ECLI:NL:HR:2018:416

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
17/02795
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak over verliesverrekeningsbeschikking in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van 2 mei 2017, nr. BK-15/00883, die op zijn beurt voortvloeide uit een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 08/7863). De kwestie betrof een verliesverrekeningsbeschikking die aan belanghebbende was opgelegd voor het jaar 1988, in het kader van de Wet inkomstenbelasting 1964.

Belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken op 23 maart 2018.

Uitspraak

23 maart 2018
Nr. 17/02795
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 2 mei 2017, nr. BK-15/00883, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 08/7863) betreffende de ten aanzien van belanghebbende over het jaar 1988 opgelegde verliesverrekeningsbeschikking in de zin van de Wet inkomstenbelasting 1964.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2018.