ECLI:NL:RBNNE:2020:2786

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
C/18/197574 / HA ZA 20-54
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake consumentenovereenkomst en forumkeuze in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een incident over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De eiseres, wonende te Finsterwolde, heeft een vordering ingesteld tegen de vennootschap Hoch Capital Ltd, gevestigd in Cyprus, met betrekking tot een beleggingsovereenkomst die zij stelt te hebben vernietigd. De eiseres vordert onder andere terugbetaling van een bedrag van € 209.500,00, vermeerderd met wettelijke rente, en stelt dat Hoch Capital onrechtmatig heeft gehandeld door gebruik te maken van misleidende handelspraktijken. Hoch Capital heeft in het incident primair verzocht om aanhouding van de procedure totdat de Cypriotische rechter uitspraak heeft gedaan over zijn bevoegdheid, en subsidiair om de Nederlandse rechtbank zich onbevoegd te verklaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiseres als consument kan worden aangemerkt en dat de forumkeuze voor de Cypriotische rechter niet geldig is. De rechtbank heeft het verzoek van Hoch Capital tot aanhouding van de procedure afgewezen en geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank heeft Hoch Capital in de proceskosten van het incident veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/197574 / HA ZA 20-54
Vonnis in incident van 12 augustus 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Finsterwolde,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
HOCH CAPITAL LTD,
gevestigd te Limassol (Cyprus),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P. Katz te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Hoch Capital genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de incidentele conclusie tot primair aanhouding op grond van litispendentie en subsidiair onbevoegdverklaring;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
1.3.
Bij rolbericht van 29 juni 2020 heeft Hoch Capital de rechtbank verzocht om partijen in de gelegenheid te stellen om alvorens vonnis in het incident te wijzen ofwel in het incident te pleiten, ofwel nog een akte te mogen nemen. Bij rolbericht van 29 juni 2020 heeft [eiseres] hiertegen bezwaar gemaakt.
De rechtbank heeft bij rolbeslissing het verzoek om pleidooi en het nemen van een nadere akte afgewezen en bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres] vordert in de hoofdzaak:
- voor recht te verklaren dat de tussen partijen gesloten beleggingsovereenkomst buitengerechtelijk is vernietigd, dan wel deze alsnog te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat Hoch Capital onrechtmatig heeft gehandeld, zodat zij gehouden is de door [eiseres] betaalde bedragen terug te betalen althans de geleden schade te vergoeden;
- Hoch Capital te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 209.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2017;
- Hoch Capital te veroordelen in de kosten van de procedure, daaronder begrepen - indien conservatoir beslag wordt gelegd - de werkelijke kosten daarvan die nog nader zullen worden opgegeven, alsmede in de nakosten;
één en ander met afgifte van een gewaarmerkte Europese Executoriale Titel (EET) die in Cyprus ten uitvoer kan worden gelegd.
2.2.
Aan deze vorderingen legt [eiseres] - samengevat - ten grondslag dat sprake is van oneerlijke handelspraktijken. Volgens [eiseres] was sprake van misleidende tactieken om klanten te werven, onder meer doordat:
- Hoch Capital advertenties plaatste waarin, zonder toestemming, namen van bekende Nederlanders werden genoemd die "snel rijk zijn geworden";
- op haar website positieve reviews stonden vermeld;
- zij gebruik maakte van een Nederlandstalige website en Nederlandse contact- en betaalgegevens hanteerde.
Verder verwijt [eiseres] Hoch Capital dat zij onjuiste en misleidende informatie over het beleggingsproduct heeft verstrekt. Zij stelt dat sprake is van manipulatie en willekeurige vaststelling van kosten in combinatie met het (telefonisch) uitoefenen van druk om steeds meer in te leggen, volgens Hoch Capital om de "trade" in stand te houden en geen verlies te lijden. [eiseres] voert in dat verband aan dat de "trades" werden aangeraden en begeleid door adviseurs van Hoch Capital.
Ook verwijt [eiseres] Hoch Capital dat zij de historie van transacties wist zodat niet meer te reconstrueren is wat er is gebeurd. Ten slotte heeft Hoch Capital de adresgegevens van [eiseres] doorverkocht aan zogenaamde "recovery agencies", die [eiseres] vervolgens hebben benaderd om - tegen betaling - een vergoeding te eisen van het geleden beleggingsverlies.
Uiteindelijk heeft [eiseres] in korte tijd haar inleg van € 209.500,00 verloren. [eiseres] stelt dat sprake is van onverschuldigde betaling, omdat zij de met Hoch Capital gesloten overeenkomst op grond van artikel 6:139j Burgerlijk Wetboek (BW) buitengerechtelijk heeft vernietigd. Zij maakt aanspraak op vergoeding van de verloren gegane inleg, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de laatste betaling, zijnde 24 november 2017.

3.Het geschil in incident

3.1.
Hoch Capital vordert primair dat de rechtbank de zaak aanhoudt totdat de Cypriotische rechter uitspraak heeft gedaan over zijn bevoegdheid dan wel dat haar een termijn van 6 weken wordt gegund om de betekeningsstukken in het geding te brengen, en subsidiair dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering van [eiseres] kennis te nemen, althans dat zij de zaak aanhoudt totdat door het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) is beslist op de prejudiciële vragen in de zaak Deepwater Horizon (ECLI:NL:HR:2019:1400), een en ander met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident.
3.2.
Hoch Capital legt - samengevat - het volgende aan die vordering ten grondslag.
Zij heeft op 1 mei 2020 een rechtszaak tegen [eiseres] aanhangig gemaakt bij het District Court te Limassol (Cyprus), waarbij Hoch Capital nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst vordert. Hoch Capital heeft in die procedure tevens een verklaring voor recht gevorderd dat de Cypriotische rechter exclusief bevoegd is kennis te nemen van het tussen partijen ontstane geschil. Gelet op de samenhang tussen de procedures verzoekt Hoch Capital de hoofdzaak aan te houden op grond van artikel 31 lid 2 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en burgerlijke handelszaken (hierna: te noemen Brussel I
bis-Vo) totdat de Cypriotische rechter uitspraak heeft gedaan over zijn bevoegdheid. Hoch Capital verzoekt in dit kader subsidiair een nadere termijn om de betekeningsstukken te overleggen.
Hoch Capital vordert subsidiair dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van het geschil in de hoofdzaak. In de algemene voorwaarden is een forumkeuzebeding opgenomen op grond waarvan de Cypriotische rechter exclusief bevoegd is om over geschillen te oordelen. Hoch Capital verwijst in dat verband naar artikel 25 van de Brussel I
bis-Vo. Volgens Hoch Capital is [eiseres] de beleggingsovereenkomst niet als consument aangegaan, zodat zij geen beroep kan doen op de consumentenbescherming van afdeling 4 van de Brussel I
bis-Vo (artikelen 17 tot en met 19) en zij de zaak dus niet kan aanbrengen bij de Nederlandse rechter. [eiseres] heeft zich in november 2017 als professioneel belegger bij Hoch Capital aangemeld met het doel een kleinschalige handel op te zetten. Hoch Capital wijst er daarbij op dat [eiseres] blijkens haar eigen verklaring werkzaam is geweest bij een bank en dat zij, nu zij kennelijk op zoek was naar een alternatieve bron van inkomsten, haar expertise in het bankwezen wilde inzetten om beroepsmatig in "Contracts for Difference", hierna: CfD's, te handelen.
3.3.
[eiseres] concludeert in het incident tot afwijzing van de vorderingen van Hoch Capital, met veroordeling van Hoch Capital in de kosten van het incident. Zij voert daartoe - samengevat - het volgende aan.
Onder de voorwaarde dat Hoch Capital zekerheid stelt voor de vordering is [eiseres] bereid in te stemmen met de aanhouding van de procedure totdat de Cypriotische rechter uitspraak heeft gedaan over zijn bevoegdheid. [eiseres] stelt zich ten aanzien van het aanhoudingsverzoek voorts op het standpunt dat in het geheel nog niet is gebleken van een in Cyprus aanhangige procedure. Bovendien stuit het aanhoudingsverzoek af op de in artikel 31 van de Brussel I
bis-Vo genoemde uitzondering in het geval waarbij de eisende partij consument is. Daarvan is in dit geval sprake. [eiseres] heeft de overeenkomst niet als professioneel belegger, maar als consument gesloten. Zij heeft haar spaargeld aangewend om te beleggen. Zij heeft geen onderneming en is werkzaam in loondienst. In het verleden heeft [eiseres] inderdaad voor een bank gewerkt, maar zij heeft destijds enkel lokethandelingen en baliewerkzaamheden verricht. Na aanmelding heeft Hoch Capital [eiseres] aangemerkt als "retailbelegger/consument", waarna zij op initiatief van Hoch Capital "geüpgraded" naar professioneel belegger. Op grond van de consumentenbeschermende bepalingen van artikelen 17 e.v. van de Brussel I
bis-Vo is [eiseres] gerechtigd om haar rechtsvordering aan te brengen voor de eigen nationale rechter (in dit geval: de Nederlandse rechter). Hoch Capital kan zich niet beroepen op het in de oorspronkelijke overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding omdat een forumkeuzebeding in consumentenzaken slechts geldig is indien deze is overeengekomen na het ontstaan van het geschil.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

4.De beoordeling in incident

Pleidooi?

4.1.
Voordat de rechtbank tot de beoordeling van de vorderingen in de incidenten overgaat zal zij eerst ingaan op het verzoek van Hoch Capital om pleidooi dan wel om partijen de gelegenheid te geven om nog een akte te mogen nemen, en de beslissing daarop.
4.1.1.
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is per 1 oktober 2019 gewijzigd als gevolg van de Wet van 3 juli 2019 tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en tot verruiming van de mogelijkheden van de mondelinge behandeling in het civiele procesrecht (Stb. 2019, 241, hierna: de Wet).
Artikel II van de Wet betreft de wijzigingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals dat geldt voor procedures, vorderingen en gerechten waar geen verplichting tot digitaal procederen geldt. In artikel II onder F is bepaald dat artikel 134, dat betrekking heeft op het pleidooi, vervalt.
Ingevolge het overgangsrecht van artikel IV van de Wet zijn de wijzigingen van artikel II van toepassing op procedures waarbij de dagvaarding is betekend op of na 1 oktober 2019. Een dergelijke situatie doet zich in dit geval voor, nu de dagvaarding op 17 december 2019 is betekend. Dit betekent dat niet langer de mogelijkheid bestaat om pleidooi te vragen.
4.1.2.
In deze zaak gaat het om een verzoek tot aanhouding wegens litispendentie en een incidentele vordering tot onbevoegdverklaring. In artikel 208 lid 1 Rv is artikel 134 Rv van toepassing verklaard op incidentele vorderingen. De rechtbank constateert dat artikel 208 lid 1 Rv bij de Wet niet is gewijzigd. Van een latere wijziging van dit artikel is de rechtbank evenmin gebleken. Met andere woorden: de verwijzing naar (het inmiddels vervallen) artikel 134 Rv geldt nog steeds, hiervoor is geen andere bepaling in de plaats gekomen.
4.1.3.
Dat artikel 134 Rv (gelegenheid bieden voor pleidooi) is vervallen, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat partijen reeds om die reden geen recht hebben om in het incident hun standpunt mondeling te bepleiten. Dit recht vloeit immers ook voort uit artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Bij de Wet is ook in het - nieuwe - artikel 87 Rv bepaald dat de rechter, op verzoek van partijen of van een van hen dan wel ambtshalve, in alle gevallen en in elke stand van het geding een mondelinge behandeling kan bevelen. In de Memorie van Toelichting bij de Wet (Kamerstukken II, 2018-2019, 35175, nr. 3) heeft de wetgever aangegeven dat, gelet op het uit artikel 6 EVRM voortvloeiende recht op een mondelinge behandeling ("fair and public hearing") en de strenge jurisprudentie daaromtrent van de Hoge Raad, de rechter een verzoek om een mondelinge behandeling te houden niet zonder meer naast zich neer kan leggen.
4.1.4.
De rechtbank zal het verzoek van Hoch Capital beschouwen als een verzoek om een mondelinge behandeling. Het vorenstaande brengt met zich mee dat zo een verzoek slechts in uitzonderlijke gevallen mag worden afgewezen. Daartoe is noodzakelijk dat van de zijde van de wederpartij tegen toewijzing van het verzoek klemmende redenen worden aangevoerd of dat toewijzing van het verzoek strijdig zou zijn met de eisen van een goede procesorde (vgl. HR 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7596, HR 27 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU7254 en meer recent HR 15 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3151).
4.1.5.
Hoch Capital heeft ter onderbouwing van haar verzoek gesteld dat uit de verschillende uitspraken van de afgelopen tijd in soortgelijke zaken is gebleken dat er verschillend gedacht wordt over de kwalificatie van de rechtsverhoudingen en de interpretatie van de toepasselijke (Europese) regelgeving en jurisprudentie. Dit geldt eveneens voor de Europese litispendentieregels. De goede procesorde vergt dat de rechter waakt voor een eenvormige voorspelbare procedure, zonder onnodige vertraging en/of onredelijke bemoeilijking van de verdediging. Met [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat nóg een schriftelijke ronde dan wel een mondelinge behandeling zal leiden tot (verdere) vertraging, die naar het oordeel van de rechtbank onredelijk is en niet met de eisen van de goede procesorde te verenigen. Met de twee conclusies in dit vrijwaringsincident, dat een overzichtelijke rechtsvraag kent, hebben partijen voldoende de gelegenheid gehad om hun standpunten adequaat naar voren te brengen. Het verzoek is daarom afgewezen.
Rechtsmacht Nederlandse rechter
4.2.
De vordering van [eiseres] in de hoofdzaak betreft een burgerlijke of handelszaak en is ingesteld na 10 januari 2015. Dit betekent dat de vraag of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft aan de hand van de Brussel I
bis-Vo moet worden beantwoord. Artikel 4 van de Brussel I
bis-Vo bepaalt dat, onverminderd deze verordening, zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Gelet op deze hoofdregel dient Hoch Capital in beginsel voor de Cypriotische rechter opgeroepen te worden.
Uit artikel 5 van de Brussel I
bis-Vo volgt dat slechts afwijking van deze hoofdregel mogelijk is op grond van de regels die zijn neergelegd in de afdelingen 2 tot en met 7 (de artikelen 7 tot en met 26) van hoofdstuk II van de Brussel I
bis-Vo. Zodoende is de vraag aan de orde of sprake is van een van de hoofdregel afwijkende bevoegdheid op grond waarvan de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering van [eiseres] kennis te nemen.
4.3.
Op grond van de bepalingen van de Brussel I
bis-Vo geldt dat wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vordering aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, het gerecht waar de zaak als laatste aanhangig is gemaakt zijn uitspraak aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waar de zaak als eerste aanhangig is gemaakt vaststaat (artikel 29 Brussel I
bis-Vo). In artikel 31 lid 2 van de Brussel I
bis-Vo is een uitzondering op deze hoofdregel opgenomen voor het geval er sprake is van een exclusieve forumkeuze: in dat geval houden alle lidstaatgerechten waar de zaak aanhangig is gemaakt de zaak aan totdat het gerecht dat door middel van het forumkeuzebeding is aangewezen over de bevoegdheid heeft beslist. Deze uitzondering is op de voet van artikel 31 lid 4 van de Brussel I
bis-Vo vervolgens weer niet van toepassing op gevallen waarbij (onder meer) de consument de eisende partij is.
4.4.
De rechtbank zal de primaire en subsidiaire vordering van Hoch Capital in incident gezamenlijk te behandelen. De kernvraag die in het kader van deze beide incidenten dient te worden beantwoord, is of [eiseres] is aan te merken als "consument" in de zin van de Brussel I
bis-Vo. De vraag of er op grond van artikel 31 lid 2 van de Brussel I
bis-Vo een verplichting bestaat tot aanhouding van de procedure is namelijk - zoals hierboven is overwogen - afhankelijk van het oordeel over de geldigheid van de forumkeuze in het licht van de stelling van [eiseres] dat zij consument is (artikel 31 lid 4 Brussel I
bis-Vo).
4.5.
Allereerst dient de rechtbank de stelling van Hoch Capital te beoordelen dat de regeling van artikel 17 tot en met 19 van de Brussel I
bis-Vo niet van toepassing is, omdat de vordering van [eiseres] in de hoofdzaak een vordering uit onrechtmatige daad betreft en niet een vordering voortvloeiende uit overeenkomst. De rechtbank passeert deze stelling en overweegt daartoe het volgende. Het begrip ‘verbintenis uit onrechtmatige daad’ moet worden beschouwd als een autonoom begrip, waaronder elke rechtsvordering valt die beoogt de aansprakelijkheid van een verweerder in het geding te brengen en die geen verband houdt met een ‘verbintenis uit overeenkomst’ (HvJEG 27 september 1988, zaak 189/87 ( [naam 1] ), NJ 1990, 425). Het gestelde onrechtmatig handelen van Hoch Capital - en dat geldt ook voor de op onverschuldigde betaling gebaseerde vordering van [eiseres] (zie r.o. 2.2. hiervoor) - houdt echter wel verband met de door [eiseres] gestelde consumentenovereenkomst. De rechtbank begrijpt het door [eiseres] aan Hoch Capital gemaakte verwijt aldus dat zij stelt dat Hoch Capital in het kader van de uitvoering van de door partijen gesloten overeenkomst toerekenbaar is tekortgeschoten, nu Hoch Capital zich heeft bediend van oneerlijke handelspraktijken. De grondslag van de vordering is derhalve gelegen in de door [eiseres] gestelde overeenkomst (vgl. ook HvJEU 2 april 2020, C-500/18, [naam 2] ). Dit blijkt ook uit de door [eiseres] ingestelde vordering, namelijk een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is vernietigd, dan wel vernietiging daarvan door de rechter. De overige vorderingen (zoals schadevergoeding) zijn onlosmakelijk met de overeenkomst verbonden. Zonder overeenkomst zou [eiseres] de bedragen waarvan zij nu terugbetaling vordert niet aan Hoch Capital hebben betaald, geen schade hebben geleden en dus geen vordering op Hoch Capital hebben.
4.6.
De bevoegdheid in consumentenzaken wordt geregeld in afdeling 4 van de Brussel I
bis-Vo. In artikel 17 van de Brussel I
bis-Vo wordt de overeenkomst tussen een consument en zijn wederpartij gedefinieerd. Het gaat in deze zaak om een activiteit die valt onder artikel 17 lid 1 sub c van de Brussel I
bis-Vo, nu Hoch Capital zich uitdrukkelijk richt op Nederlandse consumenten (naast consumenten uit andere lidstaten, hetgeen niet afdoet aan de specifieke gerichtheid op de Nederlandse markt). Hoch Capital heeft zich weliswaar op het standpunt gesteld dat zij zich in 2017 - het moment waarop de overeenkomst met [eiseres] is gesloten - niet op de Nederlandse markt richtte, zodat artikel 17 lid 1 sub c van de Brussel I
bis-Vo niet van toepassing is. De rechtbank gaat hieraan voorbij, nu Hoch Capital niet heeft betwist dat [eiseres] de overeenkomst via de website van Itrader heeft gesloten nadat zij op deze website terechtkwam via een advertentie met een bekende Nederlander en dat door middel van iDEAL ingelegd kon worden. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat Hoch Capital zich middels de website van Itrader wel degelijk richtte op Nederlandse consumenten. Dat [eiseres] de algemene voorwaarden van Hoch Capital in het Engels zou hebben geaccepteerd, doet - voor zover dit als vast is komen te staan, nu [eiseres] stelt de algemene voorwaarden in het Nederlands te hebben geaccepteerd - niet ter zake.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] in haar relatie tot Hoch Capital te gelden als een consument. De overeenkomst ten aanzien waarvan [eiseres] de regels omtrent oneerlijke handelspraktijk inroept althans waarop [eiseres] baseert dat jegens haar onrechtmatig is gehandeld, is een consumentenovereenkomst, aangezien deze is gesloten tussen een consument en een persoon die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep. De rechtbank leidt dit af uit de door [eiseres] in de dagvaarding en de conclusie van antwoord in het incident gestelde omstandigheden dat zij als werknemer in loondienst werkzaam is, haar spaargeld bij Hoch Capital/Itrader heeft belegd en dat zij geen zakelijk doel met de beleggingen nastreefde maar een particulier doel, te weten het verhogen van haar privévermogen. Hoch Capital heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] de overeenkomst voor beroepsmatige doeleinden heeft gesloten en daarbij verwezen naar de door [eiseres] zelf ingenomen stelling dat zij "een kleinschalige handel via Itrader" is gestart en het feit dat [eiseres] in het verleden voor een bank heeft gewerkt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit geenszins dat [eiseres] de overeenkomst heeft gesloten in verband met toekomstige beroepsmatige activiteiten als professionele belegger. Ook overigens blijkt nergens uit dat dit van meet af aan de bedoeling was, zoals Hoch Capital stelt.
Dat [eiseres] bovendien kennelijk later - zo blijkt uit haar eigen stellingen in de conclusie van antwoord in incident - een "professional account" bij Hoch Capital/Itrader heeft gekregen met alle risico's van dien zoals die zich ook hebben verwezenlijkt, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat [eiseres] ineens handelde in de uitoefening van een bedrijf of beroep (vgl. ook ECLI:NL:GHARL:2020:5062). De rechtbank is dan ook van oordeel dat de met Hoch Capital/Itrader gesloten overeenkomst door [eiseres] is aangegaan als consument, los van enig beroep of bedrijf.
De rechtbank overweegt daarbij nog dat van Hoch Capital verwacht mag worden dat zij zelf enig onderzoek verricht naar de achtergrond van haar cliënten. Het gaat dan ook niet aan om uit de eigen stellingen van [eiseres] uit de dagvaarding - dus ver na het sluiten van de overeenkomst - af te leiden dat zij, gelet op haar achtergrond, "kennelijk op zoek was naar een alternatieve bron van inkomsten waarbij zij haar expertise in het bankwezen wilde inzetten" om zo beroepsmatig in CfD's te handelen.
4.8.
Op grond van artikel 18 lid 1 van de Brussel I
bis-Vo kan de rechtsvordering van een consument worden gebracht voor het gerecht van de plaats waar de consument woonplaats heeft. Nu [eiseres] in Nederland woont, heeft voor deze vordering de Nederlandse rechter rechtsmacht.
4.9.
Ten aanzien van het beroep van Hoch Capital op het forumkeuzebeding, waarin de rechter te Cyprus als bevoegde rechter wordt aangewezen, overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 25 van de Brussel I
bis-Vo bepaalt dat, indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, schriftelijk een gerecht van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, dit gerecht in beginsel exclusief bevoegd is. Forumkeuze is in consumentenzaken evenwel, gelet op artikel 19 sub 1 van de Brussel I
bis-Vo, alleen mogelijk na het ontstaan van het geschil. Dat is hier niet het geval. Pas na het zien van de uitzending van het televisieprogramma "Opgelicht" van 1 oktober 2019 heeft [eiseres] zich gerealiseerd dat zij te maken heeft gehad met oneerlijke handelspraktijken althans onrechtmatig handelen. Dat was ruim na de totstandkoming van de forumkeuze. Een forumkeuze vooraf kan er niet toe leiden dat aan de consument de fora worden ontnomen die hem, zonder forumkeuze, toekomen (artikel 19 sub 2 van de Brussel I
bis-Vo). De uitzondering van artikel 19 sub 3 van de Brussel I
bis-Vo doet zich hier niet voor. [eiseres] en Hoch Capital hebben hun verblijfplaats niet in hetzelfde land.
4.10.
Op grond van artikel 18 lid 1 van de Brussel I
bis-Vo kan de rechtsvordering van een consument worden gebracht voor het gerecht van de plaats waar de consument woonplaats heeft. De conclusie luidt dan ook dat de Nederlandse rechter, als rechter van de woonplaats van [eiseres] , bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen.
4.11.
Nu sprake is van een consumentenovereenkomst en er geen rechtsgeldige forumkeuze is, is de rechtbank op grond van artikel 31 van de Brussel I
bis-Vo niet gehouden de zaak aan te houden. Gelet op het bepaalde in artikel 29 van de Brussel I
bis-Vo is deze rechtbank, als gerecht waar de zaak als eerste aanhangig is gemaakt, bevoegd om als eerste uitspraak te doen over de bevoegdheid. Dit nog daargelaten het antwoord op de vraag of er überhaupt een zaak aanhangig is bij de Cypriotische rechter, hetgeen [eiseres] heeft betwist.
De rechtbank zal het incidentele verzoek tot aanhouding van de zaak totdat de Cypriotische rechter over zijn bevoegdheid heeft beslist dus afwijzen. Nu er geen rechtsgeldige forumkeuze is, is er evenmin aanleiding om Hoch Capital een nadere termijn te verschaffen om de betekeningsstukken over te leggen, zoals zij subsidiair ten aanzien van de litispendentie heeft verzocht.
4.12.
Met betrekking tot de (subsidiaire) incidentele vordering ter vaststelling van het toepasselijk recht overweegt de rechtbank dat een kwestie bij incident aan de orde kan worden gesteld als deze een processuele verwikkeling betreft die rechterlijke bemoeienis vereist van andere aard dan de beslechting van materiële geschilpunten. Deze vordering betreft echter niet een verwikkeling van processuele aard, maar ziet op de materiële beoordeling van het geschil en zal (ambtshalve) bij de beoordeling van de hoofdzaak aan de orde komen.
4.13.
De rechtbank ziet ten slotte geen aanleiding om de beslissing in dit incident aan te houden totdat het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie heeft beslist op de prejudiciële vragen in de zaak Deepwater Horizon (ECLI:NL:HR:2019:1400). Deze vragen zien namelijk op de bevoegdheid van de rechter in het kader van artikel 7 lid 2 van de Brussel I
bis-Vo (ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad). In het bovenstaande (r.o. 4.5.) is reeds geoordeeld dat de vorderingen van [eiseres] in de hoofdzaak zijn gebaseerd op een contractuele grondslag dan wel hier onlosmakelijk mee zijn verbonden, en niet op onrechtmatige daad.
4.14.
Hoch Capital zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Hoch Capital in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres] tot op heden vastgesteld op € 543,00;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
23 september 2020voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Baarsma en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 565