Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 15 juni 2020 (met producties A t/m K);
- de producties L en M van [gedaagden] ;
- de nadere productie N van Beauvast;
- de mondelinge behandeling d.d. 22 juni 2020, waarbij aan de zijde van Beauvast zijn verschenen haar directeur [naam 1] alsmede haar advocaat en de architect [naam architect] en waarbij aan de zijde van [gedaagden] zijn advocaat is verschenen;
- de pleitnota van Beauvast;
- de pleitnota van [gedaagden]
2.De feiten
Buitenplanse afwijking artikel 2.12.1a 2 Wabo
onmiskenbaarsprake is van misbruik door [gedaagden] van zijn bevoegdheid tot het maken/handhaven van bezwaar. Voorshands is onvoldoende komen vast te staan dat [gedaagden] zijn bezwaar slechts heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan hij van tevoren duidelijk de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen, of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze evident geen kans van slagen zouden hebben. Weliswaar geeft [naam 5] in zijn overgelegde schriftelijke verklaring aan dat [gedaagden] tegenover hem heeft erkend dat hij het bezwaar alleen maar heeft ingediend om (de bestuurder van) Beauvast dwars te zitten, maar zijn verklaring is op dit punt door [gedaagden] uitdrukkelijk betwist, waardoor in zoverre niet vooruit kan worden gelopen op de uitkomst van een bodemprocedure.
3.Het geschil
4.Het standpunt van Beauvast
legal opinionvan prof. [naam 4] van de Rijksuniversiteit Groningen, dat een (eventueel) beroep van [gedaagden] tegen het besluit op bezwaar evident kansloos is. De bezwaren van [gedaagden] tegen de revisievergunning zijn louter procedureel van aard. Het enige inhoudelijke bezwaar van [gedaagden] betreft de realisatie van appartementen op de begane grond, in afwijking van de eerste omgevingsvergunning. [gedaagden] heeft echter noch in het eerste kort geding noch in de bezwaarprocedure onderbouwd welk nadeel hij van deze wijziging ondervindt. Niet duidelijk gemaakt is welk belang van [gedaagden] hier zou worden geschaad. Op basis van de eerste omgevingsvergunning uit 2017 is het wonen op de begane grond bovendien al onherroepelijk vergund. De in dezen vergunde afwijkingen van het bestemmingsplan waren toegestaan.
5.Het standpunt van [gedaagden]
6.De beoordeling van het geschil
op voorhandwegens misbruik van recht althans onrechtmatige daad [gedaagden] verbiedt om bij de bestuursrechter in beroep te gaan tegen het besluit op bezwaar. Daarmee wordt geen niet-ontvankelijkverklaring van een beroep nagestreefd, maar om een procedeerverbod gevraagd. Voor een dergelijke voorziening kan Beauvast niet bij de bestuursrechter terecht en fungeert de burgerlijke rechter daarom als 'restrechter' (zie ook de noot bij AB 2015/335). In zoverre kan Beauvast dan ook in haar vorderingen worden ontvangen.
onmiskenbaaris dat [gedaagden] met het instellen van beroep tegen het besluit op bezwaar misbruik van recht zou maken althans onrechtmatig zou handelen. Slechts in dat geval kan
via hemmoet verlopen, (ii)
hijde offerte voor de werkzaamheden van [bedrijf 3] wil ontvangen en (iii) de aannemer
bij hemterecht kan voor vragen en een eventuele persoonlijke afspraak. Dat duidt op persoonlijke interesse van [gedaagden] in het oude KPN-gebouw. Ook de instructie in de
het projectontwerp van Beauvastdoor te rekenen. Ook hier dringt zich nadrukkelijk de vraag op welk ander belang [gedaagden] bij het inschakelen van dit ontwerpbureau had voor het doorrekenen van de bouwplannen van Beauvast dan in verband met het voornemen om zelf het oude KPN-gebouw aan te kopen.
legal opinionvan de door Beauvast ingeschakelde prof. [naam 4] van de Rijksuniversiteit Groningen, die gemotiveerd aangeeft dat een dergelijk beroep evident kansloos is. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat zowel in het vorige kort geding als in de bezwaarprocedure is geoordeeld dat [gedaagden] heeft nagelaten te onderbouwen dat hij door de aan Beauvast verleende revisievergunning op enigerlei wijze in zijn belangen wordt geschaad. De voorzieningenrechter in het vorige kort geding stelde in dat verband vast dat [gedaagden] ter zitting niet heeft kunnen uitleggen in hoeverre de woon- en leefomgeving in de buurt nadelig wordt beïnvloed door de inpandige wijzigingen als gevolg van de revisievergunning. In dit kort geding heeft [gedaagden] wederom niets gesteld omtrent de gevolgen van de revisievergunning voor de woon- en leefomgeving. Voorts is door Beauvast onweersproken naar voren gebracht dat [gedaagden] in het nabijgelegen pand [adres] ook op de begane grond een woonfunctie heeft gerealiseerd in strijd met het vigerende bestemmingsplan en zonder dat daarvoor een vergunning is gevraagd of verleend. [gedaagden] heeft in dit kort geding ook niet onderbouwd dat hij enige financiële schade lijdt als gevolg van het verlenen van de revisievergunning aan Beauvast.
in dit gevalterecht ontheffingen zijn verleend. Zijdens [gedaagden] is voorts ter zitting nog - als opmerking terzijde - aangegeven dat [gedaagden] aan de kaak wil stellen dat [naam 1] /Beauvast, een concurrent van [gedaagden] op de Groningse vastgoedmarkt, bij de gemeente een voorkeurspositie geniet bij het verlenen van vergunningen, in die zin dat [naam 1] /Beauvast snel geholpen wordt en [gedaagden] lange tijd moet wachten op goedkeuring van zijn plannen. Dit ongenoegen van [gedaagden] levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin enig belang op bij bezwaar en beroep tegen de aan Beauvast verleende revisievergunning. Indien [gedaagden] het in algemene zin niet eens is met gemeentelijk beleid of handelen, moet hij daarvoor andere wegen bewandelen.
7.BESLISSING
voor het geval [gedaagden] ten tijde van dit vonnis reeds tot het instellen van beroep tegen het besluit op bezwaar van de gemeente Groningen d.d. 18 mei 2020 inzake de omgevingsvergunning ("revisievergunning") voor Reitemakersrijge 13 te Groningen onder nummer 201975238 is overgegaan: