Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
15 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. van Swaaij, had beroep in cassatie ingesteld tegen een rolbeslissing en een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De rolbeslissing van 23 juni 2016 en het vonnis van 1 september 2016 betroffen een geschil tussen eiseres en verweerder, waarbij verweerder als advocaat werkzaamheden had verricht voor eiseres en betaling van facturen vorderde. Eiseres had verweer gevoerd en een reconventionele vordering ingesteld. De kantonrechter had het verzoek van eiseres om een pleidooi afgewezen, wat de Hoge Raad in cassatie aanvecht. De Hoge Raad oordeelt dat de afwijzing van het verzoek om pleidooi onterecht was, omdat het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor geschonden was. De kantonrechter had onvoldoende gemotiveerd waarom een pleidooi niet gerechtvaardigd was en dat leidde tot de conclusie dat de rolbeslissing en het vonnis niet in stand konden blijven. De Hoge Raad vernietigt beide beslissingen en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. De proceskosten in cassatie worden gereserveerd, waarbij de kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op € 480,06 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.