Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[veroordeelde] ,
Procesverloop
Motivering
ernstig rekeningmee moet worden gehouden dat veroordeelde wederom een in dat lid bedoelde delict zal begaan.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van de veroordeelde. De veroordeelde was in 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en kreeg in 2016 voorwaardelijke invrijheidstelling. De proeftijd van de v.i. was oorspronkelijk vastgesteld op 609 dagen, eindigend op 22 oktober 2018, maar werd eerder verlengd. De officier van justitie heeft op 26 september 2019 een nieuwe vordering ingediend om de proeftijd met twee jaar te verlengen, zodat deze zou eindigen op 22 oktober 2021. Tijdens de zitting op 17 oktober 2019 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman gehoord, evenals een deskundige van Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft de adviezen van de reclassering in overweging genomen, die adviseerden om de proeftijd te verlengen, maar ook de risico's van recidive in kaart gebracht. De verdediging heeft betoogd dat de verlenging van de proeftijd in strijd is met het legaliteitsbeginsel, omdat de wetgeving na de veroordeling van de veroordeelde is gewijzigd in ongunstige zin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wijziging van artikel 15c van het Wetboek van Strafrecht, die per 1 januari 2018 in werking trad, niet van toepassing is op de veroordeelde, omdat deze wijziging niet voorzienbaar was ten tijde van de veroordeling.
De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de proeftijd de kern van de opgelegde straf in ongunstige zin aanpast, wat in strijd is met artikel 7 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren, en is openbaar uitgesproken.