Beoordeling van het bewijs
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval. Volgens de raadsvrouw is namelijk niet duidelijk geworden wat het rijgedrag van het slachtoffer is geweest. De mogelijkheid bestaat dat zij het verkeersongeval heeft veroorzaakt door onoplettend met een (te) hoge snelheid de weg op te rijden. Hierdoor kon verdachte niet op het verkeersgedrag van het slachtoffer reageren en is een botsing ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 19 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik reed op 21 november 2017 als bestuurder van een personenauto over de weg [adres ongeval] te
Gorredijk. Op die weg botste ik met mijn auto tegen een andere auto. Ik heb deze auto niet
gezien en heb niet geremd. [adres ongeval] is geen weg om snel te rijden. Ik rijd er dagelijks langs. Het was die dag erg slecht weer. Het stormde en het hagelde. Het zicht was niet optimaal. Het weer was er niet naar om hard te rijden.
2. De door verdachte ter zitting van 25 februari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[adres ongeval] is een drukke weg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017 met nummer PL0100-2017307397-8, opgenomen in het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met nummer PL0100-2017307397-1 d.d. 24 maart 2018, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Het was ineens een harde klap. Ik heb de auto helemaal niet gezien voor de klap van de aanrijding.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 24 maart 2018 met nummer PL0100-2017307397-1, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op de plaats van het verkeersongeval zijn een aantal personalia en bevindingen genoteerd:
- locatie ongeval: [adres ongeval] ;
- datum ongeval: 21 november 2017;
- soort weg: een openstaande weg binnen de bebouwde kom;
- maximum snelheid: 30 km/u;
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] , als bestuurder van een personenauto van het merk [type auto] met kenteken [kenteken] ;
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] , als bestuurder van een personenauto van het merk Peugeot met kenteken [kenteken] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersongevalanalyse d.d. 20 maart 2018 met nummer 21.11.2017.1530.0214, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 21 november 2017 hebben wij een onderzoek ingesteld naar het verkeersongeval dat plaatsvond op 21 november 2017 op [adres ongeval] te Gorredijk. Bij dat ongeval waren betrokken een Peugeot met kenteken [kenteken] (de rechtbank begrijpt: [kenteken] ) en een [type auto] met kenteken [kenteken] ( [type auto] ).
Beknopte ongevalsomschrijving
Het ongeval heeft op 21 november 2017 plaatsgevonden op [adres ongeval] te Gorredijk. Aldaar reed de bestuurster van de Peugeot komende vanuit een uitrit, linksaf de rijbaan van [adres ongeval] op. Op het moment dat zij met haar voertuig de rijbaan van [adres ongeval] was opgereden, botste de bestuurder van de [type auto] (de rechtbank begrijpt: [type auto] ) met de linkervoorzijde tegen de linkerflank van de Peugeot.
Omschrijving wegsituatie
De ongevalslocatie bevond zich op de rijbaan van [adres ongeval] ter hoogte van de uitrit van perceel [adres ongeval] , zijnde een tuincentrum.
Sporen op het wegdek
Op het wegdek zagen wij een grijskleurig krasspoor, bestaande uit, op aluminium gelijkende, schilfers. Dit spoor bevond zich op de rijbaan van [adres ongeval] ter hoogte van de uitrit en op een afstand van ongeveer 1,85 meter, gemeten vanaf de rechterzijde van deze rijbaan.
Aangetroffen schade Peugeot
Zware schade aan linkerflank. Verder zagen wij dat de linkerachtervelg ten gevolge van de aanrijding geheel schuin stond en dat de band daarvan lek was.
Aangetroffen schade [type auto]
Schade aan linkervoorzijde. De beide voorbumperbevestigingspunten van de voorbumper waren naar links weggebogen.
Bepaling botsposities / botsplaats
Aan de hand van de schade aan beide voertuigen kon een indicatie worden verkregen met betrekking tot de onderlinge positie op het moment van botsen. Hieruit blijkt dat de Peugeot zich op het moment van de botsing schuin voor de [type auto] (de rechtbank begrijpt: [type auto] ) bevond in een hoek van (globaal) tussen de 30 en 60 graden, waarbij de linkervoorzijde van de [type auto] (de rechtbank begrijpt: [type auto] ) als eerste het linkerportier (bestuurderszijde) van de Peugeot raakte. Aan de hand van het op het wegdek afgetekende grijskleurige krasspoor, mogelijk aluminiumdeeltjes bevattend, en het feit dat het linkerachterwiel ten gevolge van de botsing geraakt werd en daardoor in een schuinstand kwam te staan, achten wij het aannemelijk dat de binnenzijde van de velgrand van het linkerachterwiel van de Peugeot dit spoor heeft afgetekend. Hiervan uitgaande hebben wij de waarschijnlijke botsplaats en botspositie kunnen herleiden.
Onderzoek (bots)snelheid [type auto]
Wij hebben de airbagmodule van de [type auto] uitgebouwd. Op ons verzoek is deze module naar de fabrikant verzonden die deze vervolgens heeft uitgelezen en ons daarvan een rapportage heeft toegezonden. Uit deze rapportage blijkt dat de bestuurder kort voor en tijdens het ongeval niet heeft geremd. Het antiblokkeersysteem is kort voor en tijdens de aanrijding niet geactiveerd en uit de snelheidsregistratie blijkt dat er geen sprake is van enige snelheidsvermindering. Ook was er kort voor en tijdens het ongeval geen sprake van een stuurreactie of het duidelijk liften van het gaspedaal. Verder heeft de airbagmodule op het moment van het ongeval een snelheid geregistreerd van 65 km/u. Gezien het verloop van het ongeval achten wij het waarschijnlijk dat deze waarde niet veel zal afwijken van de werkelijke botssnelheid. Ter controle van deze geregistreerde snelheid heb ik, eerste verbalisant, met behulp van het geregistreerde motortoerental, de overbrengverhoudingen van de versnellingsbak en de eindaandrijving en de wielomtrek van het voertuig een snelheidsberekening van de situatie van 3 seconden voor het ongeval gemaakt. Hieruit bleek dat de berekende snelheid 3 seconden voor het ongeval vrijwel volledig overeenkwam met de op datzelfde moment geregistreerde voertuigsnelheid, namelijk 60 km/u. In de laatste 3 seconden voor het ongeval heeft de [type auto] nog geaccelereerd van de geregistreerde 60 km/u naar de geregistreerde 65 km/u. Gezien de uitkomst van bovenvermelde controle berekening kan geconcludeerd worden dat er kort voor en tijdens het ongeval vrijwel zeker geen sprake kon zijn van wielslip en/of wiellift. Mede hierdoor achten wij de gereproduceerde en de geregistreerde snelheid een betrouwbare benadering van de werkelijk gereden (bots)snelheid.
Onderzoek (bots)snelheid Peugeot
Op grond van de uitloop van beide voertuigen na het ongeval en gezien het feit dat de voorbumperbevestiging van de [type auto] sterk naar links was weggebogen kunnen wij
concluderen dat de Peugeot op het moment van de botsing een voorwaartse snelheid had.
Mede op grond van de voertuigbeweging (linksaf slaan) achten wij het waarschijnlijk dat de rijsnelheid van de Peugeot grofweg 10 km/u heeft bedragen.
Vermoedelijke toedracht
Voor wat betreft de bestuurder van de [type auto] zijn er twee factoren die naar onze mening
mede van invloed zijn op het ontstaan van- en de gevolgen van dit ongeval. De bestuurder van de [type auto] verklaarde dat hij de Peugeot pas voor het eerst zag op het moment van het ongeval zelf. Ook is ons uit de ons ter beschikking staande gegevens niets kunnen blijken dat de bestuurder van de [type auto] op enige wijze gereageerd heeft. Uit onderzoek bleek dat deze bestuurder de Peugeot in ieder geval zou moeten hebben kunnen waarnemen terwijl de Peugeot de uitrit verliet en de rijbaan opreed. Uitgaande van een constante rijsnelheid van de Peugeot van (de veronderstelde) 10 km/u had de bestuurder van de [type auto] bij circa 60 km/u circa 1,8 seconden de tijd gehad om te Peugeot waar te nemen en daarop te reageren. Ingeval deze 30 km/u had gereden had deze daarvoor ruim 3,5 seconden de tijd gehad.
Een tweede factor is de rijsnelheid van de [type auto] . Wij hebben kunnen vaststellen dat de
bestuurder van de [type auto] sneller reed dan de toegestane 30 km/u. Deze hogere rijsnelheid had een directe invloed op de botssnelheid, op de gevolgen van dit ongeval en op het ontstaan van dit ongeval.
Conclusie
Het ongeval is secondair te wijten geweest aan het gedrag van de betrokken bestuurder van de [type auto] . Deze bestuurder lette onvoldoende op. Deze bestuurder heeft, volgens zijn verklaring, de betrokken Peugeot namelijk pas waargenomen op het moment van de aanrijding (de rechtbank begrijpt: de onder 3 genoemde verklaring). Hij heeft hierdoor niet kunnen anticiperen op het gedrag van de bestuurster van de Peugeot. Daarnaast reed de bestuurder met een snelheid welke beduidend hoger was dan de toegestane 30 km/u. Indien de bestuurder van de [type auto] zich aan de toegestane snelheid had gehouden was de kans op letsel (in dit geval dodelijk letsel) en de schade zeker geringer geweest.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersongevalanalyse (aanvulling) d.d. 14 juni 2019 met nummer 21.11.2017.1530.0214 A (los opgenomen in het dossier), inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Deze berekening dient ter controle van de door de EDR geregistreerde waarde. De airbagmodule (de rechtbank begrijpt: de airbagmodule van de [type auto] van verdachte) registreerde 3 seconden voor het ongeval een snelheid van 60-61 km/u. De toerenteller van het voertuig registreerde zowel een halve seconde eerder als een halve seconde later dan de genoemde 3 seconden voor het ongeval een toerental van 2700 omwentelingen/minuut (2700 omwentelingen/minuut komt overeen met 45 omwentelingen/seconde). Uit de bij dit model/type voertuig behorende technische gegevens bleek dat de voor de berekening benodigde verhouding van de eindoverbrenging van het voertuig 3,93 op 1 bedroeg. De overbrenging van de 3e versnelling, de meest voor de hand liggende versnelling bij het accelereren in deze situatie, bedraagt 1,32 op 1. De op het voertuig gemonteerde banden in de maat: 205/60/16, bleken een omtrek te hebben van 2,01 meter in bedrijfstoestand. Met behulp van eerder vermelde gegevens is door mij een berekening gemaakt. Hierbij is het toerental per seconde gedeeld door de eindoverbrenging en de overbrengverhouding van de 3e versnelling (45 : 3,93 : 1,32) = 8,67 omwentelingen/seconde. Rekening houdende met de wielomtrek van 2,01 meter kan gesteld worden dat bij het veronderstelde toerental de snelheid 2,01 (meter) x 8.67 (omwentelingen/seconde) = 17.4267 meter/seconde bedroeg = circa 62 km/u. Daar deze waarde zeer dicht bij de geregistreerde snelheid van 60-61 km/u ligt is het waarschijnlijk dat de werkelijk gereden snelheid vrij dicht bij de door de EDR geregistreerde snelheid ligt. De reden dat ik deze berekening heb gemaakt met de gegevens van circa 3 seconden voordat de EDR de aanrijding registreerde is dat er op dat moment vrijwel zeker geen sprake was van extreme versnellingen/vertragingen en dat wielslip op dat moment vrijwel zeker kan worden uitgesloten. Bovenstaande maakt het ook aannemelijk dat de geregistreerde snelheid op het moment van het ongeval niet veel zal hebben afgeweken van de werkelijke botssnelheid.
7. Een deskundigenrapport ‘snelheidsbepaling naar aanleiding van een
verkeersongeval in Gorredijk op 21 december 2017’ afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.07.16.154, van 29 augustus 2019, opgemaakt door ir. A.C.E. Spek, welke verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als NFI-deskundige, voor zover inhoudend als zijn verklaring:
Er ligt een registratie voor, die ertoe strekt dat de betrokken [type auto] in de vijf seconden voorafgaande aan de botsing versnelde vanaf 56 km/u naar 65 km/u. Het registratieapparaat is in dit geval de airbagregeleenheid van de [type auto] . In de periode waarin de [type auto] werd ontworpen, volstond de stand der techniek om snelheden (en motortoerentallen) betrouwbaar te meten en te registreren.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de plausibiliteit van de registratie door de snelheidsregistratie in verband te brengen met de toerentalsregistratie, en door ook een snelheidsberekening uit te voeren op basis van de posities waar de auto's na de botsing terecht kwamen. Door ons zijn in de basis vergelijkbare, maar verdergaande analyses gedaan, waaruit onder meer naar voren kwam dat:
- het verloop van de geregistreerde snelheid gedurende de volle registratieperiode past bij het verloop van het geregistreerde motortoerental, en andersom. Dat wil zeggen: de verhouding tussen het geregistreerde motortoerental en de geregistreerde snelheid is voor elk van de 11 registratietijdstippen in overeenstemming met accelereren in de derde versnelling. Omdat snelheid en motortoerental door van elkaar onafhankelijke systemen gemeten worden, is die overeenkomst een sterke aanwijzing dat de registraties correct zijn.
In dit geval zijn er ook validaties beschikbaar van twee “zusters” van de betrokken [type auto] : de zesde generatie [type auto] en de derde generatie [type auto] . Die voertuigmodellen zijn gebaseerd op hetzelfde platform als de [type auto] en zijn rond dezelfde tijd op de markt geïntroduceerd. De toelatende instantie voor de Amerikaanse markt (NHTSA) heeft in 2011 de registraties van vier (toen) nieuwe exemplaren aan de hand van botsproeven getest. Daarbij bleek in alle gevallen de correcte snelheid te zijn geregistreerd, te weten 56 km/u. Al met al is er vanuit deze technische beschouwing geen reden naar voren gekomen om niet uit te gaan van de juistheid van de registratie. Dit geldt voor de geregistreerde snelheid op het moment van de botsing, te weten 65 km/u, voor het verloop van het motortoerental en voor het snelheidsverloop (accelererend gedurende de laatste 5 seconden).
8. Een schouwverslag, opgemaakt en ondertekend door B.A.A.L. Roescher, forensisch arts, voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Bij de schouw d.d. 21 november 2017, te 18.00 uur, van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] , overleden op 21 november 2017, te 17.00 uur, werd onder meer het volgende geconstateerd:
- een gefractureerde linkerbekken en linkerheup:
- over de onderbuik: een forse bandvormige bloeduitstorting/kneuzing;
- afplatting van de linkeronderbuik.
Conclusie
Mevrouw is overleden ten gevolge van een verkeersongeval op 21 november 2017. Mevrouw is na het stoppen van een langdurige vergeefse reanimatiepoging in het Medisch Centrum Leeuwarden rond 17.00 uur overleden verklaard ten gevolge van ernstig letsel, waarbij zeer waarschijnlijk sprake is van verbloeding.