Uitspraak
,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en de Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (GI) over een schriftelijke aanwijzing en de omgangsregeling met haar minderjarige kinderen. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 24 maart 2020, die door de GI was gegeven, vervallen te verklaren en om een wijziging van de omgangsregeling die was vastgesteld in een eerdere beschikking van 23 oktober 2019. De kinderrechter oordeelde dat de GI geen bevoegdheid had om een schriftelijke aanwijzing te geven die in strijd was met de eerdere uitspraak van de kinderrechter. De kinderrechter verklaarde de schriftelijke aanwijzing vervallen, omdat deze niet in overeenstemming was met de eerder vastgestelde omgangsregeling. Daarnaast werd de omgangsregeling gewijzigd, zodat de moeder voortaan onbegeleid bezoek aan haar kinderen kan hebben op een door de GI te bepalen locatie. De kinderrechter benadrukte dat de omgangsregeling in het belang van de kinderen moet worden vastgesteld en dat wijzigingen in de omgangsregeling alleen door de kinderrechter kunnen worden gedaan. De uitspraak is gedaan in het kader van de bescherming van de minderjarigen en de noodzaak om de stabiliteit in hun leven te waarborgen.