ECLI:NL:RBNNE:2019:5191

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
C/19/114009 / HA ZA 16-63 en C/19/126152 / HA ZA 19-49
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor waardedaling van onroerend goed door gaswinning in Groningen

In deze zaak vorderen eisers schadevergoeding voor de waardedaling van hun woning en boerderij als gevolg van gaswinning in Groningen. De rechtbank behandelt twee gevoegde zaken, waarbij de eisers in de eerste zaak (C/19/114009 / HA ZA 16-63) de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) aanspreken voor schade door waardevermindering van hun woning. De rechtbank overweegt dat de NAM aansprakelijk is voor schade door aardbevingen als gevolg van gaswinning, maar dat de schade pas kan worden begroot op het moment dat er een geofysisch stabiele situatie is. De rechtbank besluit een deskundige te benoemen om de marktwaarde van de woning in zowel de feitelijke situatie met aardbevingen als de hypothetische situatie zonder aardbevingen vast te stellen. In de tweede zaak (C/19/126152 / HA ZA 19-49) vorderen eisers schadevergoeding voor materiële schade aan de boerderij en gederfde winst door het niet kunnen exploiteren van een bottelarij. De rechtbank wacht de uitkomsten van een Root Cause Analysis (RCA) af, die door de NAM is aangeboden. De rechtbank wijst een voorschot op de schadevergoeding toe voor de woning, maar niet voor de boerderij, omdat er geen concrete plannen zijn voor executoriale verkoop.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
Vonnis in gevoegde zaken van 18 december 2019
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/19/114009 / HA ZA 16-63 van

1.[eisers] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. P.R.W. Richter te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. R. van Tricht te Amsterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/19/126152 / HA ZA 19-49 van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eisers],
wonende te [woonplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HTWEEO HOLDING B.V.,
gevestigd te Wagenborgen ,
eisers,
advocaat mr. P.R.W. Richter te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Assen,
gedaagde,
advocaat mr. R. van Tricht te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] , [eiser] , HtweeO, (in zaak 19-49: gezamenlijk [eiser] c.s) en NAM genoemd worden.

1.De procedure in de zaak 16-63

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 januari 2017, waarin is besloten de beoordeling aan te houden in afwachting van de eindbeslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank van 2 september 2015 in de zogenoemde WAG-procedure (ECLI:NL:RBNNE:2015:4185) en de verwijzing naar de rol van 14 juni 2017 voor het nemen van een akte door NAM over de voortgang van de procedure bij het Gerechtshof,
  • de akte uitlating WAG-procedure op de rolzitting van 14 juni 2017, waarna de zaak naar de parkeerrol is verwezen,
  • het verzoek van [eisers] en [eiser] bij bericht van 15 februari 2018 om voort te procederen,
- het verzoek van [eisers] en [eiser] op de rolzitting van 4 april 2018 om pleidooi,
- de brief van de griffier van de rechtbank van 19 april 2018 met het voorstel de zaak aan te houden, in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, gesteld bij vonnis van de rechtbank van 10 oktober 2018 (ECLI:NL:RBNNE:2018:4009) ,
- het bezwaar van [eisers] en [eiser] tegen aanhouding op de rolzitting van 25 april 2018, waarna pleidooi is bepaald op 4 maart 2019,
- het verzoek van NAM bij brief van 1 februari 2019 om het pleidooi aan te houden en een nieuwe datum te bepalen,
- het bezwaar van [eisers] en [eiser] bij brief van 12 februari 2019 tegen aanhouding van het pleidooi,
- de brief van de griffier van 13 februari 2019 waarbij aan partijen is meegedeeld dat het pleidooi voor onbepaalde tijd wordt aangehouden, waarna uiteindelijk pleidooi is bepaald op de zitting van 16 oktober 2019,
- het verzoek van [eisers] en [eiser] bij brief van 11 september 2019 om op de zitting van 16 oktober 2019 samen met de gevoegde zaak 19-49 een gezamenlijke mondelinge behandeling te houden,
- de brief van de rechtbank van 18 september 2019 dat gelijktijdig met het pleidooi in de zaak 16‑63 een comparitie na antwoord zal worden gehouden in de zaak 19-49.
  • het proces-verbaal van de zitting gehouden op 16 oktober 2019,
  • de akte wijziging van eis alsmede overlegging productie op de rolzitting van 23 oktober 2019,
  • de antwoordakte op de rolzitting van 30 oktober 2019,
  • de brief van NAM van 8 november 2019 in reactie op het proces-verbaal van de zitting van 16 oktober 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de zaak 19-49

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 20 februari 2019 tot voeging van de zaak (destijds met het zaak- en rolnummer: C/18/188114/HA ZA 18-237) met de procedure in de zaak 16-63,
  • de conclusie van antwoord op de rolzitting van 3 april 2019,
- de brief van de rechtbank van 18 september 2019 dat gelijktijdig met het pleidooi in de zaak 16-63 een comparitie na antwoord zal worden gehouden in de zaak 19-49.
  • het proces-verbaal van de zitting gehouden op 16 oktober 2019,
  • de akte (wijziging van eis in de procedure 16-63 alsmede) overlegging productie op de rolzitting van 23 oktober 2019,
  • de antwoordakte op de rolzitting van 30 oktober 2019,
  • de brief van NAM van 8 november 2019 in reactie op het proces-verbaal van de zitting van 16 oktober 2019.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten in beide procedures

3.1.
[eisers] is eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). Op het terrein, behorende bij deze woning, bevindt zich een waterput. Het water afkomstig uit deze put is bij besluit van 1 juli 2009 door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport erkend als natuurlijk mineraalwater.
3.2.
De woning is per 28 september 2010 door een taxateur van [naam makelaarskantoor] te [woonplaats] getaxeerd op een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van € 1.200.000,00. In het onderliggende taxatierapport van 5 oktober 2010 wordt onder meer vermeld:

C. DOEL VAN DE TAXATIE
De taxatie is bedoeld om inzicht te verstrekken in de waarde van het object ten behoeve van:
1.
Een beoordeling van een aanvraag : t.b.v. een financieringsinstelling
(hypothecaire) geldlening bij
(…)
I. ONDERHOUDSTOESTAND
1. Globaal kan de onderhouds- en bouwkundige staat van het object aldus worden omschreven:
(…)
- binnenonderhoud : Goed
- buitenonderhoud : Goed
- bouwkundige constructie : Goed
2. Verwacht wordt dat de kosten voor direct : Nee
noodzakelijk herstel van achterstallig onderhoud
meer bedragen dan 10% van de getaxeerde
onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en
gebruik.
3.3.
[eisers] en [eiser] zijn sinds november 2010 eigenaren van een perceel grond met daarop een Oldambtsterboerderij (hierna: de boerderij), bestaande uit een woonhuis en een tweetal schuren, staande en gelegen aan [adres] te [woonplaats] . Het perceel van de boerderij grenst aan het perceel van de woning waar de waterput is gelegen. [eiser] en [eisers] zijn voornemens om - via HtweeO - een bottelarij voor dit mineraalwater te exploiteren in de boerderij.
3.4.
[eisers] en [eiser] hebben de boerderij voorafgaand aan de aankoop daarvan laten taxeren door een taxateur van [naam makelaarskantoor] te [woonplaats] . Op 22 oktober 2010 heeft deze taxateur de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van de boerderij getaxeerd op € 420.000,-. In het taxatierapport wordt onder meer vermeld:

C. DOEL VAN DE TAXATIE
De taxatie is bedoeld om inzicht te verstrekken in de waarde van het object ten behoeve van:
Aanvraag hypothecaire geldlening.
(…)
I. ONDERHOUDSTOESTAND
1.
Globaal kan de onderhouds- en bouwkundige staat van het object aldus worden omschreven:
(…)
-
binnenonderhoud : Goed
-
buitenonderhoud : Goed
-
bouwkundige constructie : Goed
2.
Verwacht wordt dat de kosten voor direct : Nee
noodzakelijk herstel van achterstallig onderhoud
meer bedragen dan 10% van de getaxeerde
onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en
gebruik.
3.5.
Om de bottelarij in de boerderij te kunnen exploiteren hebben [eisers] en [eiser] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van de boerderij.
3.6.
Op verzoek van [eisers] en [eiser] heeft Adbeco Accountants en Belastingadviseurs (hierna: Adbeco) een prognose opgesteld voor het exploiteren van de bottelarij. In het rapport van Adbeco van 11 maart 2013 wordt de winst over de jaren 2014-2018 in totaal begroot op € 36.729.170,00.
3.7.
De woning van [eisers] en de boerderij van [eisers] en [eiser] bevinden zich boven het Groningenveld, waar sinds 1963 gas wordt gewonnen door NAM. De gaswinning heeft de afgelopen jaren bodemdaling en aardbevingen veroorzaakt. Zo heeft zich op 16 augustus 2012 een aardbeving in Huizinge voorgedaan, op 8 februari 2013 in Zandeweer, op 9 februari 2013 in ’t Zandt en op 11 februari 2013 in Garrelsweer.
3.8.
[eisers] en [eiser] hebben eind februari 2013 een schademelding gedaan bij NAM ter zake van scheurvorming in de boerderij. NAM heeft de schade laten beoordelen en begroten door Arcadis en vervolgens een geldbedrag aan [eisers] en [eiser] uitgekeerd. [eisers] en [eiser] hebben de schade hiermee in juni 2013 laten herstellen.
3.9.
Nadien hebben zich wederom aardbevingen voorgedaan in de nabije omgeving van de woning en de boerderij. Op 20 juli 2013 heeft zich een aardbeving voorgedaan in Oosterwijtwerd, op 4 september 2013 in Zeerijp, op 13 februari 2014 in Leermens, op 11 maart 2014 in Schildwolde, op 2 juli 2014 in Slochteren, op 1 september 2014 in Froombosch, op 30 september 2014 in Garmerwolde en op 5 november 2014 in Zandweer.
3.10.
Op 13 november 2014 hebben [eisers] en [eiser] opnieuw een schademelding (hierna: schademelding 2) gedaan bij NAM. In 2015 hebben zij twee nieuwe schademeldingen (hierna: schademelding 3 en 4) gedaan bij het Centrum voor Veiling Wonen.
3.11.
NAM heeft schademelding 2 laten beoordelen door Arcadis. Arcadis heeft op
13 januari 2015 een schaderapport uitgebracht, waarin de waargenomen schade aan de boerderij, zoals weergegeven in onderstaande tabel, is gekwalificeerd als “
C-schade” ofwel schade die niet zelfstandig in verband gebracht kan worden met aardbevingen.
Nr
Foto
Schade
Locatie
(…)
Oorzaak gebrek
1
(…)
2. Matige scheur:
Scheur door
verzakking, uitspoeling
voeg en/of zijdelings
druk.
Buitenmuren deel en boerderij.
C
Niet aardbeving gerelateerd.
2
(…)
5. Deformatie, scheefstand:
Scheurvorming buitenwanden door incomplete kapconstructie en doorbuiging onderslag sporen.
Buitenwanden.
C
Door spatkrachten dakconstructie.
3
(…)
8. Vocht, doorslaand/optrekkend: Uitlogen metselwerk.
Buitengevels
C
Achterstallig onderhoud.
4
(…)
7. Verzakking: Scheurvorming door verzakking
Achtergevel en rechterzijgevel.
C
Verzakking en uitlogen metselwerk.
Ten aanzien van de causaliteit tussen de waargenomen schade en de aardbevingen heeft Arcadis in haar schaderapport geconcludeerd:

De karakterisering van het schadebeeld is van dien aard, dat dit schadebeeld waarschijnlijk niet tot de aardbeving te herleiden zijn.
Invloeden van een aardbeving (trillingen of schokken) kunnen niet zelfstandig leiden tot de aangegeven schades. Hiermee is er geen causaal verband tussen de schade en de aardbeving.
Ten aanzien van de schuur heeft Arcadis voorts opgemerkt:
“Schuur: oude draagconstructie en veroudering schuur. Niet bestand tegen zware beving. Schademelder geeft aan het linker gedeelte van de schuur volgend jaar te slopen.”
3.12.
[eisers] en [eiser] hebben ten aanzien van schademelding 2 een contra-expertise laten uitvoeren door KBE. KBE heeft de boerderij op 8 april 2015 geïnspecteerd en op
23 april 2015 een schaderapport uitgebracht. KBE schrijft in haar rapport onder meer:

BEOORDELING
Rechterzijgevel schuur
Het uitbuiken (het bol gaan staan) van deze gevel wordt veroorzaakt door spatkrachten die door de kapconstructie op de gevel worden uitgeoefend. Een uitbuiking van 16 millimeter is voor een 28 meter lange gevel bestaande uit steens metselwerk niet abnormaal. Het kan te maken hebben met werking van de kapconstructie of het in zeer geringe mate doorbuigen van de sporen maar in ieder geval niet met trillingen. Het feit dat deze gevel van de op staal gefundeerde schuur 120 millimeter naar achteren is verzakt is wel abnormaal. Een bouwwerk dat op de vaste bodem is gefundeerd zal zich altijd zetten waardoor er een geringe verzakking kan ontstaan maar niet een verzakking van deze omvang. In dit geval is geen sprake van zetten maar van een verzakking als gevolg van een bodemdaling die naar alle waarschijnlijkheid is veroorzaakt door gaswinning. De scheuren zijn ontstaan omdat de gevel niet in een rechte lijn is verzakt. Ook heeft het ontbreken van dilataties invloed op het ontstaan van scheurvorming.
Er is geen doorbuiging van de kap geconstateerd die eventueel de oorzaak van de geconstateerde schade zou kunnen zijn. Het dakvlak ligt vlak en strak. Doorbuiging van de kapconstructie zorgt ervoor dat er spatkrachten op de muurplaat worden uitgeoefend waardoor de gevel kan gaan uitbuiken. De 16 millimeter over een afstand van 28 meter waarvan hier sprake is, is zoals aangegeven niet noemenswaardig. Het is ook niet waarschijnlijk dat dit erger zal worden omdat de sporen en de gebintconstructie goed zijn gemaakt. Stenen die plaatselijk naar buiten komen, staan los van de kapconstructie. Zoals gezegd worden spatkrachten uitgeoefend op de muurplaat, in dit geval een balk van 65 x 165 millimeter die plat op het metselwerk is aangebracht en op gepaste afstanden aan het metselwerk is bevestigd. Deze kan niet plaatselijk naar buiten wijken. Het is derhalve onmogelijk dat het plaatselijk naar voren gekomen metselwerk is ontstaan door werking van de kapconstructie.
Indien het voeg- en metselwerk van matige kwaliteit is of op sommige plekken losligt kan dit door trilling plaatselijk van positie veranderen en of scheuren veroorzaken, zeker in combinatie met de grove verzakking van 120 millimeter. Nu constructieve oorzaken hier zijn uitgesloten, is dit het meest waarschijnlijk. Het ontbrekende voegwerk in deze gevel is voornamelijk te wijten aan de slechte kwaliteit. Indien er een geringe trilling ontstaat zal dit al gevolgen hebben voor het voegwerk.
In het rapport van Arcadis staat dat de schade is te wijten aan deformatie, scheefstand, incomplete kapconstructie en doorbuiging van de onderslag en sporen (…). Deformatie kan mede de oorzaak zijn omdat de gevel over een lengte van 28 meter niet is voorzien van dilatatievoegen. Scheefstand is in dit geval zeker aan de orde omdat deze gevel 120 millimeter naar achteren in gezakt. Het is overigens niet duidelijk waarom Arcadis de verzakking niet relateert aan de bodemdaling door gaswinning. Mogelijk wordt hier met scheefstand bedoeld dat de gevel iets uit het lood staat. Dan is de verklaring duidelijk en heeft het niets met gaswinning of trilling te maken. KBE deelt de mening van Arcadis dat er sprake is van een incomplete kapconstructie niet. Het rechterdakvlak is vlak en strak. Er is geen sprake van doorbuiging. Voor wat betreft de causaliteit zegt Arcadis dat de karakterisering van het schadebeeld waarschijnlijk niet tot de aardbeving te herleiden is. Dit suggereert dat hier sprake is van een twijfelgeval. KBE is van oordeel dat het, nu er geen aantoonbare oorzaak is van de schone scheuren, het verzakken van de gevel en de op enkele plaatsen naar voren komende stenen, zeker is dat de schade is veroorzaakt door de laatste na de renovatiewerkzaamheden van 2014 waargenomen beving.
De verzakking van de gevel is bij een eerder onderzoek waarschijnlijk niet waargenomen omdat deze vanwege de enorme lengte van de gevel optisch, dat wil zeggen zonder apparatuur, niet is waar te nemen. Mogelijk is de verzakking van 120 millimeter niet volledig veroorzaakt door de laatste trilling maar is de gevel al na eerdere bevingen gaan verzakken. Een dergelijke verzakking van 120 millimeter is onder normale omstandigheden uitgesloten.
Rechterzijgevel woonhuis
Aangezien met de minimicroscoop is vastgesteld dat de scheuren geen schoon breukvlak hebben en van binnen zwart en vies zijn kunnen deze niet van recente datum zijn. De scheuren zijn zeker voor 2014 ontstaan. Deze scheuren hadden kunnen worden hersteld in het kader van de renovatiewerkzaamheden in 2014.
Voorgevel woonhuis
Hier geldt hetzelfde als voor de rechterzijgevel van het woonhuis
Linkerzijgevel woonhuis
Hier geldt hetzelfde als voor de rechterzijgevel van het woonhuis waarbij wel moet worden opgemerkt dat de lateiconstructie boven het raam links naast de veranda te licht is. De bovendorpel buigt door en mede hierdoor zijn scheuren ontstaan.
HERSTELADVIES
Geadviseerd wordt aan de verzakking niets te doen. Als de gevel niet verder zakt, heeft dit constructief geen nadelige gevolgen. Wel is het noodzakelijk dat het metselwerk wordt hersteld. Dit om ernstiger schade in de toekomst te vermijden. Het naar voren gekomen metselwerk dient te worden verwijderd en opnieuw te worden aangebracht. Vervolgens moet ook het voegwerk worden hersteld. Gelet op het feit dat hier ook sprake is van achterstallig onderhoud zouden de kosten voor herstel van het voegwerk niet volledig voor rekening van de NAM moeten komen.
CONCLUSIE
De gebreken aan de rechterzijgevel van de schuur zijn hoofdzakelijk ontstaan door een externe verzakking van 120 millimeter en bevingstrillingen. Het is uitgesloten dat dit soort schade, naar voren komend metselwerk en extreme verzakking, spontaan ontstaat. De scheuren in het woonhuis zijn niet van recente datum en zijn in ieder geval ontstaan vóór de laatste beving en vallen daarom buiten deze expertise.
3.13.
Gezien de verschillende conclusies van Arcadis en KBE ten aanzien van schademelding 2, heeft NAM - overeenkomstig haar destijds geldende schadeprotocol - een derde deskundige ingeschakeld om de schade te laten beoordelen, te weten Totaal Support. Totaal Support heeft de boerderij op 19 augustus 2015 geïnspecteerd en op 15 oktober 2015 een schaderapport uitgebracht. In dit schaderapport wordt onder meer vermeld:

Uit deskresearch en uit onderzoek te plaatse is mij gebleken dat het aangetroffen schadebeeld voornamelijk en grotendeels door zetting of zakking is opgetreden. Voorliggende vraag is vervolgens of het schadebeeld dan significant is vergroot c.q. is verergerd door opgetreden bevingen ten gevolge van gaswinning. Deze vraag dient naar mijn oprechte mening ontkennend te worden beantwoord. Dat is derhalve bij dit object niet aan de orde.
Of er sprake is van bodemdaling door gaswinning, zoals onder andere gesteld in de rapportage van KBE, met vervolgens de zetting en zakkingschade tot gevolg hebbende, is in het kader van deze arbitrage niet onderzocht geworden. Enkel de directe relatie tussen schade en beving(en), is conform de afgegeven opdracht onderzocht en is derhalve niet geconstateerd geworden.
Naast bovenstaande constateringen is er in grote mate van zwaar achterstallig onderhoud aan het object. Dit heeft een dusdanige vorm aangenomen dat bijvoorbeeld de kap van het woonhuis niet langer verantwoord verbonden lijkt te zijn aan het opgaande metselwerk. Het object is bewoond door derden (huurders). Ik acht het niet uitgesloten dat een (zware) beving tot gevolg kan hebben, dat het dak naar beneden komt met alle mogelijke gevolg van dien voor de bewoners en/of anderen.
(…)
Het geheel overziend is het goed verdedigbaar en doet het tevens naar mijn mening voldoende recht aan de voorgestelde redelijkheid en billijkheid in dit dossier, om geen schade uitkering toe te kennen in het onderhavige geschil.
3.14.
Totaal Support heeft tijdens haar inspectie opgemerkt dat de buitenmuur van het woonhuis naar buiten toe aan het uitzetten was en dat dit nader onderzoek vereiste. [eiser] en [eisers] hebben dit gemeld bij het CVW, waarna het CWV Archipunt heeft ingeschakeld om de situatie ter plaatse te onderzoeken. Bij email van 14 september 2015 heeft Archipunt onder meer het volgende aan het CVW laten weten:
" (…) Penanten uit het lood +/- 8 cm. Dit is een zorgelijke situatie.
Voor zover wij kunnen beoordelen komt dit door het ontbreken van een groot deel van de kreupele stijlen. Deze zijn er tijdens een verbouwing aan deze kant van het huis waarschijnlijk uitgehaald, om kamers te kunnen maken. (…). Je ziet het dak golven (…). Gezien de verfsporen op de baksteen van de penanten is het al een langer bestaand probleem. (…)"
Bij brief van 18 september 2015 heeft het CVW aan [eiser] bericht dat sprake is van een onveilige situatie en geadviseerd om spoedig maatregelen te treffen. [eiser] en [eisers] hebben daarop op eigen kosten stutten laten aanbrengen aan de zijmuur.
3.15.
NAM heeft [eisers] en [eiser] bij brief van 25 november 2015 laten weten schadeclaim 2 niet verder in behandeling te zullen nemen.
3.16.
Bij taxatierapporten van 28 december 2015 heeft een taxateur van Viva Makelaars te Winschoten de marktwaarde van de woning van [eisers] per 22 december 2015 getaxeerd op € 400.000,- en de marktwaarde van de boerderij per 10 december 2015 op een marktwaarde van € 300.000,-.
3.17.
NAM heeft schademelding 3 en 4 gezamenlijk laten beoordelen door BBC. BBC concludeert in haar schaderapport van 4 januari 2016 onder meer:

2.2 Causaliteit
In deze woonboerderij doen zich voornamelijk werkingsscheuren en zettingsschade voor. Beving als gevolg van de gaswinning door de NAM heeft nagenoeg geen invloed gehad op deze schades. Bij 2 schades is dit echter niet geheel uit te sluiten. Deze schades zijn als een B schade opgenomen..
2.3
Herstelmaatregelen
(…)
(…)
Schade
Locatie
Maatregel(en) + Toelichting
Cate-gorie
Oorzaak gebrek
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
03 Lichte scheur.
Horizontale en verticale
Scheurvorming in
metselwerk
Zijgevel rechts
woongedeelte
(…) Verwijderen ingescheurd voegwerk metselwerk buitenmuren t.b.v. nieuw voegwerk. (…)
B
Zettingsscheur, mogelijk
verergerd door beving
(…)
03 Lichte scheur.
Horizontale en verticale scheurvorming voegwerk.
Zijgevel rechts woongedeelte
(…)Verwijderen ingescheurd voegwerk metselwerk buitenmuren t.b.v. nieuw voegwerk. (…)
B
Zettingsscheur, mogelijk
verergerd door beving
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
3.2
Herstelkosten
(…)
€ 689.67
Totaalbedrag incl. BTW.
3.18.
In haar schaderapport van 5 januari 2016 concludeert BBC onder andere:

(…) In deze schuur doen zich voornamelijk werkingsscheuren en zettingsschade voor. De gerapporteerde schades zijn exemplarisch voor de geconstateerde gebreken. Bevingen als gevolg van de gaswinning door de NAM hebben geen invloed gehad op deze schades.
3.19.
Viva Makelaars heeft bij brief van 14 januari 2016, in aanvulling op voormeld taxatierapport van 28 december 2015 met betrekking tot de boerderij verklaard:

De marktwaarde in de huidige staat wordt door ondergetekende gesteld op € 200.000,-.
Ondergetekende moet hierbij de kanttekening maken dat naar opinie van ondergetekende de woning in de huidige staat wel eens onverkoopbaar zou kunnen zijn omdat de woning thans in de stutten staat (…) als gevolg van de aanwezige schade. Dit zal naar opinie van ondergetekende tot gevolg hebben dat er een negatief sentiment/gevoel rond de woning ontstaat, wat kopers doet besluiten om elders te gaan kijken.
3.20.
[eisers] en [eiser] hebben zich bij brief van 27 januari 2016 jegens NAM op het standpunt gesteld dat zij ten gevolge van de aardbevingen schade lijden, bestaande uit de waardevermindering van de woning en de boerderij van in totaal € 849.900,-. Zij hebben NAM aansprakelijk gesteld voor deze schade en NAM verzocht om deze schade aan hen te vergoeden.
3.21.
NAM heeft [eiser] en [eisers] bij brief van 2 februari 2016 - kort gezegd - bericht geen gevolg te zullen geven aan hun verzoek om de waardedaling van de woning en de boerderij te compenseren.
3.22.
[eisers] en [eiser] hebben schademelding 3 en 4 aan de Arbiter Aardbevingsschade (hierna: de arbiter) voorgelegd. De arbiter heeft op 29 juni 2016 een schouw gehouden. Tijdens deze schouw zijn de door NAM ingeschakelde experts Arcadis, Totaal Support en BBC gehoord, alsmede de door [eiser] en [eisers] ingeschakelde contra-expert van KBE. Op 18 juli 2016 heeft een nieuwe schouw plaatsgevonden, waarbij de arbiter zich heeft laten bijstaan door deskundige [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [eisers] en [eiser] hebben zich bij deze schouw laten vergezellen door twee contra-experts, te weten [naam 2] en [naam 3] .
3.23.
Bij besluit van 30 september 2016 hebben burgemeester en wethouders gemeente Delfzijl een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van de boerderij.
3.24.
[naam 1] heeft op 3 oktober 2016 op verzoek van de arbiter een deskundigenrapport uitgebracht. In dit rapport wordt onder meer vermeld:
“8 Bevindingen
8.1
Ten aanzien van de rechter schuur
(…) Resumerend ben ik van mening dat de scheuren in het metselwerk van de rechter schuur het gevolg zijn van een iets deformerende kap en slechte staat van het voegwerk van de wanden. Ik zie hierin geen relatie met bevingen als gevolg van gaswinning.
8.2
Ten aanzien van het woonhuis
(…) Omdat ik geen andere oorzaken voor het ontstaan van de (lichte) scheuren in de voor- en oostelijke gevel kan aanwijzen, concludeer ik dat het niet is uit te sluiten dat deze scheuren zijn veroorzaakt door de bevingen. In [9] wordt gelijkluidend geconcludeerd met betrekking tot de lichten scheuren in de oostelijke zijgevel. (…) Ik concludeer dat er geen causaal verband bestaat tussen deze mogelijke metselwerkverplaatsing en de aardbevingen. (…)
8.3
Ten aanzien van de linker schuur
(…) Ik concludeer dat alle aan deze schuur geconstateerde schade niet is ontstaan in de periode 2013-2016 en geheel is te wijten aan de slechte bouwkundige staat (als gevolg van ouderdom), de slechte staat van het metselwerk, en een verzakte fundering. Deze conclusie staat haaks op de mededeling van mw. [eisers] dat, wanneer het pand in 2010 in dezelfde staat verkeerde zoals nu, zij het niet gekocht zou hebben. Mijn reactie daarop is dat er in deze schuur in een zodanige mate sprake is van achterstallig onderhoud dat als gevolg daarvan weer en wind, dag- in dag uit toegang hebben gekregen tot de constructie. Het is aannemelijk dat als gevolg daarvan in een periode van 6 jaar de bouwkundige staat significant verslechtert.
9 Overige rapportages en bevindingen
(…)
9.1
Het rapport van Taxateurs Unie [1].
(…) Dit taxatierapport is opgesteld voor het verkrijgen van financiering voor woonruimte. (…) Gezien de foto’s uit bijlage 4, waarop ook al ernstige scheurvorming in de voorgevel van de linker schuur te zien is, is het merkwaardig dat de toen (in 2010) al aanwezige scheurvorming in en slechte staat van het metselwerk en de gebreken aan de kapconstructie, niet in het rapport zijn vermeld en dat de taxateur van mening is dat een nader bouwkundige onderzoek niet nodig is.
Mijn conclusie is dat uit het in dit rapport ontbreken van een beschrijving van de gebreken van het pand, niet de conclusie mag worden getrokken dat het pand in 2010 in een goede staat van onderhoud verkeerde.
(…)
10 Conclusies
Uit het voorgaande trek ik de volgende conclusies:
  • In de periode 2013-2016 zie ik niet dat er nieuwe schade is ontstaan aan de opstallen op het perceel [adres] te [woonplaats] ;
  • Ik kan niet uitsluiten dat de lichte scheuren in de voor- en oostelijke zijgevel van het woonhuis zijn ontstaan door de bevingen.
  • Ik geef arbiters in overweging om de kosten verbonden aan het plaatsen van de stutten tegen het woongedeelte voor vergoeding in aanmerking te laten komen."
3.25.
De arbiter heeft bij uitspraak van 3 januari 2017 - samengevat weergegeven - geoordeeld dat NAM aansprakelijk is voor de vergoeding dan wel het herstel van de schade, bestaande uit de scheurvorming in de gevels van het woonhuis en de kosten voor het laten plaatsen van de stutten en dat ter zake de overige schade aan de boerderij geen aansprakelijkheid bestaat.
3.26.
BBC heeft op 26 juni 2017 een rapport uitgebracht met daarin een begroting van de herstelkosten waarvoor NAM volgens de arbiter aansprakelijk. De totale kosten zijn daarin begroot op € 2.439,67. NAM heeft [eiser] c.s. aangeboden om dit bedrag te vergoeden.
3.27.
[eiser] en [eisers] hebben [naam 4] , restauratiedeskundige voor problematische monumenten, gevraagd om de afhandeling van de schademeldingen door NAM te beoordelen. [naam 4] heeft op 10 oktober 2017 een rapport uitgebracht. In dit rapport concludeert hij onder meer:
“2.
Geconstateerd kan worden dat de schadetaxateurs van Arcadis en BBC en de
deskundige van de arbiter geen eenduidige, objectieve en inzichtelijke methodiek voor het inventariseren en beoordelen van schade, zoals door TNO ontwikkeld, hanteren.
3. Geconstateerd kan worden dat zowel door Arcadis bij melding 30343, Totaal Support,
BBC Bouwmanagement als de deskundige van de arbiter, dhr. [naam 1] , een mogelijke relatie tussen schade en aardbevingen als gevolg van mijnbouw niet systematisch onderzoeken en de aanwezigheid van gaslocaties, bevingen en de opbouw van de ondergrond zonder motivering op voorhand als omgevingsfactoren uitsluiten.
4. Geconstateerd kan worden dat door alle experts en de deskundige van de arbiter in de analyse van de schade, niet in de juiste volgorde de relatie wordt gelegd tussen hoofdoorzaak, een gevolg en een symptoom. nagelaten wordt een hoofdoorzaak te vermelden en gevolgen worden abusievelijk als oorzaak aangeduid.
5. Nagelaten wordt door de deskundige van de arbiter en door de arbiter de aankooptaxatie van 2010 en het eerste rapport Arcadis van 11 maart 2013 als aannemelijk uitgangspunt in de beoordeling van de ontwikkeling van het schadebeeld en in het bewijsvermoeden op te nemen. De deskundige van de arbiter tracht zelfs de aankooptaxatie van 2010 zonder onderbouwing te weerspreken.
6. Nagelaten wordt door de arbiter een systematisch, zorgvuldig en zo volledig mogelijk onderzoek te laten instellen inzake de vraag van een relatie tussen schade en de aardbevingen.
7. De uitspraak van de arbiter mist deugdelijke onderbouwing en is in zich tegenstrijdig.
3.28.
Op verzoek van [eiser] heeft Strukton Worksphere BV (hierna: Strukton) bij brief van 24 juli 2018 advies uitgebracht voor het herstel van de schade aan de boerderij. Strukton noemt twee opties, te weten het aanbrengen van constructieve verstevigingen (optie 1) en het slopen van de bestaande constructie en de boerderij opnieuw opbouwen (optie 2). Strukton adviseert om voor optie 2 te kiezen omdat dit leidt tot een betere en stabielere constructie en volgens haar goedkoper zal zijn dan optie 1. Volgens de offerte van Strukton bedragen de kosten van het afbreken en opnieuw opbouwen (inclusief aardbevingsbestendig maken) van het woonhuis € 408.620,98 (exclusief BTW en overige kosten als leges en grondonderzoeken) en van de schuren € 753.134,72 (exclusief BTW en overige kosten).
3.29.
Bij brief van 21 augustus 2018 heeft de advocaat van [eiser] c.s. de NAM verzocht om over te gaan tot betaling van de geleden schade aan de boerderij, bestaande uit enerzijds € 1.491,862,52 voor herstel en constructiewerkzaamheden aan de boerderij en anderzijds € 36.729.170,00 aan gederfde winst vanwege het niet kunnen exploiteren van de bottelarij.
3.30.
De Rabobank heeft [eisers] aangezegd haar woning executoriaal te gaan verkopen. Bij vonnis in kort geding van 17 oktober 2019 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is de vordering van [eisers] en [eiser] tegen de Rabobank tot schorsing van de executie afgewezen.

4.Het geschil

in de zaak 16-63

4.1.
[eisers] en [eiser] vorderen - na wijziging van eis - NAM te veroordelen om aan hen te voldoen een bedrag van € 749.900,00 als voorschot op de door hen geleden schade wegens waardevermindering van het onroerend goed, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, een bedrag van € 745,50 ter zake de redelijke kosten ter vaststelling van de schade en veroordeling van NAM in de kosten van deze procedure.
4.2.
[eisers] en [eiser] leggen aan de vordering ten grondslag dat NAM aansprakelijk is voor schade door bodembeweging ten gevolge van gaswinning uit het Groningenveld. Zij stellen dat de woning en de boerderij in waarde zijn gedaald als gevolg van de gaswinning en dat zij daardoor schade lijden, die door de NAM moet worden vergoed.
4.3.
NAM voert verweer en concludeert dat [eisers] en [eiser] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering dan wel de vordering moet worden afgewezen. Zij voert in de eerste plaats aan dat [eisers] en [eiser] niet hebben aangetoond dat de woning en de boerderij door aardbevingen als gevolg van de gaswinning in waarde zijn gedaald. Daarnaast voert zij aan dat dergelijke schade los van verkoop niet voor vergoeding in aanmerking komt. Voor zover de vordering betrekking heeft op de woning, voert NAM aan dat [eiser] wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk is in de vordering nu hij geen eigenaar is van de woning.
in de zaak 19-49
4.4.
[eiser] c.s. vordert NAM te veroordelen om aan hen te betalen (1) een bedrag van € 1.493.696,17 ter zake de door hen geleden schade aan de boerderij, vermeerderd met de wettelijk rente, (2) een bedrag van € 36.729.170,00 ter zake door hen gederfde winst, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en (3) veroordeling van NAM in de kosten van het geding.
4.5.
NAM voert verweer en concludeert dat [eiser] c.s. niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering dan wel dat de vordering moet worden afgewezen. NAM betwist dat de schade aan de boerderij is veroorzaakt door aardbevingen onder meer omdat de trillingen als gevolg van aardbevingen volgens haar op de locatie van de boerderij daarvoor te zwak zijn geweest. Subsidiair voert NAM aan dat de door [eiser] c.s. opgevoerde herstelmethode incorrect is en de opgevoerde herstelwerkzaamheden buitensporig zijn. Wat betreft de gederfde winst voert NAM aan dat HtweeO de enige partij is die door het niet kunnen exploiteren van de bottelarij gederfde winst zou kunnen leiden. De vordering van [eiser] en [eisers] als aandeelhouders van HtweeO stuit daarop reeds af. Inhoudelijk voert NAM in de eerste plaats aan dat zij niet aansprakelijk is omdat er geen sprake is van fysieke schade aan de boerderij als gevolg van aardbevingen door gaswinning en in de tweede plaats dat [eiser] c.s. niet heeft aangetoond dat van enige winstderving sprake is. NAM voert daarnaast aan dat [eiser] c.s. zijn schadebeperkingsplicht heeft geschonden.

5.De beoordeling

in de zaak 16-63

5.1.
NAM heeft naar aanleiding van het proces-verbaal van de zitting - dat buiten aanwezigheid van partijen is opgemaakt - opgemerkt dat haar inhoudelijke reactie op de aangekondigde eiswijziging niet in het proces-verbaal is opgenomen. De rechtbank overweegt dat uit de zittingsaantekeningen van de griffier niet blijkt dat NAM een inhoudelijke reactie heeft gegeven zoals verwoord in de brief van NAM van 8 november 2019. De rechtbank ziet geen reden om het proces-verbaal op dit punt aan te vullen.
5.2.
De rechtbank stelt in de beoordeling voorop dat NAM als exploitant aansprakelijk is voor de schade die ontstaat door aardbevingen als gevolg van gaswinning (artikel 6:177, eerste lid, aanhef en onder b, BW). In het arrest van 19 juli 2019 heeft de HR prejudiciële vragen van de rechtbank over de vergoeding van aardbevingsschade door gaswinning in het Groningenveld beantwoord (ECLI:NL:HR:2019:1278). Op vraag van de rechtbank of waardedaling van een woning door het risico op bodembeweging als gevolg van gaswinning aangemerkt kan worden als schade waarvoor de exploitant aansprakelijk is, ook als de schade zich nog niet heeft gemanifesteerd bij verkoop van de woning, en, zo ja, wat dan de peildatum is voor de begroting van de schade (vraag 7a), heeft de HR het volgende geantwoord:
"Prejudiciële vraag 7a wordt aldus beantwoord dat de omvang van de verplichting van de exploitant om de schade te vergoeden die bestaat in waardevermindering van een woning die het gevolg is van het risico van toekomstige bodembeweging boven het Groningenveld zoals potentiële kopers dat zien en die zich nog niet heeft gemanifesteerd bij (serieuze poging tot) verkoop van de woning, nog niet kan worden begroot. De omvang van de schade kan pas begroot worden op het moment dat sprake is van een geofysisch voldoende stabiele toestand. Dit laat onverlet dat de rechter de mogelijkheid heeft om in zaken als de onderhavige aan de benadeelde een voorschot toe te kennen, indien dat gelet op de omstandigheden van het geval in de rede ligt, waarvan sprake is als voldoende aannemelijk is dat door de benadeelde uiteindelijk schade zal worden geleden."
5.3.
[eisers] en [eiser] hadden oorspronkelijk schadevergoeding wegens waardedaling van de onroerende zaken gevorderd. Naar aanleiding van voornoemd arrest van de HR hebben de [eisers] en [eiser] hun eis gewijzigd en
een voorschotop de schadevergoeding gevorderd. NAM heeft geen bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis. Ook de rechtbank acht de eiswijziging niet in strijd met de goede procesorde en zal daarom in de beoordeling uitgaan van de gewijzigde eis.
5.4.
De rechtbank gaat er in haar beoordeling vanuit dat (het risico op) aardbevingen ten gevolge van de gaswinning een negatief prijseffect (heeft) hebben op woningen, zoals ook is geoordeeld in het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 januari 2018 (ELCI:NL:GHARL:2018:618; onder 8.52). De NAM is tegen dit arrest niet in cassatie gegaan en heeft dit algemene negatieve prijseffect niet bestreden. Niet in geschil is ook dat de onroerende zaken van [eisers] en [eiser] zich in het gebied bevinden, waar aardbevingen door gaswinning plaatsvinden en waar mogelijk sprake is van een waardedaling als gevolg van deze aardbevingen.
5.5.
De rechtbank maakt in haar verdere beoordeling van de vordering onderscheid tussen de gestelde waardedaling van de woning en van de boerderij. De reden daarvoor is dat de Rabobank als hypotheekhouder heeft aangegeven de woning executoriaal te gaan verkopen. Nu de vordering in het kort geding dat [eisers] en [eiser] hebben aangespannen tegen de Rabobank bij vonnis van 17 oktober 2019 is afgewezen, gaat de rechtbank er vanuit dat de woning daadwerkelijk wordt verkocht. Dit betekent dat eventuele schade die bestaat uit waardevermindering van de woning als gevolg van (toekomstige) bodembewegingen boven het Groningenveld zich reeds heeft gemanifesteerd en dus kan worden begroot. Voor zover de woning nog niet is verkocht, is er gelet op de omstandigheden van het geval, reden om een voorschot toe te kennen, voor zover vastgesteld kan worden dat een lagere opbrengst bij verkoop van de woning is te verwachten als gevolg van de gaswinning. Behalve dat de Rabobank de woning executoriaal wil verkopen en de slechte financiële omstandigheden van [eisers] en [eiser] , is daarvoor relevant dat de woning, zoals tussen partijen niet in geschil is, al meerdere keren en langere tijd te koop heeft gestaan.
5.6.
De rechtbank merkt op dat de hiervoor onder 5.5 genoemde omstandigheden niet gelden voor de boerderij. De boerderij is niet verkocht en nu een geofysische voldoende stabiele toestand nog niet is bereikt, kan de gestelde schade door waardevermindering van de boerderij nog niet worden begroot. De boerderij heeft voorts niet te koop gestaan en er zijn op dit moment geen concrete plannen tot executoriale verkoop van de boerderij. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval geen reden om voor de gestelde waardedaling van de boerderij reeds nu een voorschot toe te kennen. De vordering wordt in zoverre afgewezen.
5.7.
Vaststaat dat de woning eigendom is van [eisers] . Nu [eiser] geen eigenaar is van de woning, zal zijn vordering worden afgewezen.
5.8.
Voor wat betreft de begroting van de schade uit waardevermindering van de woning moet naar het oordeel van de rechtbank de waarde van de woning in het vrije verkeer worden vergeleken in de (hypothetische) situatie dat er geen sprake is van aardbevingen als gevolg van gaswinning met de (feitelijke) situatie dat er wel sprake is van aardbevingen als gevolg van gaswinning (vgl. het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 januari 2018, ECLI, NL:GHARL:2018:618, onder 8.55 en 8.56).
5.9.
[eisers] betoogt dat de hypothetische waarde zonder aardbevingsproblematiek moet blijken uit een taxatie van voor 25 januari 2013, omdat vanaf dat moment de media-aandacht een vlucht heeft genomen en de regio te maken kreeg met een negatief imago. Deze waarde dient vervolgens geïndexeerd te worden naar nu. Zij verwijst daarbij naar het taxatierapport van [naam makelaarskantoor] van 5 oktober 2010 die de marktwaarde heeft getaxeerd op € 1.200.000,00, welke waarde zij aan de hand van de Prijsindex Bestaande Koopwoningen heeft geïndexeerd naar een huidige waarde van € 1.074.000. Voor de huidige waarde sluit [eisers] aan bij het taxatierapport van Makelaardij Viva van 28 december 2015 die de woning heeft getaxeerd op € 400.000,00. De waardevermindering als gevolg van gaswinning bedraagt volgens haar derhalve € 674.000,00. Subsidiair betoogt zij dat de waardevermindering door een door de rechtbank aan te stellen deskundige moet worden vastgesteld.
5.10.
NAM betwist de waardedaling van de woning door aardbevingen als gevolg van gaswinning. Zij wijst er op dat [eisers] in de afgelopen jaren schade aan de woning heeft gemeld, maar dat nader onderzoek heeft uitgewezen dat er geen sprake was van aan de aardbevingen gerelateerde schade. Volgens NAM is de woning aan zetting onderhevig. Deze schade heeft een waarde drukkend effect waarvoor NAM niet aansprakelijk is. Daarnaast voert NAM aan dat de door [eisers] gehanteerde methodiek van prijsindexatie ongeschikt is omdat het niets zegt over de ontwikkeling van de woningmarkt in Noordoost Groningen en het niets zegt over de waardeontwikkeling van de woning van [eisers] . Bovendien kunnen volgens NAM de twee door [eisers] aangehaalde taxatierapporten niet dienen voor de berekening van de waardedaling. Uit het taxatierapport uit 2010 blijkt niet welke referentiepanden zijn gebruikt en bovendien was het doel een andere dan bij de taxatie in 2015, namelijk ten behoeve van de financiering. De taxatie uit 2010 wordt door NAM beschouwd als een overschatting van de werkelijke waarde op dat moment mede gezien de terugval op de woningmarkt waar op dat moment reeds sprake van was. Bij de taxatie uit 2015 valt volgens NAM op dat de schade aan de woning niet is vermeld. Bovendien is in de taxatierapporten het (vermeende) effect van de aardbevingen niet geïsoleerd van andere marktomstandigheden die van invloed zijn op de waarde. Alleen door een taxatie op dezelfde datum van de werkelijke waarde van de woning met aardbevingen en de hypothetische waarde zonder aardbevingen, kan een mogelijke invloed van aardbevingen op de waarde van de woning worden geïsoleerd. Nu [eisers] de gestelde schade niet concreet heeft onderbouwd, is er volgens NAM voor benoeming van een deskundige in deze procedure geen plaats.
5.11.
De rechtbank is van oordeel dat bij de vaststelling van de waardevermindering enkel de invloed van aardbevingen meegewogen mag worden en de invloed van andere omstandigheden, zoals andere marktontwikkelingen en (veranderingen in de) de fysieke toestand van de woning, buiten beschouwing moeten worden gelaten (vgl. het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 2 september 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:4185 onder 4.4.16). Om tot een dergelijke vergelijking te kunnen komen, zal, zoals NAM heeft betoogd, een taxatie moeten plaatsvinden op dezelfde datum van de marktwaarde van de woning in zowel de feitelijke situatie met aardbevingen als de hypothetische situatie zonder aardbevingen. Als peildatum geldt het moment van (executoriale) verkoop omdat dat het moment is waarop de schade zich heeft gemanifesteerd dan wel - als de (executoriale) verkoop nog niet heeft plaatsgevonden - het moment van waardering. De rechtbank acht het nodig een onderzoek door een deskundige in te laten stellen naar deze waardes en daarover te laten rapporteren.
5.12.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige, te weten een taxateur in onroerend goed die bekend is met de woningsituatie ter plaatse en de invloed van de aardbevingen op de waardering van de woningen en dat hem of haar de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1. Wat is de marktwaarde van de woning van [eisers] aan de [adres] te [woonplaats] zowel:
(a) in de feitelijke situatie dat er sprake is van aardbevingen in het betreffende gebied als
(b) in de hypothetische situatie dat er geen sprake is van aardbevingen in het betreffende gebied.
De rechtbank verzoekt u als peildatum te hanteren de datum waarop de woning (executoriaal) is verkocht dan wel - als (executoriale) verkoop nog niet heeft plaatsgevonden - het moment van waardering. De deskundige dient bij de waardering uit te gaan van de staat van de woning waarop deze zich op de peildatum bevond (bevindt).
2. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
5.13.
Partijen dienen zich voordat tot benoeming van een deskundige wordt overgegaan uit te laten over:
1. de aard van de verlangde deskundigheid;
2. de vraag of met benoeming van één deskundige kan worden volstaan;
3. de persoon van de deskundige;
4. de aan de deskundige te stellen vragen.
5.14.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken omtrent de persoon van de deskundige.
Voor zover partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de persoon van de deskundige en om die reden iedere partij een deskundige voorstelt, dienen partijen gemotiveerd aan te geven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige, en waarom door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking zou moeten komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onzijdigheid ten opzichte van een of meer van de partijen. Dergelijke zwaarwegende redenen dienen onderbouwd te worden gesteld, bij gebreke waarvan de rechtbank aan bezwaren voorbij zal kunnen gaan. De rechtbank zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
5.15.
De rechtbank ziet aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van artikel 195 Rv., dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Het voorschot zal door NAM moeten worden gedeponeerd. De reden daarvoor is dat NAM aansprakelijk is voor de schade bestaande uit waardedaling van de woning ten gevolge van de aardbevingen en het aannemelijk is dat enige waardedaling heeft plaatsgevonden.
5.16.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte, zodat partijen zich over de onder 5.13 genoemde punten kunnen uitlaten. Partijen dienen de concept akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar te sturen, zodat in de definitieve akte op de akte van de wederpartij gereageerd kan worden.
in de zaak 19-49
5.17.
NAM heeft naar aanleiding van het proces-verbaal van de zitting opgemerkt dat zij tijdens de zitting heeft benadrukt dat NAM keer op keer heeft aangeboden om een RCA onderzoek te laten plaatsvinden, maar dat [eiser] c.s. daar zowel in januari 2019 als tijdens de kort gedingzitting geen toestemming voor heeft verleend. NAM heeft tevens opgemerkt dat zij ter zitting heeft betwist dat de schuren op instorten staan en dat zij heeft opgemerkt dat het door mr. Richter aangehaalde besluit van 29 juli 2019 niet is overgelegd. De rechtbank vindt deze opmerkingen van NAM terecht. Het proces-verbaal wordt op deze punten geacht te zijn aangevuld.
5.18.
[eiser] c.s. heeft aangegeven dat zij graag een RCA onderzoek wil. NAM heeft ter zitting aangegeven nog steeds bereid te zijn om een RCA onderzoek uit te laten voeren en dat partijen hier buiten de procedure om afspraken over kunnen maken. De rechtbank acht het aangewezen om dit RCA onderzoek eerst uit te laten voeren voordat zij een oordeel geeft op de vraag of de gestelde schade het gevolg is van de gaswinning. In afwachting van de uitkomsten van dit onderzoek wordt elke beslissing aangehouden. Nu de zaak is gevoegd met de procedure in de zaak 16-63, is het niet nodig de zaak naar de parkeerrol te verwijzen. Als het RCA onderzoek is uitgevoerd, worden partijen in de gelegenheid gesteld het onderzoek in te dienen en daarop bij akte te reageren. Indien mogelijk kan dit gelijktijdig plaatsvinden met de conclusie na deskundigenbericht in de zaak 16-63. Als dat niet mogelijk is, kunnen partijen de rechtbank verzoeken om een eerdere roldatum voor het indienen van het onderzoek.

6.De beslissing

De rechtbank
in de zaak 16-63
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
29 januari 2019voor akte aan de zijde van beide partijen, zoals hiervoor bedoeld onder 5.16;
6.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week voor de onder 6.1. genoemde roldatum de concept-akten zullen toesturen, opdat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij;
6.3.
houdt voor het overige iedere beslissing aan.
in de zaak 19-49
6.4.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, mr. A. van der Meer en mr. R.L. Vucsán en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019. [1]

Voetnoten

1.type: MS