkinstructie niet van toepassing is op verzoekers aanvraag van 3 december 2019. Al met al heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de alsnog door verzoeker ingediende contra-indicatie niet volstaat om de gestelde twijfel weg te nemen.
9.4.
Gelet op de hiervoor genoemde twijfel bij het kunnen toepassen van de weigeringsgrond uit artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder a, van de Wnb, het ontbreken van enig andere weigeringsgrond en het feit dat verzoeker verder voldoet aan alle eisen en voorwaarden voor verlening van de akte en verzoekers belangen bij de akte, bestaat aanleiding om verzoekers belangen zwaarder te laten wegen dan verweerders belangen bij weigering van de akte. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de jachtakte een tijdelijke, per jachtseizoen te verlenen vergunning is en jaarlijks om verlenging daarvan moet worden verzocht. Bij de verdere behandeling van het administratief beroep en een mogelijke verlenging van de akte kan verweerder zich ervan vergewissen of de hiervoor genoemde omstandigheden met betrekking tot verzoekers psychische gesteldheid zich nog steeds voordoen.
Conclusie
10. In het licht van het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toewijzen, het bestreden besluit schorsen tot één week na bekendmaking van het besluit op het administratief beroep en de voorlopige voorziening treffen dat verweerder wordt opgedragen met onmiddellijke ingang de jachtakte aan verzoeker te verlenen. Die voorlopige voorziening blijft gelden tot die – na een verzoek daartoe – wordt opgeheven, dan wel totdat één week is verstreken na bekendmaking van het besluit op het administratief beroep.
Schadevergoeding
11. De voorzieningenrechter wijst verzoekers verzoek om toekenning van een voorschot op de schadevergoeding af. De voorzieningenrechter overweegt dat niet is gebleken dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het toekennen van een voorschot op de schadevergoeding en dat de beslissing op het administratief beroep niet kan worden afgewacht. Niet gebleken is dat sprake is van een financiële noodsituatie of een dreigende onomkeerbare situatie.
Proceskosten12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt.
13. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker verder geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft aangevoerd.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit van 4 maart 2020 tot één week na de bekendmaking van het besluit op het administratief beroep;
  • draagt bij wijze van voorlopige voorziening verweerder op om met onmiddellijke ingang de gevraagde jachtakte aan verzoeker te verlenen;
  • bepaalt dat die voorlopige voorziening blijft gelden totdat die wordt opgeheven, dan wel totdat één week is verstreken na de bekendmaking van het besluit op het administratief beroep;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag
  • wijst het verzoek om een voorschot op de schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier, op 13 augustus 2020.
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
typ: SCHA

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.