Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
5.Beoordeling van het middel
Het hof heeft de door hem gehanteerde maatstaf ontleend aan HR 2 december 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4705, NJ 1984/306 en HR 22 juli 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0324, NJ 1991/766. Deze beide beschikkingen zijn gewezen onder het oude art. 89 Fw, dat bepaalde dat het verzoek tot inbewaringstelling ‘moet’ worden toegestaan indien het gegrond is op het zonder geldige reden opzettelijk niet naleven van de verplichtingen die de gefailleerde in de art. 91, 105 en 106 Fw zijn opgelegd. In beide beschikkingen is de wet, mede onder verwijzing naar het in art. 5 EVRM bepaalde, aldus uitgelegd dat steeds de afweging dient plaats te vinden die het hof thans noemt, ook al spreekt art. 89 Fw oud in dit verband dwingend van ‘moet’.
10 januari 2014.