ECLI:NL:RBNNE:2020:1696
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- D.M. Schuiling
- C.H. de Groot
- M. Nieuwenhuis
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid en rechtstreekse werking van artikel 12 van het VN Verdrag Handicap in bestuursrechtelijke context
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 april 2020, in de zaak tussen [bewindvoerder, eiser] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, werd de vraag behandeld of artikel 12, vierde lid, van het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap rechtstreekse werking heeft. De rechtbank oordeelde dat deze bepaling niet voldoet aan de eisen voor rechtstreekse werking, omdat deze niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is. De zaak betreft een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, die door de gemeente Groningen was afgewezen. Eiser, in de hoedanigheid van bewindvoerder van D. [naam onderbewindgestelde], had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. De rechtbank concludeerde dat de gemeente onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de onderbewindgestelde en dat de besluiten om bijzondere bijstand te weigeren niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiser.