Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[eiseres 1],
[eiseres 2],
[eiser 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 maart 2019
- de akte vermeerdering eis en wijziging grondslag van eis van [eisers ] ingekomen 6 september 2019;
- het proces-verbaal van de mondelingen behandeling op 10 september 2019;
2.De feiten
[naam 1] (hierna: erflater). Erflater was voor de tweede keer gehuwd met mevrouw [naam 2] (hierna: erflaatster). [gedaagde] is een kleindochter van erflaatster.
21 augustus 2004 over zijn nalatenschap beschikt. In zijn testament heeft hij bepaald dat alle goederen van de nalatenschap aan erflaatster toekomen en heeft hij ieder van zijn afstammelingen een vorderingsrecht toegekend wegens de overbedeling aan erflaatster, waarbij is bepaald dat die vorderingsrechten pas bij het overlijden van erflaatster opeisbaar zullen zijn.
9 januari 2011 heeft erflaatster [gedaagde] een bedrag van € 2.015,00 geschonken en op 6 januari 2012 een bedrag van € 2.012,00.
€ 16.138,00
"De beneficiaire aanvaarding is in dit geval noodzakelijk omdat er nog vorderingen (nog niet uitgekeerde erfdelen die nu wel opeisbaar zijn geworden) zijn van kinderen van een overleden echtgenoot die verhaalbaar zijn op de nalatenschap!!".
U heeft, als executeur, deze bevoegdheden met uitsluiting van de erfgenamen, u heeft dus geen volmacht van uw zuster nodig".
"U heeft als kinderen nog een vordering op de nalatenschap uit de erfenis van uw vader, die door het overlijden van uw stiefmoeder opeisbaar is geworden. Wel is de nalatenschap door de erven beneficiair aanvaardt en dit houdt in dat de erven uw vordering alleen maar hoeven te betalen als er nog geld in de nalatenschap zit, privé hoeven zij niet bij te passen. Simpel gezegd als er niets meer was bij het overlijden van stiefmoeder krijgt u ook niets meer.".
[eiseres 1] verzocht om informatie over de hoogte van de vordering en om een banknummer toe te sturen. Op 18 februari 2014 heeft zij de kantonrechter geïnformeerd over de nalatenschap en heeft zij een boedelbeschrijving toegestuurd. Uit de boedelbeschrijving blijkt dat het saldo van de bankrekening van erflaatster op het moment van overlijden € 5.967,38 bedroeg en dat daarvan na de afschrijving van de laatste lopende betalingen nog € 5.782,16 over is. Ook vermeldt de bedoelbeschrijving dat er een schuld is van € 71.594,15 vanwege een vordering uit het langstlevende testament. [gedaagde] heeft de kantonrechter daarbij meegedeeld dat de nalatenschap negatief is.
€ 5.888,68 betaald aan [eisers ]
3.De vordering en het verweer
I. primair veroordeling van [gedaagde] in persoon om aan ieder van [eisers ] een bedrag van € 9.267,00 te betalen vermeerderd met een enkelvoudige rente van 7,9% over dit bedrag vanaf 20 maart 2007 tot het moment van algehele betaling, vermeerderd met € 346,81 aan buitengerechtelijke kosten per eiser, op welke bedragen de betaling ad € 5.888,68 (€ 1.177,74 per eiser) in mindering kan strekken, en subsidiair veroordeling van [gedaagde] in persoon om aan ieder van [eisers ] een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag te betalen,
II. primair: veroordeling van [gedaagde] in persoon om de proceskosten, inclusief de beslagkosten en nakosten te betalen, dan wel subsidiair een door de rechtbank in goede justitie te betalen bedrag.
[eisers ] stellen hiertoe (samengevat) dat [gedaagde] zodanig in ernstige matige tekort is geschoten in de vervulling van haar verplichtingen als vereffenaar dat zij aansprakelijk is geworden voor de schulden uit de nalatenschap en die uit haar eigen vermogen moet voldoen. Het tekortschieten bestaat volgens [eisers ] daaruit dat [gedaagde] niet ten spoedigste aan de kantonrechter heeft meegedeeld dat sprake was van een negatieve nalatenschap, dat zij niet met bekwame spoed een boedelbeschrijving heeft opgemaakt en gedeponeerd, dat zij zich niet in verbinding heeft gesteld met de schuldeisers en dat zij haar taak als vereffenaar niet samen met de andere erfgename heeft uitgeoefend. Daarnaast stellen [eisers ] dat [gedaagde] is tekortgeschoten door schenkingen van erflaatster aan haarzelf te verzwijgen.
[eisers ] stellen dat [gedaagde] in april 2013 al op de hoogte was van de vorderingen maar dat zij hiervan pas op 26 februari 2014 mededeling heeft gedaan aan de kantonrechter. Verder heeft zij, nadat zij op 11 februari 2013 beneficiair heeft aanvaard, eerst op 26 februari 2014 een boedelbeschrijving ingediend. Ook heeft zij, hoewel zij wist dat [eisers ] als schuldeisers waren te beschouwen, geen contact met hen op genomen om te vragen hoe hoog de vordering was. Daarnaast heeft [gedaagde] haar zus nergens in gekend. [eisers ] hebben hun grondslag aangevuld en doen tevens een beroep op artikel 4:184, tweede lid, aanhef en sub b en c, BW
4.De beoordeling
(…)
b. de voldoening van de schuld verhindert en hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt;
c. opzettelijk goederen der nalatenschap zoek maakt, verbergt of op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers der nalatenschap onttrekt;
d. vereffenaar is, in de vervulling van zijn verplichtingen als zodanig in ernstige mate tekortschiet, en hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt.
- zij heeft niet met bekwame spoed een boedelbeschrijving opgemaakt;
- zij heeft niet met spoed mededeling gedaan aan de kantonrechter van een negatieve nalatenschap;
- zij heeft geen contact opgenomen met de schuldeisers ( [eisers ] );
- zij heeft haar taken als vereffenaar niet samen met de andere erfgenaam-vereffenaar [naam 3] uitgeoefend;
- zij heeft schenkingen verzwegen.
4.8. Dat [gedaagde] de vereffening alleen op zich heeft genomen en niet samen met [naam 3] , kan haar niet worden verweten, nu [naam 3] , zoals [gedaagde] onbetwist heeft gesteld, had aangegeven dat zij zich verder niet bezig wilde houden met de vereffening, ook niet nadat ze in een procedure inzage in de stukken van de nalatenschap heeft gekregen.
.Gesteld noch gebleken is van een (verdere) vermenging van het vermogen van de nalatenschap en het vermogen van [gedaagde] (zoals bijvoorbeeld in het vonnis van de rechtbank Arnhem van 26 juli 2006, ECLI:NL:RBARN:2006:AY9014).
4.10. [eisers ] stellen dat het vermogen van erflaatster vanaf het moment dat zij bij [gedaagde] is gaan wonen, aanzienlijk is geslonken en dat daardoor niet valt te ontkomen aan de stellige indruk dat er bedragen zijn weggeschonken, vermoedelijk aan [gedaagde] Zij verbinden hieraan geen consequenties voor hun vorderingen, maar stellen wel dat [gedaagde] niet als goed vereffenaar heeft gehandeld door hen niet te informeren over de schenkingen en die schenkingen, na de vernietiging ervan, niet aan de nalatenschap terug te betalen en vervolgens aan [eisers ] De rechtbank is, anders dan [eisers ] , van oordeel dat een vereffenaar niet verplicht is om schuldeisers zoals [eisers ] te infomeren over schenkingen die een erflater voor het overlijden heeft gedaan. Op grond van artikel 4:211, derde lid, BW hebben de schuldeisers recht op inzage van de boedelbeschrijving. Boek 4 BW voorziet niet in andere mogelijkheden voor schuldeisers om informatie te krijgen over de nalatenschap. Schuldeisers zijn niet op één lijn te stellen met bijvoorbeeld legitimarissen die op grond van artikel 4:78 BW wel recht hebben op informatie (over onder anderen schenkingen) om hun legitieme portie te kunnen berekenen. Ook het beroep op vernietiging van de schenkingen door [eisers ] leidt niet zonder meer tot een verplichting voor [gedaagde] om opgave te doen van schenkingen.
2.685,00(2,5 punten × tarief € 1.074,00)