Op 6 november 2019 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. S. Dijkstra in de procedure met nummer LEE 18 / 3647 ZVW. De rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, heeft op 26 november 2019 uitspraak gedaan op dit verzoek. In de overwegingen wordt ingegaan op de wettelijke basis voor wraking, zoals vastgelegd in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid. De verzoeker moet concrete feiten en omstandigheden aanvoeren die objectief rechtvaardigen dat er sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank concludeert dat de stellingen van verzoeker niet voldoende zijn om aan te nemen dat mr. Dijkstra vooringenomen is. Het verzoek tot wraking wordt daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, en de procedure met nummer LEE 18 / 3647 ZVW wordt voortgezet zonder verdere behandeling van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.