Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
gedaagde,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties van 13 september 2019;
- de aanvullende producties, ingekomen 19 september 2019, van [eiseres] ;
- de producties, ingekomen 20 september 2019, van Welzijn Mensenwerk;
- de akte houdende wijziging van eis, ingekomen op 22 september 2019, van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling gehouden op 23 september 2019 waar [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. Wesselo en waar voor Welzijn Mensenwerk zijn verschenen
[naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door mr. Paanakker. Beide gemachtigden hebben pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
2.De feiten
"(…) Op grond van het onderzoek concludeer ik dat:a) Op basis van de belastbaarheid is het eigen werk van werknemer niet passend.b) Het eigen werk is niet aan te passen.c) Passend werk bij eigen werkgever is niet aan te geven. Overige functies en taakvelden bestaan ook en deels uit contact met cliënten waarvoor werknemer beperkt is.(…)Ik adviseer, (…)b) (…) Daarom adviseer ikper directte starten met activiteiten gericht op het vinden van ander passend werk bij een andere werkgever (2e spoor).(…)d) 1 x per 3 weken overleg van werkgever met werknemer over de voortgang van de genoemde re-integratie activiteiten. Deze schriftelijk vastleggen evenals de resultaten. Dit in verband met het houden van overzicht over dit traject (…)g) de arbeidsmogelijkheden voor werknemer te blijven beoordelen bij de eigenwerkgever (1e spoor). Deze re-integratieverplichting blijft bestaan zolang het dienstverband bestaat. (…)".2.4. De mate van arbeidsongeschiktheid van [eiseres] is in het arbeidsdeskundig onderzoek van 21 mei 2018 bepaald op 54,50%. Na het verstrijken van de termijn van 104 weken arbeidsongeschiktheid is aan [eiseres] vanaf 28 mei 2018 een WIA-uitkering toegekend (in de vorm van een loongerelateerde uitkering). Na 28 mei 2018 heeft [eiseres] geen werkzaamheden meer verricht voor Welzijn Mensenwerk. Omdat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, ontvangt [eiseres] naast de WIA-uitkering een
WW-uitkering.
"(…) Gezien de ernst van de problemen waar mevrouw [eiseres] mee is geconfronteerd, hebben wij met haar afgesproken dat wij (nu) niet verwachten dat zij zich actief op de arbeidsmarkt gaat bewegen. (….)Er is geen ondersteuning nodig bij re-integratie. (…)".
11 december 2018 en 30 juli 2019 hebben ook nog gesprekken plaatsgevonden. Van de gesprekken is geen schriftelijk verslag gemaakt. Welzijn Mensenwerk heeft meegedeeld dat zij niet bereid is om op het voorstel van [eiseres] in te gaan.
3.De vordering en het verweer
I. primair dat Welzijn Mensenwerk wordt bevolen dat zij de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang, althans binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, althans in elk geval vóór 20 november 2019 met instemming van [eiseres] opzegt op grond van artikel 7:669, derde lid, sub b, BW, onder toezegging van het betalen van de transitievergoeding van € 81.000,00 bruto, dan wel gedeeltelijk, te weten voor 56.91% met instemming van [eiseres] opzegt onder toezegging van het betalen van de transitievergoeding van € 46.097,10 bruto, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag dat zij met de nakoming in gebreke blijft met een maximum van € 81.000,00,
II. subsidiair Welzijn Mensenwerk te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis een aanvraag bij UWV te doen om de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669, derde lid, sub b BW te mogen opzeggen en van de toestemming, zodra deze is verkregen, terstond gebruik te maken, onder toezegging van het betalen van de transitievergoeding van € 81.000,00 bruto, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag dat zij met de nakoming in gebreke blijft met een maximum van € 81.000,00,
III. veroordeling van Welzijn Mensenwerk om aan [eiseres] een bedrag van € 81.000,00 bruto als voorschot op de aan haar verschuldigde transitievergoeding, dan wel uit hoofde van een (voorschot op de) aan haar toekomende schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na datum vonnis tot de voldoening, althans tot betaling van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
IV. veroordeling van Welzijn Mensenwerk om aan [eiseres] de proceskosten te betalen.
stelt hiertoe (samengevat) dat Welzijn Mensenwerk het dienstverband ten onrechte 'slapend' houdt alleen om de wettelijke transitievergoeding niet te hoeven uitkeren. [eiseres] stelt dat Welzijn Mensenwerk echter geen gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van het dienstverband omdat vanwege de gezondheidstoestand van [eiseres] geen reëel uitzicht op re-integratiemogelijkheden bestaat. [eiseres] stelt dat Welzijn Mensenwerk vanaf 18 juni 2018 niets heeft ondernomen om re-integratie mogelijk te maken en dat Welzijn Mensenwerk pas nadat [eiseres] het initiatief had genomen tot beëindiging onder toekenning van de transitievergoeding, het standpunt heeft ingenomen dat altijd is gezocht naar passend werk. Verder ziet [eiseres] niet dat Welzijn Mensenwerk door het voorfinancieren van de transitievergoeding in financiële problemen dreigt te komen. Op 20 november 2019 zal [eiseres] de pensioengerechtigde leeftijd bereiken waardoor de arbeidsovereenkomst van rechtswege zal eindigen en [eiseres] niet langer recht heeft op een transitievergoeding. Om die reden stelt [eiseres] spoedeisend belang te hebben bij de vordering.
4.De beoordeling
(i) het bestaan van reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer, waardoor de werkgever een belang heeft bij het in diensthouden van de werknemer;
(iii) het niet (geheel of gedeeltelijk) gecompenseerd zullen krijgen van de transitievergoeding;
(iv) mogelijke andere belangen van de werkgever bij het in dienst houden van de werknemer, anders dan de enkele wens om de transitievergoeding niet te hoeven betalen.