ECLI:NL:RBNNE:2019:538

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
18/730030-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel met twee Roemeense vrouwen, waarbij verdachte hen heeft misleid en uitgebuit in de prostitutie

Op 8 februari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. De verdachte, geboren in 1987 en niet ingeschreven in de basisregistratie, heeft gedurende een periode van meer dan drie jaar twee jonge Roemeense vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], misleid en uitgebuit. Beide slachtoffers waren verliefd op de verdachte en zijn door hem op een manipulatieve manier tegen elkaar uitgespeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte hen heeft geworven, vervoerd en gedwongen om prostitutiewerkzaamheden te verrichten, waarbij zij hun verdiensten aan hem moesten afstaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van dwangmiddelen zoals misleiding en misbruik van een kwetsbare positie, waardoor de slachtoffers in een uitbuitingssituatie verkeerden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schade te vergoeden, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730030-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 februari 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 18 januari 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2017 tot en met 14 februari 2018 te Leeuwarden en/of elders in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van
seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 1] (sub 6°) en/of
C) een ander te weten [slachtoffer 1] , (telkens) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling (sub 3°),
hebbende verdachte,
- die [slachtoffer 1] vanuit Roemenië en/of Duitsland meegenomen om in Leeuwarden in de prostitutie te laten werken (ondermeer in de “ [club 1] ” en/of “ [club 2] ”) en/of
- een gelegenheid voor die [slachtoffer 1] gezocht waar zij zich kon prostitueren en/of
- telkens het door die [slachtoffer 1] in de prostitutie verdiende geld aan hem laten afstaan en/of bij haar opgehaald en/of
- die [slachtoffer 1] laten werken terwijl ze zwanger was en/of tegen haar gezegd dat ze een abortus moest plegen en/of die [slachtoffer 1] bewogen om een abortus te plegen en/of
- die [slachtoffer 1] in de prostitutie laten werken, terwijl ze heeft aangegeven dat ze dit niet meer wil en/of het koud heeft en/of de hele dag huilt en/of
- die [slachtoffer 1] naar haar werkplek gebracht en/of weer opgehaald en/of
- die Teodori [slachtoffer 1] telkens gebeld en/of gecontroleerd oze
aan het werk was en/of bepaald dat ze langer moet werken as het vrijdag
is en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat ze aan het werk moet
blijven en/of tegen haar gezegd dat hij haar gaat verplaatsen naar een
andere locatie en/of
- zich telkens denigrerend en/of beledigend uitgelaten tegenover die [slachtoffer 1] en/of
- zulks terwijl die [slachtoffer 1] niemand in Nederland kende en/of de taal niet sprak en/of afhankelijk van verdachte was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 juli 2017 te Leeuwarden en/of elders in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) ander feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] , (sub 1) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] , zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 2] , (sub 6°) en/of
C) een ander te weten [slachtoffer 2] , (telkens) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die [slachtoffer 2] , in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling (sub 3°),
hebbende verdachte,
- die [slachtoffer 2] , vanuit Roemenie en/of Duitsland meermalen, althans eenmaal, meegenomen om in Leeuwarden in de prostitutie te laten werken (ondermeer in “ [club 2] en/of [club 1] ”) en/of
- een gelegenheid voor de [slachtoffer 2] gezocht waar zij zich kon prostitueren en/of
- telkens (een deel van) het door die [slachtoffer 2] , in de prostitutie verdiende geld aan hem laten afstaan en/of naar hem laten sturen via Western Union en/of Moneygram en/of
- die [slachtoffer 2] ondermeer laten overnachten in de vitrine waar ze ook werkte en/of
- die [slachtoffer 2] , naar haar werkplek gebracht en/of weer opgehaald en/of
- zulks terwijl die [slachtoffer 2] , niemand in Nederland kent en/of de taal niet sprak en/of afhankelijk van verdachte was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De onder 1 ten laste gelegde mensenhandel (sub 1, 3, 4, 6 en 9) ten aanzien van [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ) kan worden bewezen op grond van haar verklaringen, een verklaring van [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ) en diverse taps van telefoongesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 1] , tussen verdachte en [slachtoffer 2] en tussen verdachte en [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ).
Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer 1] .
De onder 2 ten laste gelegde mensenhandel (sub 1, 3, 4, 6 en 9) ten aanzien van [slachtoffer 2] kan worden bewezen op grond van haar verklaringen, verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige] (verder: [getuige]) en diverse taps van telefoongesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] . Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Feit 1
[slachtoffer 1] ontkende aanvankelijk slachtoffer van mensenhandel te zijn. Na beïnvloeding door de politie, waarbij haar werd voorgehouden dat de politie haar wel als slachtoffer aanmerkte, heeft ze aangifte tegen verdachte gedaan. Uit telefoontaps van 6 en 7 april 2018 kan daarbij worden afgeleid dat haar motivatie om aangifte te doen tevens was gelegen in de omstandigheid dat zij zelf, nu zij in eerste instantie ook als verdachte van mensenhandel werd aangemerkt, niet naar de gevangenis wilde. Verder kunnen wraakgevoelens een rol hebben gespeeld, nu uit haar verklaring bij de rechter-commissaris blijkt dat zij zich verraden voelde door verdachte en [slachtoffer 2] .
Er is geen sprake geweest van toepassing door verdachte van enig dwangmiddel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) jegens [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] is vrijwillig naar Nederland is gekomen. Verdachte heeft haar er niet toe gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling.
Ten aanzien van de (overig) ten laste gelegde handelingen onder de verschillende gedachtestreepjes bevindt zich onvoldoende bewijs in het dossier om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Van een verplichte abortus was geen sprake.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat een eventueel bewezen verklaarde periode dient te worden beperkt, nu er over de periode tussen 25 juni 2017 en 14 februari 2018 geen informatie over verdachte bekend is. [slachtoffer 1] is in die periode ook niet in Nederland geweest.
Feit 2
Jegens [slachtoffer 2] is evenmin sprake geweest van toepassing door verdachte van enig dwangmiddel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, Sr.
[slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij niet kan zeggen dat ze door verdachte is gedwongen prostitutiewerk te doen. Ook zij is vrijwillig naar Nederland gekomen en is er door verdachte niet toe gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling.
Ten aanzien van de (overige) ten laste gelegde handelingen onder de verschillende gedachtestreepjes bevindt zich onvoldoende bewijs in het dossier om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ten aanzien van beide feiten heeft de raadsman aangevoerd dat de verschillende tapverslagen die zich in het dossier bevinden en die de officier van justitie in het nadeel van verdachte uitlegt, ook kunnen worden gelezen op een manier dat ze niet belastend zijn. De stoere taal die verdachte en [medeverdachte] tegenover elkaar bezigen kan slechts grootspraak zijn geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 18 januari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer 1] leren kennen in januari 2017 in Roemenië en op 9 februari 2017 kregen wij echt een relatie. Ik had toen ook nog wel contact met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] is samen met mij naar Nederland gekomen en het was de bedoeling dat zij in de prostitutie zou gaan werken. Wij hadden in Leeuwarden een huurhuis en [slachtoffer 1] betaalde de huur. Het klopt dat [slachtoffer 1] geld naar mijn moeder heeft gestuurd en dat mijn moeder dat voor mij zou bewaren. Ik zat op dat moment moeilijk. In oktober en november 2017 kocht ik dingen in Duitsland van het geld van [slachtoffer 1] . Het ging om 300 à 400 euro om de paar dagen. U houdt mij voor dat uit tapverslagen blijkt dat zij alles voor mij wilde doen, maar zij wilde alles voor ons doen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 312 e.v. (ordner II) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC17005-HPV-01, d.d. 11 juni 2018, inhoudende als
verklaring van [slachtoffer 1] (als verdachte):
(p. 319) A: [verdachte] heeft mij hier gebracht. [slachtoffer 2] maakte veel geld want ze neukte zonder. Ik en [naam 1] maakten niet genoeg geld voor ze en ze verpletterde ons met hun voeten figuurlijk. [medeverdachte] en [verdachte] en [slachtoffer 2] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 mei 2018, opgenomen op pagina 300 e.v. (ordner I) van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 301) A: Het gaat over hoe hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) mij gebruikte en mij probeerde over te halen om dingen te doen. Hij moest stomme meisjes hebben, geen slimme. Hij zei tegen mij dat je met stomme meiden wel zaken kon doen. Met slimme mensen moet je harder werken om wat gedaan te krijgen.
(p. 302) A: Ik moest bewijzen met geld dat ik van hem hield.
V: Wat voor rol heeft die moeder?
A: Zij collecteert het geld en bewaart het voor haar kinderen. [verdachte] en [medeverdachte] haalden ons over, [naam 1] en ik, om geld te sturen op de naam van hun moeder en het geld bleef daar. Dat is via Western Union en Moneygram gegaan.
(p. 303) V: Hoeveel geld heb jij uiteindelijk aan hen gegeven?
A: Vanaf Nederland heb ik meer geld gestuurd. In Nederland heb ik 7 maanden gewerkt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 19 juli 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
U vraagt of ik vrijwillig in de prostitutie zat in Nederland en Duitsland. Niet echt. Ik ben vrijwillig begonnen, maar eenmaal begonnen liet [verdachte] niet toe dat ik zou stoppen. U vraagt mij waaruit dat bleek. Op 9 februari 2017, nadat ik begonnen was als prostituee te werken, wilde ik stoppen omdat ik zwanger was. [verdachte] vond het geen goed idee dat ik zou stoppen. Hij zei dat ik gemaakt was voor dit werk. Ik ben daarna naar Leeuwarden gebracht. Ik ben samen met [verdachte] en [medeverdachte] naar Leeuwarden gekomen.
U vraagt mij waarom ik steeds ben meegegaan en in de prostitutie bleef werken. Ik heb geen
familie en geen huis ik heb helemaal niemand. Alleen [verdachte] had ik. [verdachte] had mij verteld
dat hij mij zou helpen om geld te verdienen. Uiteindelijk heeft hij mij niet geholpen maar heb ik hem geholpen door voor hem als prostituee te werken. U vraagt mij wie het geld kreeg dat ik verdiende. Dat was [verdachte] .
U vraagt mij waarom ik [verdachte] eerst in bescherming wilde nemen. Ik wilde graag dat hij
vrijgelaten zou worden, omdat hij de enige persoon was die ik hier kende.
Ik was zwanger van [verdachte] , maar hij wilde van het kind af. Ik had nog nooit een abortus gehad wilde het kind houden. [verdachte] beloofde dat we na de abortus niet uit elkaar zouden gaan en dat we man en vrouw zouden zijn. Direct na de abortus zei [verdachte] dat hij van mij af wilde. In november 2017 was ik opnieuw zwanger van [verdachte] . Ook toen heb ik een abortus gehad. Later kreeg ik berichten waarin hij beloofde dat we een gezin zouden stichten.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 364 e.v. (ordner I) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 366) V: Wie regelt er nu waar jij werkt.
(p. 367) A: Dat doet hij, [verdachte] .
(p. 369) A: Toen was het verhaal dat ik zwanger was en ik had geen zin om naar het werk te gaan. Hij stuurde mij niet, maar hij moedigde mij aan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 maart 2018, opgenomen op pagina 461 e.v. (ordner I) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 467) V: Na de operatie ging je met [verdachte] naar Leeuwarden. Je vertelde dat [verdachte] daar toen een andere woning had en dat jij bij hen in huis hebt gewoond. Wie betaalde de huur van dat huis?
A: [slachtoffer 1] .
A: Zij werkte bij de vitrines op de Weaze.
7. Schriftelijke bescheiden zijnde verslagen van een opgenomen telefoongesprekken, vermeld op de volgende pagina's van voornoemd dossier:
Opmerking rechtbank: [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) wordt ook [slachtoffer 1] genoemd en onder 71, 72, 73 en 74 wordt zij aangeduid als Nnvrouw en verdachte ( [verdachte] ) als Nnman.
71. ( p. 372, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] d.d. 3 maart 2017 (sessienummer 153):
Nnvrouw zegt dat ze rond 21 u gaat betalen, voordat ze naar huis gaat.
Nnman (de rechtbank begrijpt: verdachte): Hoe dan ook, vanavond blijf je langer.
Nnvrouw: Ja, natuurlijk .. .. het is druk hier.
Nnman: Ja [slachtoffer 1] , het is vandaag vrijdag en de dag waarop de salarissen worden uitbetaald . ... het is tot 01.00 uur open denk ik.
Nnvrouw: Tot 01.00 uur?
72. ( p. 372, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] d.d. 3 maart 2017 (sessienummer 230):
Nnman: Ik sta aan de voorkant bij de ramen ...
Nnvrouw: Wat doe je daar?
Nnman: Ik wilde naar jou komen, zodat je mij een paar centen geeft.
73. ( p. 65, ordner II) inhoudende een gesprek tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] d.d. 4 maart 2017 (sessienummer 575):
Nnvrouw vraagt of hij haar komt ophalen.
Nnman: Nu?
Nnvrouw: Ja.
Nnman: Wat is er met je aan de hand?
Nnvrouw: Ik vertel het je thuis.
Nnman: Hoezo?
Nnvrouw: Babe, [naam 2] heeft een vriend hiernaartoe gestuurd .. ( .. ) en die heb ik buiten geschopt...hij heeft me een klap in mijn gezicht gegeven en is uiteindelijk weggegaan.
Nnman; Echt waar?
Nnvrouw: Echt waar. ( .. )
Nnamn: [slachtoffer 1] , het is zaterdag vandaag, het is tot 01.00 uur
Nnvrouw: Goed, ik blijf tot 01 .00 uur ... ik bel je om 01.00 u.
74. ( p. 374, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] d.d. 5 maart 2017 Nnvrouw zegt dat ze alles voor hen samen zou doen en merendeels voor hem, ze doet dit alleen voor hun toekomst maar als ze niet meer samen zijn, dan doet zij niets meer.
75. ( p. 384, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] d.d. 13 maart 2017 [verdachte] : Ik ga jouw verplaatsen naar een andere vitrine.
[slachtoffer 1] : Welke vitrine dan?
[verdachte] : Ik ga jouw verplaatsen in die andere vitrine met 3 ingangen ... Ik ga wel een vitrine voor je zoeken. Daar lopen meer mensen rond. Ik ga kijken en een kamer voor je zoeken, daar waar ik weet en denk dat ze goed zijn.
76. ( p. 385, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] d.d. 19 maart 2017 (sessienummer 7862):
[verdachte] : Ja. Ik heb haar naar haar werk gebracht. Zij wilde eigenlijk niet gaan werken maar ze weet dat we nu geld nodig hebben. Daarom gaat ze.
77. ( p. 488, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) d.d. 20 maart 2017 (sessienummer 9072):
[verdachte] : Geloof me maar .. we moeten ons gedragen. Gedragen op zo een manier dat zij niet gek wordt.. Zij (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) moet ons niet in de steek laten. Snap je?
[slachtoffer 2] : ik weet het niet. Hoe ga ik dit volhouden?
[verdachte] : Ik weet het. Het is niet makkelijk. Ik heb het zelf ook niet makkelijk .. maar we moeten!
Wij krijgen geen hulp van mijn broer of [naam 1] .. om te kunnen zeggen" maar goed .. toch? We hebben geen andere keus toch? Geen andere variant... [slachtoffer 1] Is echt Ok op dit moment.. .. ze doet echt iets goed voor ons? Toch?
[slachtoffer 2] : [slachtoffer 1] ? Hoe riep je haar vanochtend?
[verdachte] : [slachtoffer 1] . Ze doet echt haar best nu voor jouw. Zij werkt hard .. zelfs tot 10:30 .. 11 uur .. ze werkt en zegt: ik kan niet anders" we hebben geld nodig! Ze doet echt haar best voor jouw.
78. ( p. 54, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte] d.d. 20 maart 2017 (sessienummer 9067):
[verdachte] : [slachtoffer 1] werkt hard. Zij wil geld verdienen zodat wij een tweedehands winkel kunnen starten.
[medeverdachte] : Aha.
[medeverdachte] : Ik heb een reclame geplaatst.. hoe heet het nou .. niet op Lady's ... volgens mij heet het: Indeed?
[medeverdachte] : [slachtoffer 1] ook?
[verdachte] : Ja. Ze kan niet anders. Zij moet dit accepteren want ze heeft geen andere keus. (variant)
(p. 55) [verdachte] : Want kijk man .. [slachtoffer 1] " zij wil graag" ze wil alles voor mij doen. Weetje wat ze tegen mij zegt?
[verdachte] : Alles doe ik .. ik doe alles .. zolang dat jij bij me bent! Ze wilde zelfs haar pols snijden.
79. ( p. 101, ordner III) inhoudende een gesprek tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] d.d. 30 maart 2017 (sessienummer 9097):
[slachtoffer 1] : Toen je met mij ging was ik all geleerd ... geleerd bedoel ik dan: ik was niet dom.
Ik bedoel niet dat ik dit werk toen deed maar ik was niet dom.
[verdachte] : Correct.
[slachtoffer 1] : Ik dacht: dit ga ik nooit doen maar jij inspireert mij: ik kon jouw vertrouwen.
[verdachte] : Ja.
[slachtoffer 1] : En ik wist dat je bij mij zou blijven en dat wij samen iets kunnen doen en dat je mij kan vertrouwen.
710. (p. 56, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte] d.d. 3 april 2018 (sessienummer 19931):
[verdachte] : maar goed, je hebt antibiotica nodig [medeverdachte] .. dat ze pillen slikt, weet je.. en nadat ze geld voor je heeft verdiend, zeg je: rot op! [lacht] (..)
[medeverdachte] : Ja maar heb jij er niet een beetje over nagedacht? .. om de zaken te regelen.. hoe lang kan zij nog werken, hooguit 2 maanden.
[verdachte] : Wees gerust.. [slachtoffer 1] gaat abortus plegen. (..)
[medeverdachte] : Ja.. en ze zei niet nee?
[verdachte] : nee, ze is bang dat ik haar verlaat joh.. (..) ze zei dat ze niets nodig heeft in dit leven, ze zei "laat me geld voor je verdienen, maar respecteer me, ik wil niet dat je mij gaat stressen en dat je met [slachtoffer 2] samen mij voor de gek houdt".
[verdachte] : Luister naar me, wij kunnen veel vrouwen ‘combineren’ [overhalen]... [slachtoffer 1] zei ook, ‘zoals jij en je broer er uitzien...jullie kunnen elke kut hebben, alleen jullie zijn dom, jullie verdoen je tijd met alle domme vrouwen”.
(p. 57) [medeverdachte] zegt dat hij erover na heeft zitten denken, als [verdachte] [slachtoffer 2] wegstuurt en [slachtoffer 1] niet meer kan werken dan is [verdachte] ‘werkloos’.
[verdachte] : Je krijgt afspraken te pakken, spaart geld....daar ga je ‘full-options’ broer...en dan neuk je haar met een condoom...je stopt een paar antibiotica in haar en geeft haar de anticonceptiepil dat ze niet zwanger raakt, dan heb je nergens meer last van. ...als je maar antibiotica hebt, als zij neukt en antibiotica slikt heeft ze geen problemen..(..)
[verdachte] zegt dat [slachtoffer 1] nu 2 uurtjes gaat en met 300 [euro] terugkomt.
[medeverdachte] : Ben je gek?
[verdachte] : Ja, maar we geven veel uit. [...]
711. (p. 59, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] d.d. 5 april 2017 (sessienummer 9067):
(p. 60) [slachtoffer 1] : Zo boos zijn op mij .je verwijt me dingen .. maar toch, denk maar! Ik doe dit werk nog .. ook in zo een toestand .. hoe ik nu ben .. vandaag viel ik bijna flauw in de badkamer! Ik dacht dat ik doodging ..
[slachtoffer 1] lijkt boos te zijn omdat [verdachte] niet denkt aan haar zwangerschap. Zij is zwanger en toch moet zij doorwerken.
[slachtoffer 1] : [slachtoffer 2] denkt dat zij nog kansen heeft ... met jouw!
[verdachte] : Laat haar denken!
712. (p. 63, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] d.d. 10 april 2017 (sessienummer 27017):
[slachtoffer 1] : Was jij het niet die zei dat als je geen geld hebt dat je dan niet bij me blijft? ... zei jij dat niet?
[verdachte] : [slachtoffer 1] ... verdorie, het is voor ons wat jij doet!
713. (p. 64, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] d.d. 11 april 2017 (sessienummer 28603):
[verdachte] : Daarom zeg ik het nu [slachtoffer 1] . .. we hebben geen huis, niets ... daarom houd ik je ... blijf verdomd op je werk.
[verdachte] : Jawel .. . en als ik jou naar het werk stuur, stuur ik je om je eigen bestwil.
(p. 65) [slachtoffer 1] : Ik ging sowieso naar het werk, ja? .... je hoeft mij niet te sturen.
[verdachte] : Nee [slachtoffer 1] ... als ik niets tegen je zeg .. je bent zo iemand die afwacht...zodat je daarna een prik kan uitdelen ... dus als ik niet tegen je zeg, [slachtoffer 1] , kom aan het werk, ... weet je hoe je dan doet? ... je wacht af, kijken of 'stuurt hij mij niet? ... of zó" .... we zitten wel in de rotzooi.
[slachtoffer 1] : Echt? .... is dit rotzooi voor je? ... je hebt een slaapplaats en hebt eten ..... je zult pas een grotere rotzooi zien als ik niet meer werk!. ... ik werk een week niet meer, dan pas zie je rotzooi. .. dan wil je horen ... want het komt niet door mij dat je zo bent terechtgekomen.
714. (p. 511) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] d.d. 18 april 2017 (sessienummer 35954):
[slachtoffer 1] : Wat doe je baby?
[verdachte] : Goed, ik ben aan het wandelen .. hier in de buurt.
[slachtoffer 1] : Mag ik naar huis komen?
[verdachte] : Ik kom je ophalen.
715. (p. 70, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte] d.d. 20 april 2017 (sessienummer 39992):
[medeverdachte] : ik zei tegen haar: als je moeite zou doen en een auto gaat kopen voor mijn broer .. een auto die hij graag wil hebben .. dan laat hij je nooit alleen! Geen seconde! Hij blijft dan altijd dichtbij ..
[verdachte] : Aha ..
[medeverdachte] : Daarvoor doe ik nu zoveel moeite! hahahaha!!
[verdachte] : Aha .. [slachtoffer 1] .. ze is een harten dief! Ze houdt zoveel van mij .. maximaal! Mijn lul man ..
[medeverdachte] : Aha.
[verdachte] : Ben je gek man! Ze zou alles voor mij doen! Ze is nu met een rijke man, bij hem.
[verdachte] : Geld man! Geld! Ik zei tegen haar: [slachtoffer 1] ! Een kind houdt me niet bij je" ik wil geld!!
716. (p. 134, ordner II) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte] d.d. 20 april 2017 (sessienummer 39997):
[verdachte] : Maar [slachtoffer 1] ? ... de eerste dag dat zij werkte heeft ze .. ik weet niet hoeveel verdiend .. ze had in een dag het inkomen voor 2 maanden verdiend .... 500.
[medeverdachte] : Hoe dan ook, daar in Nederland is het relaxed ... ik begrijp je waarom je daar blijft ... deze /hen weten niet de tips /hoe het daar gaat.
[verdachte] : Weet je wat je hier is ... je blijft 2 maanden, jij gaat naar de sportschool en zij gaat werken en daarna ... hup, ga je ergens anders [ .. ]
717. (p. 321, ordner II) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] d.d. 21 april 2017 (sessienummer 40735):
[verdachte] : ben je gek? .. wil je dat ik ga werken?
[slachtoffer 1] : Ik wil je niet laten werken ... ik zei nooit dat je moet gaan werken alleen ik wil een vooruitgang zien.
[verdachte] : Wat voor vooruitgang wil je dat ik doe met lege zakken ... wil je dat ik ga stelen? (..)
[slachtoffer 1] : Nee .... maar je kunt minstens meiden zoeken ... je zei dat je meiden wil gaan zoeken.
[verdachte] : Joh ... om wat te vinden heb je geld nodig .. je moet in Roemenië zijn om [meiden] te vinden (..) ze moeten je kennen om vertrouwen te krijgen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2018 (met bijlagen), opgenomen op pagina 101 e.v. (ordner I) van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op donderdag 22 maart 2018 stuurde [slachtoffer 2] mij de volgende WhatsApp-berichten tussen haar en [slachtoffer 1] :
(p. 113) d.d. 20 februari 2018 (zie p. 103):
[slachtoffer 2] : Want hij zei dat hij van jouw kut een Chrysler wilde kopen en daarna zal hij je dus
verlaten.
(p. 113) d.d. 20 februari 2018 (zie p. 103):
[slachtoffer 2] : Hij heeft met 2 hoofden gespeeld, met die van mij en met die van jou. Hij kwam of bij mij of bij jou, hij kwam bij mij of hij kwam bij jou, snap je.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 18 januari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De relatie met [slachtoffer 2] is op 3 maart 2014 begonnen en geëindigd in januari 2017, toen is zij vertrokken naar Roemenië. Het contact was toen niet beëindigd, ook niet toen ik een relatie kreeg met [slachtoffer 1] . Het was de beslissing van ons beiden dat zij in de prostitutie zou gaan werken. Ik heb wel gevoeld dat [slachtoffer 2] verliefd op mij was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 maart 2018, opgenomen op pagina 461 e.v. (ordner I) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , geboren op 20 juli 1994:
(p. 463) V: Wat vond jij het moeilijkst?
A: dat ik met allemaal soorten mannen moest slapen.
V: Waarom deed je dat dan wel?
A: Toen ik weg gegaan was van huis, was dit eigenlijk weglopen. Ik kon niet gemakkelijk naar mijn familie terug.
V: Wist [verdachte] dit?
A: Ja [verdachte] wist dit.
V: Het geld dat jij verdiende, waar ging dat naar toe?
A: Naar hem (de rechtbank begrijpt: verdachte)!
(p. 464) V: Wanneer ben jij naar Nederland gekomen?
A: Na ruim 2 jaar zijn we naar Nederland gekomen, ik denk dus in 2015.
V: Hoe ging dat?
A: [verdachte] zei dat we naar Leeuwarden zouden gaan. Hij had daar vrienden en volgens hem was er goed werk.
V: Hoe ging het in Leeuwarden?
A: Ik werkte onder andere in [club 2] en [club 1] .
(p. 464) V: Wat deed [verdachte] toen in die tijd?
A: Hij deed niets. Hij verbleef bij een vriend in Duitsland.
V: Waar leefde hij van?
A: Om de 3 à 4 dagen stuurde ik hem tussen de 300 en 600 euro.
A: Eerst via Western Union totdat ik geblokkeerd werd en later via Moneygram.
V: Hoelang heb je dit gedaan?
A: Tot ik een jaar geleden met hem klaar was en de relatie uit ging
(p. 465) V: Hoe ging het verder?
A: Ik ging aan het werk in Leeuwarden. [verdachte] ging steeds vaker heen en weer naar Roemenië en Duitsland terwijl ik in Leeuwarden werkte.
V: Waar verbleef jij?
A: Ik sliep eerst in de vitrine, later hadden wij een huurhuis genomen.
V: Wat kostte het huurhuis?
A: 800 euro per maand.
V: Wie betaalde dat?
A: ik betaalde dat van het geld dat ik verdiende in de prostitutie.
V: Verdiende [verdachte] ook wat?
A: [verdachte] verdiende niets. Hij werkte nooit.
A: Hij had een keertje werk gevonden, maar hij is niet gaan werken. Hij zei dat werken niets voor hem was.
A: Rustig aan ging ik auto's voor [verdachte] kopen zodat hij een auto had. [verdachte] maakte de auto's echter heel snel weer stuk. Ik denk dat ik wel 10 auto's voor hem gekocht heb.
(p. 466) V: Waarom deed je dat?
A: Ik hield van hem. [verdachte] vroeg het mij en ik hielp hem.
V: Hoeveel geld had jij toen in die tijd?
A: Ik had wel iets, maar niet veel. Ik gaf het grootste gedeelte van al mijn geld aan hem, ik had zelf niet veel.
V: Hoe ging het verder?
(p. 467) V: Hoe lang heb jij in totaal in de prostitutie gewerkt?
A: 5 jaar.
V: Hoeveel heb je daar aan over gehouden?
A: Niets.
V: En [verdachte] ?
A: Ook niets. Hij heeft alles opgemaakt.
(p. 468) A: (..) Na de operatie heb ik [verdachte] ongeveer nog 5 x geld gegeven. Ik schat dat ik [verdachte] na de operatie in totaal nog 3000 euro heb gestuurd met Moneygram.
V: Stuurde je dat altijd op naam van [verdachte] ?
A: Ja.
(p. 471) V: Kun jij ons uitleggen hoe het [verdachte] lukte om jou zover te krijgen om dit werk in de prostitutie te gaan doen?
A: Ik weet niet hoe hij het gedaan heeft, maar ik ben verliefd op hem geworden en ben met hem weg gegaan.
(p. 473) A: [verdachte] heeft geprofiteerd van het feit dat ik in de prostitutie werkte.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] : U vraagt naar mijn reactie toen [verdachte] voorstelde om in de prostitutie te gaan werken. Ik weet het niet meer. Ik was te verliefd op hem en de bedoeling was dat wij samen iets zouden opbouwen voor onze toekomst. [verdachte] heeft mij geleerd wat ik moest doen als prostituee. Hij was mijn geliefde. U vraagt waarom ik toch steeds bij [verdachte] bleef. Dat kwam omdat ik stapelgek op hem was. We zijn 5 jaar samen geweest.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 april 2018, opgenomen op pagina 306 (ordner II) e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [slachtoffer 1] (als verdachte):
(p. 309) [slachtoffer 2] maakt geld voor [verdachte] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 februari 2018, opgenomen op pagina 411e.v. (ordner I) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige]:
(p. 426) V: In hoeverre was [verdachte] de pooier van [slachtoffer 2] ?
A: Zij werkte en stuurde de hele tijd geld naar hem. Zij wilde niet dat hij werkte. Ik heb gewerkt met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 2] vertelde dat zij [verdachte] op handen wilde dragen.
6. Schriftelijke bescheiden zijnde verslagen van een opgenomen telefoongesprekken, opgenomen op de volgende pagina's van voornoemd dossier:
61. ( p. 59, ordner II) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] d.d. 5 april 2017 (sessienummer 22165):
(p. 60) [slachtoffer 1] : [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) denkt dat zij nog kansen heeft ... met jouw!
[verdachte] : Laat haar denken!
[slachtoffer 1] : Wat dan?
[verdachte] : Ik heb niets met haar .. ze gaat later haar werk doen en ze weet zelf niet wat zij met haar geld moet doen. Als zij geld heeft gespaard .. ga ik al haar geld ophalen!
[slachtoffer 1] : Serieus?
[verdachte] : Ja.
62. ( p. 66, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte] d.d. 13 april 2017 (sessienummer 30124):
[verdachte] zegt dat [medeverdachte] de advertentie van [slachtoffer 2] moet gaan regelen.
[verdachte] : De steun en toeverlaat is toch [slachtoffer 2] ....
[medeverdachte] : [slachtoffer 2] ja, ... ook met een buikoperatie staat ze aan je zij. [lacht].
[verdachte] : [ .. ] [slachtoffer 2] doet alles wat ik zeg ... waar je haar neerzet, daar blijft ze ... echt!. .. ik zou naar Roemenië durven gaan zonder zorgen omdat ik weet dat ik een 'basis' heb, weet je ...
[verdachte] zegt dat hij tegen [slachtoffer 1] zei dat hij niet hiernaartoe is gekomen als toerist, ze moeten hard werken,
63. ( p. 376, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] d.d. 8 maart 2017 (sessienummer 215):
[verdachte] : Maar ik..geld .... Ik heb geen geld. Hoe komen we dan terug?
NNV: Volgens mij heb ik duizend.
[verdachte] : Ah?
NNV: Volgens mij heb ik alleen maar duizend.
[verdachte] : Yo, rot op dan!
NNV: Wat dacht jij dan? Dat jouw 'Lala' zit niets te doen?
64. ( p. 381, ordner I) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] d.d. 13 maart 2017 (sessienummer 3768):
[verdachte] zegt dat zij zijn vrouw is.
Nnvrouw: Wat voor vrouw ben ik van je, mijn alles ... moet ik vechten voor wat, dat jij me belt en zegt dat ik je schulden moet betalen? ... dat jij je schulden afbetaalt en...wat doe jij ... laat je haar thuis zitten?
[verdachte] : Echt niet...
NNvrouw; Zaterdag was ze niet aan het werk, gisteren was ze niet werken
[verdachte] : Ze was altijd aan het werk, ik zweer het je.
65. ( p. 134, ordner II) inhoudende een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte] d.d. 20 april 2017 (sessienummer 39997):
[verdachte] : Ik zal tegen [slachtoffer 2] zeggen ... ik zei dat ik een studio wil..maar ik wil een Chrysler ... [verdachte] : Maar [slachtoffer 1] ? ... de eerste dag dat zij werkte heeft ze .. ik weet niet hoeveel verdiend .. ze had in een dag het inkomen voor 2 maanden verdiend .... 500.
[medeverdachte] : Hoe dan ook, daar in Nederland is het relaxed ... ik begrijp je waarom je daar blijft ... deze /hen weten niet de tips /hoe het daar gaat.
[verdachte] : Weet je wat je hier is ... je blijft 2 maanden, jij gaat naar de sportschool en zij gaat werken en daarna ... hup, ga je ergens anders[ .. ]
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2018 (met bijlagen), opgenomen op pagina 101 e.v. (ordner I) van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op donderdag 22 maart 2018 stuurde [slachtoffer 2] mij de volgende WhatsApp-berichten tussen haar en [slachtoffer 1] :
(p. 113) d.d. 20 februari 2018 (zie p. 103):
[slachtoffer 2] : Hij heeft met 2 hoofden gespeeld, met die van mij en met die van jou. Hij kwam of bij mij of bij jou, hij kwam bij mij of hij kwam bij jou, snap je.
De rechtbank overweegt allereerst als volgt.
Aan verdachte is zowel onder 1 als 2 ten laste gelegd artikel 237f, eerste lid, Sr, sub-onderdelen 1, 3, 4, 6 en 9. Uit de wettekst van de sub-onderdelen 1 en 6 volgt dat voor bewezenverklaring hiervan is vereist dat sprake is van (oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentie [1] volgt dat de in sub-onderdelen 3, 4 en 9 omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen. In lid 2 van artikel 237f Sr is bepaald dat onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie valt.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen en overige stukken in het dossier de volgende gang van zaken af.
Verdachte heeft zowel met [slachtoffer 2] als met [slachtoffer 1] een affectieve relatie gehad. Verdachte heeft in 2013 allereerst de toen bijna 19-jarige [slachtoffer 2] op het platteland in Roemenië leren kennen. Zij zijn kort daarop naar Duitsland gegaan waar [slachtoffer 2] -naar eigen zeggen- op initiatief van verdachte in de prostitutie is gaan werken. [2] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze het werk heel moeilijk vond maar dat ze het deed omdat ze was weggegaan van huis en niet gemakkelijk naar haar familie terug kon keren. Verdachte was daar volgens haar van op de hoogte. [3] In 2015 zijn verdachte en [slachtoffer 2] op initiatief van verdachte naar Leeuwarden vertrokken waar zij als prostituee ging werken in [club 2] en [club 1] . Zij stond daarbij een groot deel van het door haar verdiende geld aan verdachte af, omdat zij, kort gezegd, van hem hield en hij het haar vroeg. Hun verblijf in Leeuwarden werd tussentijds afgewisseld met verblijven in Duitsland waar [slachtoffer 2] ook als prostituee werkte. In januari 2017 heeft verdachte in Roemenië de toen bijna 21-jarige [slachtoffer 1] leren kennen en heeft haar meegenomen naar de werkplek van [slachtoffer 2] in Duitsland. [slachtoffer 1] ging ook op aanraden van verdachte werken in de prostitutie. Verdachte is in februari 2017 met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar Leeuwarden gegaan waar beide dames (wederom) in de prostitutie gingen werken. Verdachte kreeg in die periode een affectieve relatie met [slachtoffer 1] en onderhield daarnaast ook nog contact met [slachtoffer 2] . Beide aangeefsters waren in die tijd verliefd op verdachte en stonden een groot deel van hun inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden aan hem af. Daarbij was sprake van rivaliteit en jaloezie tussen aangeefsters.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde leidt de rechtbank uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de aan verdachte ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9 van lid 1, artikel 237f Sr bewezen kunnen worden, waarbij jegens [slachtoffer 1] de dwangmiddelen misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht zijn toegepast.
Misleiding
Met betrekking tot het dwangmiddel misleiding overweegt de rechtbank dat verdachte [slachtoffer 1] , van wie hij wist dat ze veel van hem hield en alles voor hem over had, heeft voorgehouden dat zij samen een toekomst zouden hebben. Dit terwijl verdachte in werkelijkheid slechts geïnteresseerd was in haar verdiensten, zoals onder meer uit verschillende tapverslagen blijkt.
Zo zegt [slachtoffer 1] tegen verdachte dat ze alles voor hen samen zou doen en merendeels voor hem, en dat ze dit alleen voor hun toekomst doet. [4] Verdachte bevestigt haar hierin door haar te vertellen dat het voor hen beiden is wat zij doet. [5]
Tegen [medeverdachte] zegt verdachte: "Want kijk man .. [slachtoffer 1] ..zij wil graag..ze wil alles voor mij doen. Weetje wat ze tegen mij zegt? Alles doe ik .. ik doe alles .. zolang dat jij bij me bent! Ze wilde zelfs haar pols snijden. [6] De rechtbank stelt op grond hiervan en mede gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen in samenhang bezien- vast, dat verdachte [slachtoffer 1] aldus heeft misleid waardoor zij prostitutiewerkzaamheden bleef verrichten en geld aan verdachte bleef afstaan.
Misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] 20 jaar was toen zij in januari 2017 de toen 29-jarige verdachte leerde kennen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij aanvankelijk vrijwillig in Duitsland in de prostitutie is gaan werken maar dat zij, eenmaal daarmee te zijn begonnen, niet meer van verdachte mocht stoppen. De rechtbank leidt uit de combinatie van omstandigheden af dat er voor [slachtoffer 1] , eenmaal door verdachte van Duitsland naar Leeuwarden verplaatst om daar haar prostitutiewerkzaamheden voort te zetten, in redelijkheid geen weg meer terug was. Zo had [slachtoffer 1] geen familie en huis waarnaar zij kon terugkeren, zo heeft zij bij de rechter-commissaris verklaard. Verder hield zij van verdachte, die negen jaar ouder was dan zij, een in die levensfase een groot leeftijdsverschil, wat op zich al tot ongelijkwaardigheid in een relatie kan leiden. Verdachte misleidde haar daarbij met hun (vermeende) affectieve relatie, waarbij als extra drukmiddel de rivaliteit en jaloezie die er tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bestond en die door verdachte werd ingezet om haar - uit angst hem te verliezen - aan het werk te houden. Aldus werd zij bewogen zich te blijven prostitueren en haar geld ten behoeve van hem af te staan.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] in de prostitutie heeft gebracht en gehouden en dat hij haar haar inkomsten voor een groot deel aan hem heeft laten afstaan. Mede gelet op het grote belang dat verdachte had bij de inkomsten die [slachtoffer 1] uit de prostitutie genereerde, hecht de rechtbank geen geloof aan deze ontkennende verklaring van verdachte. Verdachte leefde voornamelijk van het geld dat [slachtoffer 1] aan hem afstond. Zijn verklaring ter terechtzitting dat hij zelf een inkomen uit arbeid had heeft hij niet met stukken of anderszins kunnen onderbouwen. De belastende verklaringen van [slachtoffer 1] worden daarentegen ondersteund door meerdere bewijsmiddelen, zoals verklaringen van [slachtoffer 2] en de diverse taps van telefoongesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] en tussen verdachte en [slachtoffer 1] en verdachte en [slachtoffer 2] . Blijkens de tapgesprekken oefende verdachte druk uit op [slachtoffer 1] om geld voor hen beiden te verdienen en maakte hij daarbij bewust misbruik van hun ongelijkwaardige relatie.
De ondergeschikte positie waarin [slachtoffer 1] zich ten opzichte van verdachte bevond heeft haar er tevens toe gebracht haar zwangerschap af te laten breken. De raadsman heeft aangevoerd dat er van een verplichte abortus geen sprake is geweest. De rechtbank leidt echter uit de bewijsmiddelen af dat [slachtoffer 1] tot een abortus is overgegaan uit angst dat verdachte haar zou verlaten en dat zij aldus daartoe is bewogen. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen de volgende bewijsmiddelen in samenhang bezien:
- de verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende: "Ik was zwanger van [verdachte] , maar hij wilde van het kind af. Ik had nog nooit een abortus gehad wilde het kind houden. [verdachte] beloofde dat we na de abortus niet uit elkaar zouden gaan en dat we man en vrouw zouden zijn." [7] .
- een telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte] , inhoudende:
" [verdachte] : "Wees gerust.. [slachtoffer 1] gaat abortus plegen." [medeverdachte] : "Ja.. en ze zei niet nee?" [verdachte] : "nee, ze is bang dat ik haar verlaat joh." [8]
- een telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte] , inhoudende:
" [verdachte] : Geld man! Geld! Ik zei tegen haar: [slachtoffer 1] ! Een kind houdt me niet bij je.. Ik wil geld!!" [9] .
Anders dan de raadsman is de rechtbank op grond van het voorgaande van oordeel dat [slachtoffer 1] zich ten opzichte van verdachte in een afhankelijke positie bevond waarin zij geen andere reële keuze had dan in de prostitutie te blijven werken. De positie waarin zij verkeerde was niet vergelijkbaar met de positie van een mondige prostituee in Nederland. [slachtoffer 1] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte maakte daar misbruik van.
Uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer 1] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte toe is gebracht om zich te prostitueren en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 1] heeft uitgebuit. Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander in de prostitutie worden verricht, terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve, anders dan de raadsman, van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [slachtoffer 1] door verdachte en dat verdachte daartoe ook het oogmerk heeft gehad.
De omstandigheid dat [slachtoffer 1] aanvankelijk vrijwillig in de prostitutie is gaan werken, zoals door de raadsman is aangevoerd, maakt niet dat van een dergelijke dwang geen sprake was. Immers een situatie van uitbuiting kan ook ontstaan nadat aanvankelijk vrijwilligheid bij het slachtoffer bestond indien een dwangmiddel als bijvoorbeeld misleiding, zoals bij [slachtoffer 1] , wordt toegepast. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
De vraag in hoeverre [slachtoffer 1] is beïnvloed bij het doen van aangifte en welke motieven daarbij mogelijk een rol hebben gespeeld, doet aan het voorgaande niet af. Haar verklaringen worden immers door meerdere bewijsmiddelen ondersteund. Het verweer van de raadsman wordt daarom ook op dit punt verworpen.
De omstandigheid dat er over de periode tussen 25 juni 2017 en 14 februari 2018 geen informatie over verdachte bekend is en [slachtoffer 1] in die periode niet in Nederland is geweest, zoals subsidiair door de raadsman is aangevoerd, staat een bewezenverklaring van de ten laste gelegde periode naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg.
De rechtbank acht sub-onderdeel 3 van lid 1, artikel 237f Sr (onder C van de tenlastelegging) niet bewezen. Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting van 18 januari 2019 leidt de rechtbank af dat de gedragingen die verdachte worden verweten niet hebben plaatsgevonden in Leeuwarden en/of elders in Nederland zoals tenlastegelegd. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de handelingen zoals onder de volgende gedachtestreepjes ten laste gelegd evenmin bewezen, te weten:
- dat verdachte een gelegenheid voor [slachtoffer 1] heeft gezocht waar zij zich kon prostitueren;
- dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat ze een abortus moest plegen;
- dat [slachtoffer 1] het koud heeft en/of de hele dag huilt;
- dat verdachte [slachtoffer 1] naar haar werkplek heeft gebracht en/of weer opgehaald;
- dat verdachte zich telkens denigrerend en/of beledigend heeft uitgelaten tegenover [slachtoffer 1] ;
- zulks terwijl [slachtoffer 1] niemand in Nederland kende en/of de taal niet sprak en/of afhankelijk van verdachte was.
Verdachte zal daarom tevens van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde leidt de rechtbank uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de aan verdachte ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9 van lid 1, artikel 237f Sr bewezen kunnen worden, waarbij jegens [slachtoffer 2] de dwangmiddelen misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
Misleiding
Met betrekking tot het dwangmiddel misleiding overweegt de rechtbank dat verdachte [slachtoffer 2] , die naar eigen zeggen stapelverliefd op hem was, heeft voorgehouden dat zij samen een toekomst aan het opbouwen waren. Dit terwijl verdachte in werkelijkheid slechts geïnteresseerd was in haar verdiensten, zoals dat onder meer blijkt uit zijn opmerking tegen [slachtoffer 1] , nadat zij hem vertelde dat [slachtoffer 2] denkt nog kansen bij verdachte te hebben, te weten: "Laat haar denken! Ik heb niets met haar .. ze gaat later haar werk doen en ze weet zelf niet wat zij met haar geld moet doen. Als zij geld heeft gespaard .. ga ik al haar geld ophalen." [10]
De rechtbank stelt op grond hiervan - en mede gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen in samenhang bezien - vast, dat verdachte [slachtoffer 2] aldus heeft misleid waardoor zij prostitutiewerkzaamheden bleef verrichten en geld aan verdachte bleef afstaan.
Misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren.
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie geldt dat dit begrip in lid 6 van artikel 237f Sr is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.”
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] zich in 2013 in een kwetsbare positie bevond, toen zij als 19-jarige vrouw na haar vertrek met de toen 26-jarige verdachte naar Duitsland, niet meer gemakkelijk naar huis kon terugkeren. [slachtoffer 2] heeft zich naar het oordeel van de rechtbank door haar relatie met verdachte, op wie zij stapelverliefd was en die haar een toekomst samen beloofde, vervolgens niet meer aan die kwetsbare positie ten opzichte van verdachte kunnen onttrekken. Verdachte, die zes jaar ouder was dan zij, in die levensfase een groot leeftijdsverschil, wat op zich al tot ongelijkwaardigheid in een relatie kan leiden, misleidde haar met hun (vermeende) affectieve relatie en bewoog haar dusdoende zich te prostitueren en haar geld ten behoeve van hem af te staan.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 2] in de prostitutie heeft gebracht en gehouden en haar haar inkomsten voor een groot deel aan hem heeft laten afstaan. Mede gelet op het grote belang dat verdachte had bij de inkomsten die [slachtoffer 2] uit de prostitutie genereerde, hecht de rechtbank geen geloof aan deze ontkennende verklaring van verdachte. Verdachte leefde voornamelijk van het geld dat [slachtoffer 2] aan hem afstond. Zijn verklaring ter terechtzitting dat hij zelf een inkomen uit arbeid had heeft hij niet met stukken of anderszins kunnen onderbouwen. De belastende verklaringen van [slachtoffer 2] worden daarentegen ondersteund door overige bewijsmiddelen, zoals verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige] en de diverse taps van telefoongesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] en tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Blijkens de tapgesprekken oefende verdachte druk uit op [slachtoffer 2] om geld voor hen beiden te verdienen. Uit de tapgesprekken die verdachte met zijn broer voerde blijkt dat hij bewust misbruik maakte van de ongelijkwaardige relatie die hij met [slachtoffer 2] had. Zijn opmerking tegen [medeverdachte] , te weten: " [slachtoffer 2] doet alles wat ik zeg ... waar je haar neerzet, daar blijft ze ... echt!. .. ik zou naar Roemenië durven gaan zonder zorgen omdat ik weet dat ik een 'basis' heb, weet je ... " [11] spreekt in dit licht boekdelen.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [slachtoffer 2] zich ten opzichte van verdachte in een afhankelijke positie bevond waarin zij geen andere reële keuze had dan in de prostitutie te blijven werken. De positie waarin zij verkeerde was niet vergelijkbaar met de positie van een mondige prostituee in Nederland. [slachtoffer 2] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte maakte daar misbruik van.
Uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer 2] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte toe is gebracht om zich te prostitueren en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] heeft uitgebuit. Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander in de prostitutie worden verricht, terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve, anders dan de raadsman, van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [slachtoffer 2] door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
De rechtbank acht sub-onderdeel 3 van lid 1, artikel 237f Sr (onder C van de tenlastelegging) niet bewezen. Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting van 18 januari 2019 leidt de rechtbank af dat de gedragingen die verdachte hier worden verweten niet hebben plaatsgevonden in Leeuwarden en/of elders in Nederland zoals tenlastegelegd. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de handelingen zoals onder de volgende gedachtestreepjes ten laste gelegd evenmin bewezen, te weten, dat verdachte:
- een gelegenheid voor [slachtoffer 2] heeft gezocht waar zij zich kon prostitueren;
- [slachtoffer 2] , naar haar werkplek heeft gebracht en/of weer opgehaald;
- zulks terwijl die [slachtoffer 2] , niemand in Nederland kent en/of de taal niet sprak en/of afhankelijk van verdachte was.
Verdachte zal daarom tevens van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 februari 2017 tot en met 14 februari 2018 te Leeuwarden en elders in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer 1] , telkens door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
- heeft vervoerd, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1) en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 1] (sub 6°),
hebbende verdachte,
- die [slachtoffer 1] vanuit Roemenië en Duitsland meegenomen om in Leeuwarden in de prostitutie te laten werken (onder meer in de “ [club 1] ” en “ [club 2] ”) en
- telkens het door die [slachtoffer 1] in de prostitutie verdiende geld aan hem laten afstaan en bij haar opgehaald en
- die [slachtoffer 1] laten werken terwijl ze zwanger was en die [slachtoffer 1] bewogen om een abortus te plegen en
- die [slachtoffer 1] in de prostitutie laten werken, terwijl ze heeft aangegeven dat ze dit niet meer wil en
- die Teodori [slachtoffer 1] telkens gebeld en gecontroleerd of ze aan het werk was en bepaald dat ze langer moet werken als het vrijdag is en tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat ze aan het werk moet blijven en tegen haar gezegd dat hij haar gaat verplaatsen naar een andere locatie.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 juli 2017 te Leeuwarden en elders in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer 2] , telkens door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft vervoerd, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] ,
(sub 1) en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 2] , (sub 6°),
hebbende verdachte,
- die [slachtoffer 2] , vanuit Roemenië en Duitsland meegenomen om in Leeuwarden in de prostitutie te laten werken (onder meer in “ [club 2] en [club 1] ”) en
- telkens (een deel van) het door die [slachtoffer 2] , in de prostitutie verdiende geld aan hem laten afstaan en naar hem laten sturen via Western Union en Moneygram en
- die [slachtoffer 2] onder meer laten overnachten in de vitrine waar ze ook werkte.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1 en 2. Mensenhandel, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte zo spoedig mogelijk in vrijheid te stellen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting van 18 januari 2019, het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie en een half jaar schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van twee jonge Roemeense vrouwen. Beide slachtoffers waren verliefd op verdachte en zijn door hem op dusdanige wijze misleid en tegen elkaar uitgespeeld dat zij in hun angst hem (aan die ander) te verliezen, bereid waren prostitutiewerkzaamheden voor hem te verrichten en hun verdiensten aan hem af te staan.
Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht en gehouden, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter.
Uit de door [slachtoffer 1] ter terechtzitting van 18 januari 2019 voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring is gebleken dat de feiten een grote impact op haar hebben gehad en dat zij daar nog dagelijks psychisch nadelige gevolgen van ondervindt.
De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is ook algemeen bekend, groot zijn.
De rechtbank acht voor een combinatie van genoemde strafbare feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur in beginsel gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte (in Nederland) niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verder hebben verdachte en beide slachtoffers niet gedurende de gehele bewezen verklaarde periode in Nederland verbleven en hebben de bewezenverklaarde feiten zich niet onafgebroken maar met tussenpozen in de bewezenverklaarde periode in Nederland voorgedaan.
De rechtbank ziet mede gelet hierop reden een gevangenisstraf van kortere duur op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie. De duur van de op te leggen straf biedt evenwel geen ruimte voor een spoedige invrijheidsstelling van verdachte waar door de raadsman om is verzocht.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 248.825,00 ter zake van materiële schade en
€ 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 5.000,00 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu deze naar zijn mening, zowel voor wat betreft de gestelde materiële schade als de immateriële schade niet zijn onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade wordt in de vorderingen verwezen naar uitspraken in zaken die niet vergelijkbaar zijn met deze zaken. Nader onderzoek naar de schade zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is - anders dan de raadsman - ten aanzien van beide vorderingen van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partijen schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde onder 1 (vordering [slachtoffer 1] ) en onder 2 (vordering [slachtoffer 2] ).
Immateriële schade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt ten aanzien van beide vorderingen met de raadsman vast dat deze voor wat betreft de gestelde immateriële schade niet met stukken zijn onderbouwd.
De rechtbank acht evenwel toewijzing van de gevorderde immateriële schade in beide gevallen tot een bedrag van € 10.000,00 redelijk en billijk. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de gevolgen voor de slachtoffers, voor wie de feiten een grove schending van hun persoonlijke integriteit hebben betekend, en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen, zodat ook deze schade ten aanzien van beide slachtoffers tot genoemd bedrag zal worden toegewezen.
Materiële schade [slachtoffer 1]
De rechtbank is ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gestelde post "gederfde inkomsten", anders dan de raadsman, van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden (en deels met stukken is onderbouwd) dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank stelt evenwel vast dat in het gevorderde bedrag tevens de inkomsten zijn meegenomen die [slachtoffer 1] in Duitsland heeft genoten en die derhalve niet in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde. Tevens blijkt uit de vordering niet in hoeverre rekening is gehouden met periodes waarin [slachtoffer 1] minder klanten heeft gehad, waarover zij heeft verklaard, en dus minder zal hebben verdiend dan waarmee bij de vaststelling van het schadebedrag rekening is gehouden. De rechtbank zal het schadebedrag daarom beperken tot de overboekingen die via Western Union en MoneyGram vanuit Leeuwarden zijn gedaan en waarvan de afschriften als bijlagen bij de vordering zijn ingediend, in totaal ten bedrage van € 10.950,00.
De rechtbank stelt verder vast dat de post "eigen risico ziektekostenverzekering" niet is onderbouwd en derhalve niet voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 1] toewijzen tot een bedrag van
€ 20.950,00 (€ 10.000 + € 10.950), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 februari 2018.
Ten aanzien van het overige deel van de vordering van [slachtoffer 1] beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Materiële schade [slachtoffer 2]
De rechtbank is ten aanzien van de door [slachtoffer 2] gestelde post "gederfde inkomsten", anders dan de raadsman, van oordeel dat uit de toelichting op de vordering voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde.
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 2] daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 15.000,00 (€ 10.000 + € 5.000), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juli 2017.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/730030-18, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 20.950(zegge: twintigduizend en negenhonderd en vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2018.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 20.950 (zegge: twintigduizend en negenhonderd en vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 139 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 10.950,00 aan materiële schade en
€ 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/730030-18, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 15.000,00(zegge: vijftienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 110 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.B. de Wit en
mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2019.
Mr. Dölle, mr. Jongsma en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
2.Verklaring [slachtoffer 2] , p. 462, ordner I.
3.Verklaring [slachtoffer 2] , p. 463, ordner I.
4.Tapverslag, bewijsmiddel 74.
5.Tapverslag, bewijsmiddel 712.
6.Tapverslag, bewijsmiddel 78.
7.Verklaring [slachtoffer 1] , bewijsmiddel 5.
8.Tapverslag, bewijsmiddel 710.
9.Tapverslag, bewijsmiddel 715.
10.Tapverslag, bewijsmiddel 61.
11.Tapverslag, bewijsmiddel 62.