ECLI:NL:GHARL:2020:5062

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
200.277.765/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen van een Cypriotische aanbieder van Contracts for Difference (CfD's)

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het leggen van een Europees conservatoir beslag op bankrekeningen van de Cypriotische vennootschap F1 Markets Limited. De appellant, een consument die in Nederland woont, had in de bodemprocedure een vordering ingesteld tegen F1 Markets, waarbij hij stelde dat de overeenkomst die hij met hen had gesloten onrechtmatig was en dat hij schade had geleden door oneerlijke handelspraktijken. Het hof oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had, ondanks een forumkeuze voor de Cypriotische rechter, omdat de appellant als consument werd aangemerkt en de overeenkomst onder de bescherming van de Europese regelgeving viel. Het hof was van mening dat er voldoende bewijs was dat de appellant een reëel risico liep dat F1 Markets zijn tegoed aan verhaal zou onttrekken, en dat er daarom dringend behoefte was aan een bewarende maatregel. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de voorzieningenrechter en wees het verzoek om een Europees bevel tot conservatoir beslag toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.277.765/01
(zaaknummer rechtbank 172415)
beschikking van 5 juni 2020
in de zaak van
[appellant]
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: verzoeker,
advocaat: mr. M.A. Hupkes, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen:
de vennootschap naar vreemd recht F1 Markets Limited,
gevestigd te Limassol (Cyprus),
geïntimeerde,
in eerste aanleg: verweerder,
niet opgeroepen in beide instanties.
Partijen zullen hierna [appellant] en F1 Markets worden genoemd.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 16 april 2020 (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift (met 10 producties) ex artikel 21 Verordening (EU) nr. 655/2014 van 15 mei 2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (hierna: de Verordening) dat op de griffie is ontvangen op 4 mei 2020.
2.2.
Het hof heeft geen aanleiding gezien om F1 Markets op het verzoek in hoger beroep te horen.
2.3.
Het hof heeft beschikking bepaald op vandaag.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten:
– F1 Markets is een Cypriotisch bedrijf dat mede naar buiten treedt onder de (handels)naam Investous. F1 Markets biedt handel aan in verschillende financiële producten, waaronder Contracts for Differences (CfD's).
– In 2019 is [appellant] via een advertentie op Facebook van een bekende Nederlander die veel geld met beleggen zou hebben verdiend, terecht gekomen op een website op naam van F1 Markets, op dat moment sponsor van de Eindhovense voetbalclub PSV.
– [appellant] is vervolgens een overeenkomst met F1 Markets aangegaan en heeft in de periode van 2 juli tot en met 6 september 2019 verschillende bedragen, variërend van € 500,- tot € 17.500,-, op (een) bankrekening(en) van F1 Markets gestort. Het gaat in totaal om € 66.050,-.
– Op 1 oktober 2019 is F1 Markets in opspraak geraakt in een uitzending van het programma "Opgelicht" van de omroep AVROTROS. Op enig moment daarna heeft PSV het sponsorcontract met F1 Markets opgezegd.
– [appellant] heeft F1 Markets op 19 november 2019 voor de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, in een bodemprocedure doen dagvaarden. In die procedure vordert [appellant] , zakelijk weergegeven, dat de rechtbank voor recht verklaart dat de tussen partijen gesloten overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd althans dat de rechtbank die overeenkomst op de voet van artikel 6:139j lid 3 BW vernietigt, althans voor recht verklaart dat F1 Markets onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld, zodat F1 Markets gehouden is [appellant] terug te betalen, althans de door [appellant] geleden schade te vergoeden. [appellant] vordert verder dat de rechtbank F1 Markets veroordeelt om aan hem te € 66.050,- te betalen, vermeerderd met rente en kosten.
– De bodemprocedure staat voor vonnis in een door F1 Markets opgeworpen onbevoegdheidsincident.
– Ook anderen dan [appellant] hebben in Nederland F1 Markets in rechte betrokken. Bij verschillende rechtbanken in Nederland lopen ten minste twaalf rechtszaken tegen F1 Markets met een totale inzet van € 2.000.000,--, voor welke vorderingen Europese bankbeslagen zijn gelegd.
3.2.
In de beschikking van 16 april 2020 heeft de voorzieningenrechter, zakelijk weergegeven, afgewezen het door [appellant] verzochte verlof voor het leggen van een Europees conservatoir bankbeslag op een drietal bankrekeningen in Cyprus. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het aangevraagde verlof onvoldoende gemotiveerd is, zowel voor wat betreft de dringende behoefte aan een bewarende maatregel als ten aanzien van de verwachting dat [appellant] in de bodemprocedure in het gelijk zal worden gesteld. In hoger beroep heeft [appellant] een nadere onderbouwing verstrekt van de vrees voor verduistering (en daarmee van de dringende behoefte aan de bewarende maatregel van het Europees conservatoir bankbeslag) en voor de grondslag van zijn vordering. Het hoger beroep strekt tot vernietiging van de bestreden beschikkingen en tot toewijzing van het verzochte verlof.
ten aanzien van de ontvankelijkheid
3.3.
Het Europees bankbeslag is geregeld in de Verordening, alsmede - voor wat betreft de in dit verband te hanteren modelformulieren - in de Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1823 van de Europese Commissie van 10 oktober 2016 (hierna: de Uitvoeringsverordening) en voorts in de Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen (
Stb. 2016, 440; hierna: de Uitvoeringswet).
3.4.
Artikel 21 van de Verordening bepaalt dat de schuldeiser hoger beroep kan instellen tegen iedere beslissing waarbij het verzoek om een bevel tot het leggen van een Europees bankbeslag is afgewezen. Artikel 6 Uitvoeringswet wijst het gerechtshof aan als het gerecht dat bevoegd is te beslissen op dat hoger beroep. Het hof stelt vast dat de Uitvoeringsverordening geen voorgeschreven formulier kent voor het aanbrengen van een procedure in hoger beroep op grond van artikel 21 van de Verordening. [appellant] kan daarom worden ontvangen in zijn beroepschrift bij dit hof. Ingevolge artikel 12 lid 1 Uitvoeringswet zijn in aanvulling op hetgeen uit de Verordening voortvloeit de regels inzake de verzoekschriftprocedure van toepassing.
ten aanzien van de rechtsmacht
3.5.
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat F1 Markets gevestigd is in Cyprus. Artikel 6 Verordening bepaalt dat indien de schuldeiser nog geen rechterlijke beslissing heeft verkregen, de rechter die bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen tevens bevoegd is om het bevel tot conservatoir beslag uit te vaardigen.
3.6.
De vordering van [appellant] in de bodemzaak betreft een burgerlijke of handelszaak en is ingesteld na 10 januari 2015. Dit betekent dat de vraag of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft, aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis‑Vo) moet worden beantwoord. In artikel 4 Brussel I bis-Vo is bepaald dat, onverminderd deze verordening, zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Gelet op deze hoofdregel dient F1 Markets in beginsel voor de Cypriotische rechter opgeroepen te worden. Uit artikel 5 Brussel I bis‑Vo volgt dat slechts afwijking van deze hoofdregel mogelijk is op grond van de regels die zijn neergelegd in de afdelingen 2 tot en met 7 (de artikelen 7 tot en met 26) van hoofdstuk II Brussel I bis‑Vo. Derhalve is de vraag aan de orde of sprake is van een van de hoofdregel afwijkende bevoegdheid op grond waarvan de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering van [appellant] kennis te nemen.
3.7.
De bevoegdheid in consumentenzaken wordt geregeld in afdeling 4 Brussel-I bis Vo. In artikel 17 Brussel I bis-Vo wordt de overeenkomst tussen een consument en zijn wederpartij gedefinieerd. Het gaat in deze zaak om een activiteit die valt onder artikel 17 lid 1 sub c Brussel I bis-Vo, nu F1 Markets zich - zoals blijkt uit de inrichting van haar website - uitdrukkelijk richt op Nederlandse consumenten (naast consumenten uit andere lidstaten, hetgeen niet afdoet aan de specifieke gerichtheid op de Nederlandse markt).
3.8.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] in zijn relatie tot F1 Markets te gelden als een consument. Het Europees bankbeslag dat [appellant] wil doen leggen vloeit voort uit zijn (hoofd)vordering op F1 Markets zoals die hiervoor is geformuleerd. De overeenkomst ten aanzien waarvan [appellant] de regels omtrent oneerlijke handelspraktijk inroept althans waarop [appellant] baseert dat jegens hem onrechtmatig is gehandeld, is een consumentenovereenkomst, aangezien deze is gesloten tussen een consument en een persoon die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep. Het hof leidt dit af uit de door [appellant] in het beroepschrift gestelde omstandigheden dat hij als werknemer in loondienst werkzaam is, dat hij zijn spaargeld bij F1 Markets heeft belegd en dat hij geen zakelijk doel met zijn beleggingen nastreefde maar een particulier doel, te weten het verhogen van zijn privévermogen. Dat [appellant] nadien - naar eigen zeggen op initiatief en dringend advies van F1 Markets - een "professional account" bij F1 Markets heeft gekregen met alle risico's van dien zoals die zich ook hebben verwezenlijkt, maakt naar het oordeel van het hof niet dat [appellant] ineens handelde in de uitoefening van een bedrijf of beroep.
3.9.
Op grond van artikel 18 lid 1 Brussel-I bis Vo kan de rechtsvordering van een consument worden gebracht voor het gerecht van de plaats waar de consument woonplaats heeft. Nu [appellant] in Nederland woont, heeft voor deze vordering de Nederlandse rechter rechtsmacht.
3.10.
In het bevoegdheidsincident in de bodemprocedure neemt F1 Markets het standpunt in dat een forumkeuzebeding is overeengekomen waarin de rechter te Cyprus als bevoegde rechter wordt aangewezen. Artikel 25 Brussel I bis-Vo bepaalt dat, indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, schriftelijk een gerecht van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, dit gerecht in beginsel exclusief bevoegd is. Forumkeuze is in consumentenzaken evenwel, gelet op artikel 19 sub 1 Brussel I bis‑Vo, alleen mogelijk na het ontstaan van het geschil. Dat is hier niet het geval. Pas na het zien van de uitzending van het programma "Opgelicht" van de omroep AVROTROS heeft [appellant] zich gerealiseerd dat hij te maken heeft gehad met oneerlijke handelspraktijken althans onrechtmatig handelen. Dat was ruim na de totstandkoming van de forumkeuze. Een forumkeuze vooraf kan er niet toe leiden dat aan de consument de fora worden ontnomen die hem, zonder forumkeuze, toekomen (artikel 19 sub 2 Brussel I bis‑Vo). De uitzondering van artikel 19 sub 3 Brussel I bis‑Vo doet zich hier niet voor. [appellant] en F1 Markets hebben hun verblijfplaats niet in hetzelfde land.
3.11.
De conclusie luidt dan ook dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen. Daarmee komt de Nederlandse rechter tevens rechtsmacht toe voor het uitvaardigen van een Europees bevel tot conservatoir beslag.
ten aanzien van het gevraagde verlof
3.12.
Het hof stelt vast dat [appellant] zekerheid heeft gesteld zoals artikel 12 van de Verordening vereist.
3.13.
Het hof is er in voldoende mate van overtuigd dat de vordering van [appellant] tegen F1 Markets in de bodemprocedure waarschijnlijk zal worden toegewezen, wat op grond van artikel 7 lid 2 van de Verordening nodig is voor toewijzing van het gevraagde verlof. [appellant] heeft in de dagvaarding gemotiveerd en met stukken onderbouwd dat sprake is van oneerlijke handelspraktijken. De betreffende in Nederland in Boek 6, Titel 3, Afdeling 3A BW opgenomen wettelijke regels zijn omzettingen van Europese richtlijnen en gelden dus in alle lidstaten, waaronder Cyprus. Het manipuleren van kosten, het stellen dat moet worden bijgestort om de dekking te verbeteren (in plaats van verlies te nemen) en het willekeurig vaststellen van kosten (zonder verband met de ontwikkeling van de onderliggende waarde), in combinatie met druk om meer in te leggen, lijken erop te duiden dat er in deze zaak sprake is van oneerlijke handelspraktijken. Ook de wijze van werving via een advertentie op Facebook van een bekende Nederlander die veel geld met beleggen zou hebben verdiend, duidt daar op. Als gevolg van die oneerlijke handelspraktijken heeft [appellant] € 66.050,-- verloren.
3.14.
Op grond van artikel 7 lid 1 van de Verordening is voor het uitvaardigen van het bevel tot conservatoir beslag verder nodig dat [appellant] voldoende bewijsmateriaal heeft verstrekt om het hof ervan te overtuigen dat er dringend behoefte bestaat aan een bewarende maatregel in de vorm van een bevel tot conservatoir beslag, gelet op het reële risico dat, zonder een dergelijke maatregel, de latere inning van de vordering van de schuldeiser jegens de schuldenaar onmogelijk wordt gemaakt of wordt bemoeilijkt. [appellant] heeft aan dat vereiste voldaan. Het moederbedrijf van F1 Markets (LGT Solutions Ltd), gevestigd in het Island of Man, kent een zogenaamde nominee structuur waarbij de na(a)m(en) van de aandeelhouder(s) en/of bestuurder(s) onbekend is/zijn. De binnen F1 Markets gerealiseerde winsten kunnen als gevolg daarvan binnen de holding worden doorgeleid naar ondernemingen die buiten zicht blijven. [appellant] wijst er op dat een werknemer van Investous ( [B] ) op zijn Linkedln-profiel zegt dat hij werkt voor Iforex, een bedrijf uit de Britse Maagdeneilanden. [appellant] sluit niet uit dat dit een andere vennootschap binnen dezelfde groep is. Gelet voorts op de omstandigheden dat de website van F1 Markets inmiddels niet meer toegankelijk is, F1 Markets/Investous al met al niet langer dan een jaar actief is geweest en F1 Markets inmiddels in Nederland in meerdere procedures is betrokken voor in totaal € 2.000.000,--, acht het hof aannemelijk dat het reële risico bestaat dat F1 Markets tegen de tijd dat van tenuitvoerlegging van een vonnis in de bodemprocedure sprake kan zijn, haar tegoed aan verhaal zal hebben onttrokken.

4.De slotsom

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de grieven slagen, de bestreden beschikking zal worden vernietigd en het verzoek om een Europees bevel tot conservatoir beslag zal worden toegewezen in het aan deze beschikking gehechte standaardformulier zoals vastgesteld op grond van de Uitvoeringsverordening. Voor een proceskostenveroordeling ziet het hof geen aanleiding.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1.
vernietigt de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 16 april 2020;
en opnieuw rechtdoende:
5.2.
wijst het verzoek om een Europees bevel tot conservatoir beslag toe en beslist zoals is neergelegd in het aan deze beschikking gehechte standaardformulier.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Kuiper, I. Tubben en J.G. Knot en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2020.