ECLI:NL:RBNNE:2020:2345

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
C/18/198903 / HA RK 20-40
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van inbewaringstelling van bestuurder van gefailleerde vennootschap wegens weigering inlichtingen te verstrekken aan curator

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 mei 2020 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de inbewaringstelling van [verzoeker], de bestuurder van de gefailleerde vennootschap Daron Vastgoed B.V. Het faillissement van Daron werd uitgesproken op 15 oktober 2019, waarbij mr. D.Y. Li als curator werd aangesteld. [verzoeker] werd opgeroepen voor een verhoor op 27 februari 2020, maar verscheen niet. De rechter-commissaris heeft daarop voorgesteld om [verzoeker] in verzekerde bewaring te stellen, omdat hij weigerde inlichtingen te verstrekken aan de curator conform artikel 105 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank heeft op 27 februari 2020 de inbewaringstelling bevolen voor dertig dagen, met de mogelijkheid tot verlenging.

Op 18 mei 2020 werd [verzoeker] daadwerkelijk in verzekerde bewaring gesteld. Tijdens een hoorzitting op 19 mei 2020, waar [verzoeker] via een telefonische verbinding aanwezig was, heeft de curator zijn standpunt toegelicht. De curator stelde dat [verzoeker] niet coöperatief was en niet de benodigde informatie verstrekte voor de afwikkeling van het faillissement. [verzoeker] verzocht om schorsing van de inbewaringstelling, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat hij aan zijn inlichtingenplicht voldeed.

De rechtbank concludeerde dat de inbewaringstelling van [verzoeker] voortgezet moest worden, omdat de curator een gerechtvaardigd belang had bij de voortzetting van de inbewaringstelling. De rechtbank oordeelde dat de inbewaringstelling niet in strijd was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, en dat de verplichting om inlichtingen te verstrekken aan de curator niet in strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank besloot dat de tenuitvoerlegging van de inbewaringstelling voortgezet zou worden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/198903 / HA RK 20-40
Beschikking van 20 mei 2020
in de zaak van
[verzoeker](hierna: [verzoeker]),
geboren op 19 november 1975,
bestuurder van de besloten vennootschap Daron Vastgoed B.V. gevestigd te Zuidbroek (hierna Daron te noemen),
wonende te Siddeburen, thans verblijvende in het cellencomplex te Groningen,
advocaat: mr. E.J.M.J. Damen, kantoorhoudende te Arnhem.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnis van deze rechtbank, locatie Groningen, van 15 oktober 2019 is het faillissement uitgesproken van Daron, in welk faillissement mr. D.Y. Li (hierna: de curator) als curator is aangesteld en mr. N.A. Baarsma als rechter-commissaris is benoemd.
1.2.
Op 27 februari 2020 is [verzoeker] opgeroepen voor een verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris. Hoewel deugdelijk opgeroepen, is [verzoeker] - zonder opgaaf van redenen - niet verschenen.
1.3.
De rechter-commissaris heeft op 27 februari 2020 een voordracht gedaan om [verzoeker] in verzekerde bewaring te stellen (kort gezegd) op de grond dat [verzoeker], als feitelijk leidinggevende van gefailleerde, weigert conform artikel 105 Faillissementswet (Fw) inlichtingen te verstrekken aan de curator.
1.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 27 februari 2020 is bevolen dat [verzoeker] in verzekerde bewaring zal worden gesteld voor een periode van dertig dagen behoudens verlenging. Voorts heeft de rechtbank bevolen dat [verzoeker] binnen drie dagen na de inbewaringstelling dient te worden voorgeleid aan de rechtbank, teneinde op de vrijheidsbeneming te worden gehoord.
1.5.
Op 18 mei 2020 is [verzoeker] in verzekerde bewaring gesteld.
1.6.
Op 19 mei 2020 heeft naar aanleiding van deze inbewaringstelling een hoorzitting plaatsgevonden ten overstaan van de meervoudige kamer van deze rechtbank, alwaar [verzoeker], via een telefonische verbinding bijgestaan door mr. Damen, is verschenen. Namens de curator is mr. A. Wiersma, verschenen. De rechter-commissaris is niet verschenen. [verzoeker] en de curator hebben hun standpunten toegelicht. De curator heeft dat gedaan aan de hand van door hem overgelegde producties.
1.7.
Beschikking is vervolgens bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de beslissing of de gefailleerde op de voet van artikel 87 lid 1 Fw in verzekerde bewaring moet worden gesteld is de in artikel 587 Rv voor de toepassing van lijfsdwang voorgeschreven maatstaf - met de daarin besloten liggende eisen van proportionaliteit en subsidiariteit - van overeenkomstige toepassing. Die maatstaf volgt uit de wet en is volgens staande jurisprudentie niet in strijd met de artikel 5 en 6 EVRM (HR 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:51). Ten aanzien van een verzoek tot inbewaringstelling dient een afweging te worden gemaakt tussen het belang van de persoonlijke vrijheid van de failliet (althans haar feitelijk leidinggevende) enerzijds en de bij de inbewaringstelling betrokken belangen - zoals het belang van de inlichtingenplicht - anderzijds.
2.2.
De curator heeft zich tijdens de hoorzitting van 19 mei 2020 op het standpunt gesteld dat de inbewaringstelling van [verzoeker] dient voort te duren, omdat [verzoeker] zich niet coöperatief opstelt, hij niet of moeilijk bereikbaar is en dat niet (afdoende) wordt gereageerd op herhaalde verzoeken om de inlichtingen te verstrekken die voor de afwikkeling van het faillissement noodzakelijk zijn. De curator heeft in zijn brief van 25 februari 2020 uiteengezet welke stukken tot op heden niet zijn verstrekt. De curator heeft belang bij handhaving van de inbewaringstelling, dit als dwangmiddel om [verzoeker] te bewegen hem de verzochte informatie te verstrekken. De curator is bereid mee te werken aan opschorting van de inbewaringstelling indien [verzoeker] hem een borgsom voldoet van € 15.000 (welk voorstel nog niet door de rechter-commissaris is geaccordeerd).
2.3.
[verzoeker] heeft verzocht de inbewaringstelling onder een voorwaarde te schorsen, in die zin dat hem de verplichting wordt opgelegd dat hij met de curator in overleg treedt over de te verstrekken informatie. [verzoeker] is bereid de verzochte informatie te verstrekken. Hij heeft zijn accountant daartoe opdracht gegeven. Kennelijk is de informatie nog niet verstrekt. Zijn invrijheidsstelling is noodzakelijk om de verzochte informatie te vergaren en om zijn werkzaamheden op korte termijn te kunnen hervatten. Het is voor hem niet eenvoudig om de door de curator voorgestelde borgsom te voldoen.
2.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoeker] niet voldoende weersproken dat hij niet aan zijn inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 105 Fw voldoet. De curator heeft deugdelijk onderbouwd dat [verzoeker] moeilijk bereikbaar is, hij niet meewerkt aan de afwikkeling van het faillissement en dat de tot op heden verstrekte informatie ontoereikend is, althans geen beeld geeft van de huidige toestand van de gefailleerde onderneming. De curator - zo oordeelt de rechtbank - heeft daarom een gerechtvaardigd belang bij de voortzetting van de inbewaringstelling van [verzoeker]. De enkele ter zitting uitgesproken bereidheid van [verzoeker] mee te werken aan de informatieverstrekking is bezien in het licht van zijn weinig coöperatieve houding in het verleden onvoldoende om tot schorsing van de inbewaringstelling over te gaan. [verzoeker] heeft daartoe ook overigens geen zwaarwegende gronden aangevoerd. De voorwaarde die [verzoeker] aan zijn verzoek tot schorsing van de inbewaringstelling verbonden wil zien, komt ook niet tegemoet aan het belang dat gediend is bij nakoming van de inlichtingenplicht.
2.5.
De in artikel 105 Fw neergelegde verplichting om de curator alle inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de afwikkeling van het faillissement, levert aldus geen strijd op met artikel 6 EVRM (vgl. HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:161). Gelet op het vorenstaande, acht de rechtbank de inbewaringstelling van [verzoeker] niet in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de in verzekerde bewaring van [verzoeker] zal voortduren.
2.6.
Ter zitting heeft de curator een voorstel gedaan om de inbewaringstelling te schorsen onder de voorwaarde dat [verzoeker] een borgsom voldoet van € 15.000. Nu het voorstel niet nader is geconcretiseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding hier in mee te gaan. Het staat partijen vrij dit voorstel alsnog - in samenspraak met de rechter-commissaris - nader uit te werken.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de inbewaringstelling ingevolge de beschikking van 27 februari 2020 zal worden voortgezet.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Griffioen, mr. M.A.B. Faber-Siermann en
mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken door mr. M. Sanna op 20 mei 2020.
477/rh