ECLI:NL:RBNNE:2019:4207

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
18/850011-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en mishandeling van kwetsbare slachtoffers in Hoogezand

Op 10 oktober 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man uit Hoogezand. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor mensenhandel en mishandeling van twee kwetsbare slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het werven, vervoeren en huisvesten van deze slachtoffers met het oogmerk van uitbuiting. De slachtoffers werden gedwongen om te werken in hennepkwekerijen en in de huishouding van de verdachte, zonder enige betaling. Daarnaast werd er regelmatig geweld tegen hen gebruikt, waarbij de verdachte hen met verschillende voorwerpen sloeg en dreigde met verdere mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gebruik maakte van de kwetsbare posities van de slachtoffers, die beiden in een moeilijke persoonlijke situatie verkeerden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van beide slachtoffers en aan witwassen van de opbrengsten van de uitbuiting. De vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor schadevergoeding zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade heeft erkend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan beide slachtoffers, alsook tot het voldoen aan de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850011-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 oktober 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 september 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving en wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 9 november 2018 te Hoogezand en/of te Sappemeer, (althans) in de gemeente Midden-Groningen,
A) een ander, te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie.
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer 1] , (sub 6°),
immers heeft hij, verdachte:
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij die [slachtoffer 1] financieel wel kon helpen en/of voorgesteld om een hennepkwekerij te plaatsen in de woning van die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat die [slachtoffer 1] een schuld had van 10.000,- euro in verband met de aankoop van apparatuur voor die hennepkwekerij en/of dat er mensen achter die [slachtoffer 1] aan zouden komen in verband met die schuld en/of
- die [slachtoffer 1] laten verblijven in zijn, verdachtes, woning en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij nergens heen mocht en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat die [slachtoffer 1] moest helpen in de huishouding en/of moest koken en/of boodschappen moest doen en/of in de hennepkwekerij(en) van hem, verdachte, werkzaamheden moest verrichten en/of daarvoor die [slachtoffer 1] niet heeft betaald en/of
- die [slachtoffer 1] (meerdere keren per week) heeft geslagen, onder meer met een houten lat/plank en of met de vuist hand(en) en/of met zijn hoofd tegen de deurpost en/of een kast, als die [slachtoffer 1] iets niet (goed) had gedaan en/of als het eten niet klaar was en of niet goed gekruid was en/of
- heeft gedreigd die [slachtoffer 1] over het balkon te gooien als hij iets tegen anderen zou zeggen en of weg zou gaan en/of
- die [slachtoffer 1] (een gedeelte van) zijn weekgeld heeft laten afstaan en of hiervan boodschappen heeft laten doen voor hem, verdachte en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij binnen 2 weken een schuld van 1.000.- euro moest betalen en of dat die [slachtoffer 1] wel in de prostitutie kon werken om deze schuld te betalen,
terwijl die [slachtoffer 1] onder bewindvoering stond en/of over een beperkt inkomen beschikte en/of begeleiding nodig had van maatschappelijk werk en/of (aldus) gebruik heeft gemaakt van de afhankelijksheids- en/of kwetsbare positie van die [slachtoffer 1] , waardoor die [slachtoffer 1] zich niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen aan die uitbuiting door hem, verdachte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2018 tot en met 2 oktober 2018, althans in het jaar 2018, te Hoogezand, (althans) in de gemeente Midden-Groningen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurd en/of geperforeerd trommelvlies en/of een beschadigde oogkas (waardoor die [slachtoffer 1] blijvende schade heeft aan zijn gezichts- en/of hoorvermogen), heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met (de steel van) een hamer op het hoofd te slaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2018 tot en met 2 oktober 2018, althans in het jaar 2018, te Hoogezand, (althans) in de gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] met (de steel van) een hamer op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] een gescheurd en of geperforeerd trommelvlies en/of een beschadigde oogkas heeft opgelopen);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2018 tot en met 2 oktober 2018, althans in het jaar 2018, te Hoogezand, (althans) in de gemeente Midden-Groningen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met de steel van een hamer) op het hoofd te slaan (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] een gescheurd en/of geperforeerd trommelvlies en/of een beschadigde oogkas heeft opgelopen);
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 4 januari 2019, te Hoogezand, (althans) in de gemeente Midden-Groningen,
A) een ander, te weten [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feiteijkhe(i)d(en). door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer 2] , (sub 6°),
immers heeft hij, verdachte:
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij wel bij hem, verdachte, kon wonen toen die [slachtoffer 2] ruzie met zijn moeder had en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat die [slachtoffer 2] moest helpen in de huishouding en/of moest koken en/of
boodschappen moest doen en/of in de hennepkwekerij(en) van hem, verdachte, werkzaamheden moest verrichten en of daarvoor die [slachtoffer 2] niet heeft betaald en/of
- die [slachtoffer 2] (meerdere keren per week) heeft geslagen, onder meer met een houten lat/plank en/of een koekenpan en/of een tegel en/of met de vuist/hand(en), als die [slachtoffer 2] iets niet (goed) had gedaan en/of als het eten niet klaar was en/of niet goed gekruid was en/of
- die [slachtoffer 2] met de deksel van een pan tegen de slaap heeft geslagen en/of op/tegen het hoofd heeft geschopt en/of op het hoofd heeft gestampt en/of
- heeft gedreigd die [slachtoffer 2] te slaan en/of de familie van die [slachtoffer 2] iets aan te doen als die [slachtoffer 2] , iets niet wilde doen en/of
- heeft gedreigd die [slachtoffer 2] over het balkon te gooien als hij iets tegen anderen zou zeggen en/of weg zou gaan en/of
- die [slachtoffer 2] (een gedeelte van) zijn inkomen heeft laten afstaan en/of hiervan boodschappen heeft laten doen voor hem, verdachte,
terwijl die [slachtoffer 2] een beperkt IQ en/of sociale vaardigheden heeft en/of (aldus) gebruik heeft gemaakt van de afhankelijksheids- en/of kwetsbare positie van die [slachtoffer 2] , waardoor die [slachtoffer 2] zich niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die uitbuiting door hem, verdachte;
4.
hij op of omstreeks 4 februari 2019 te Hoogezand, (althans) in de gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 3] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een bezemsteel op/tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 februari 2019 te Hoogezand, (althans) in de gemeente Midden-Groningen, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] met een bezemsteel op/tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te slaan;
5.
hij in of omstreeks de maand oktober 2018, te Hoogezand, (althans) in de gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 3] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een koevoet richting het hoofd en/of tegen de arm van die [slachtoffer 3] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen dat
hij in of omstreeks de maand oktober 2018, te Hoogezand, (althans) in de gemeente Midden-Groningen, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] met een koevoet tegen de arm te slaan;
6.
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2016 tot en met 12 februari 2019, te Hoogezand, (althans) in de gemeente Midden-Groningen, althans in Nederland, een voorwerp, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) geld, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en of omgezet, en/of van (een) hoeveelhe(i)d(en) geld gebruik heeft gemaakt. terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
7.
hij in of omstreeks de maand november 2018 te Westerbroek, (althans) in de gemeente Midden-Groningen, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 500,- euro (te weten in totaal 4.000,- euro) heeft uitgegeven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 3, respectievelijk de uitbuiting van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Hiertoe heeft hij - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het werken in hennepkwekerijen, het uitvoeren van huishoudelijke taken en het afstaan van inkomsten door toepassing van de dwangmiddelen dwang, geweld, dreiging met geweld, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2 primair en subsidiair en feit 4 primair, kort gezegd de (poging tot) zware mishandeling van respectievelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ). Hij heeft daartoe ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat met een hamer is geslagen. De onder 2 meer subsidiair en onder 4 subsidiair ten laste gelegde mishandelingen kunnen bewezen worden, evenals de onder 5 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 3] door hem met een koevoet te slaan.
De officier van justitie heeft voorts veroordeling gevorderd voor het onder 6 ten laste gelegde witwassen en het onder 7 ten laste gelegde uitgeven van vals geld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 1, 2, 3, 6 en 7 en ook dient te worden vrijgesproken van feit 4 primair en 5 primair. Hij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn. Zij hebben contact met elkaar gehad, waardoor het waarschijnlijk is dat de inhoud van hun verklaringen fors is aangedikt of zelfs onjuist is. Ook familieleden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijken zowel onderling als met (mogelijke) andere getuigen te hebben gesproken, waardoor mogelijk sprake is geweest van 'collaborative storytelling'. Al met al kunnen de afgelegde verklaringen niet als betrouwbaar worden aangemerkt. Bovendien is het door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vertelde verhaal alleen al onwaarschijnlijk omdat niet bewezen kan worden dat hij betrokkenheid had bij hennepkwekerijen en omdat verdachte veel aan het werk was.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] konden de woning van verdachte verlaten wanneer ze wilden en konden vrijelijk beschikken over een mobiele telefoon en internet. Ten aanzien van feit 4 primair en 5 primair heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen, mede omdat niet vastgesteld kan worden in welke richting en met hoeveel kracht is geslagen.
Oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid aangevers en getuigen
De rechtbank constateert dat uit het dossier inderdaad volgt dat aangevers en diverse getuigen met elkaar over de zaak hebben gesproken, (deels) alvorens er verklaringen bij de politie zijn afgelegd. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank dat deze verklaringen weliswaar kritisch op hun betrouwbaarheid moeten worden getoetst, maar het betekent niet dat ze per definitie onbetrouwbaar zijn. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de verschillende verklaringen gedetailleerd zijn, zoals bijvoorbeeld die van de collega's van [slachtoffer 2] die verklaren over zowel het letsel van [slachtoffer 2] als over de verandering die zij in zijn functioneren hebben waargenomen. Ook constateert de rechtbank dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op diverse punten ondersteund worden door bewijs uit andere, meer objectieve bronnen. Ten aanzien van het laten werken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hennepkwekerijen wijst de rechtbank op het aantreffen van aan de hennepteelt gerelateerde voorwerpen bij verdachte thuis en op de op de telefoons van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangetroffen foto's van hennep - daterend uit de periode dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nog (lang) geen aangifte tegen verdachte hadden gedaan. Ten aanzien van het afdragen van inkomsten wijst de rechtbank onder meer op bankgegevens en door verdachte verzonden WhatsApp-berichten inhoudend dat [slachtoffer 2] zijn loon van zijn rekening moet halen en rekeningen moet betalen. Uit de WhatsApp-berichten volgt naar het oordeel van de rechtbank ook dat verdachte [slachtoffer 2] opdrachten gaf, kleineerde en dreigde te mishandelen. Dit beeld komt geheel overeen met het door aangevers (en deels door getuigen) geschetste beeld van verdachte en hoe hij zich gedroeg ten opzichte van (onder meer) [slachtoffer 2] . Al met al acht de rechtbank de afgelegde verklaringen betrouwbaar en zal zij deze gebruiken voor het bewijs.
Beoordeling van feit 1 en 3: mensenhandel gepleegd ten opzichte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank gaat bij de vaststelling van de feiten uit van de verklaringen zoals afgelegd door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Deze verklaringen ondersteunen elkaar en worden voorts ondersteund door verklaringen van getuigen en overige bewijsmiddelen zoals nader op te nemen onder het kopje 'Bewijsmiddelen'. De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen het volgende vast:
[slachtoffer 2] heeft een IQ van tussen de 70 en 80 en heeft ODD. Hij had ruzie thuis en toen verdachte hem in 2017 aanbood om bij hem te komen wonen, ging [slachtoffer 2] daarop in.
[slachtoffer 1] stond onder bewindvoering en kreeg begeleiding van een ambulant hulpverlener. Hij had een woning samen met zijn vriendin. Toen zijn vriendin hem verliet, raakte hij in een dip. Verdachte bood hem aan om bij hem en [slachtoffer 2] te komen wonen en een hennepkwekerij in zijn ( [slachtoffer 1] ) eigen woning te beginnen. [slachtoffer 1] stemde hiermee in en verdachte zorgde ervoor dat er een hennepkwekerij in [slachtoffer 1] woning werd geplaatst. Vervolgens werd aan [slachtoffer 1] gezegd dat hij een schuld van € 10.000,00 had.
Verdachte liet zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] werkzaamheden doen in diverse hennepkwekerijen. Tevens liet hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] huishoudelijke taken in zijn woning doen. [slachtoffer 2] moest dit alles aanvankelijk naast zijn fulltime baan (40 uur) doen. Zodra [slachtoffer 2] zijn loon ontving, nam hij het meteen op en gaf hij het (grotendeels) aan verdachte. Ook [slachtoffer 1] stond zijn weekgeld af aan verdachte. Op enig moment werd het contract van [slachtoffer 2] niet verlengd, omdat hij vaak moe en gewond op zijn werk verscheen, waarvoor hij smoesjes verzon. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] werd met enige regelmaat mishandeld door verdachte. Verdachte werd bijvoorbeeld boos als een van hen in zijn ogen iets niet goed had gedaan. Verdachte sloeg hen ook met voorwerpen zoals een lat, een tegel of een pan. Ook dreigde verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te mishandelen of hun familie iets aan te doen. Op enig moment toen verdachte weg was, is [slachtoffer 1] de woning uit gevlucht. Hij is vervolgens ondergedoken uit angst voor verdachte. Nadat [slachtoffer 1] zijn verhaal had gedaan bij zijn familieleden en de politie, heeft de familie van [slachtoffer 2] hem, [slachtoffer 2] , weggehaald bij verdachte.
De centrale vraag die de rechtbank dient te beantwoorden ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde is - kort gezegd - of verdachte zich door zo te handelen schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
De rechtbank overweegt conform vaste jurisprudentie [1] dat de vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), niet in algemene termen is te beantwoorden, maar sterk is verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald.
Ten aanzien van de aard van de werkzaamheden overweegt de rechtbank dat sprake was van het doen van onbetaald werk in hennepkwekerijen en in het huishouden. [slachtoffer 2] werkte ongeveer twee jaren om de dag 1,5 à 2 uur in hennepkwekerijen. Omdat [slachtoffer 2] een groot deel van die periode een fulltime baan had, gebeurde dit vaak in de avonduren en was dit extra belastend voor hem. Bij [slachtoffer 1] ging het om ongeveer viereneenhalve maand lang 20 uur per week werken in hennepkwekerijen. De rechtbank stelt vast dat het werken in een hennepkwekerij een strafbare activiteit is en dat 'uitbuiting van strafbare activiteiten' expliciet is opgenomen in de wettekst van artikel 273f, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] liepen door het werk in de hennepkwekerijen een risico om gepakt te worden met alle strafrechtelijke gevolgen van dien.
Ten aanzien van de beperkingen die het werk voor de betrokkenen meebracht, overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet werden betaald en dat zij hun (legale) inkomsten inleverden bij verdachte. Bovendien werden zij met regelmaat geconfronteerd met geweld van de zijde van verdachte. [slachtoffer 1] mocht daarnaast niet (vaak) meer naar zijn eigen huis.
Ten aanzien van het economisch voordeel overweegt de rechtbank dat verdachte voordeel genoot doordat hij geen loon (aan anderen) hoefde te betalen voor het verrichtte werk in de hennepkwekerijen en het huishouden. Ook profiteerde verdachte van het weekgeld van [slachtoffer 1] en van het salaris van [slachtoffer 2] ; in totaal ruim € 20.000,00.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat sprake was van uitbuiting. Dat geldt te meer nu [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in een uitbuitingssituatie bevonden, waarover de rechtbank hierna een en ander overweegt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte bij de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebruik gemaakt van de dwangmiddelen dwang, geweld, dreiging met geweld of een feitelijkheid en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. Ten opzichte van [slachtoffer 1] heeft verdachte tevens gebruik gemaakt van het dwangmiddel (dreigen met) een andere feitelijkheid door [slachtoffer 1] voor te houden dat hij een schuld had die hij moest aflossen en dat er mensen achter hem aan zouden komen.
Ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kwetsbare jongens waren, die bovendien ongeveer twintig jaar jonger dan verdachte waren. Voor het bewijs van door "misbruik" handelen is toereikend dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer.
Zoals reeds genoemd hadden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beide de nodige problemen, waarvan verdachte op de hoogte was. Ter terechtzitting gaf verdachte ook aan dat hij wist dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kwetsbare jongens waren. Van [slachtoffer 1] wist verdachte ook dat hij bewindvoering had. Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hierdoor in een kwetsbare positie verkeerden en dat verdachte hierdoor - en vanaf enig moment ook door het vele geweld dat hij op hen uitoefende - overwicht op hen had, staat naar het oordeel van de rechtbank vast.
Door onder de genoemde omstandigheden desalniettemin - kort gezegd - onderdak aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te bieden, hen zonder betaling te laten werken in hennepkwekerijen en in zijn huishouden en door hen de inkomsten die zij ontvingen te laten afstaan, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan de mensenhandel zoals ten laste gelegde onder 1 en 3, sub-onderdelen 1, 4 en 6.
Dat verdachte zelf niet vaak thuis en was en dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zelf konden beschikken over een mobiele telefoon en de woning van verdachte vrijelijk konden verlaten (zoals aangevoerd door de raadsman), doet hier niet aan af, nu in het geval van toepassing van dwangmiddelen eventuele vrijwilligheid of instemming niet in de weg kan staan aan een bewezenverklaring van uitbuiting. [2] De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich door de door verdachte gecreëerde situatie niet vrij voelden zich te onttrekken aan verdachte en de dingen die zij voor hem moesten doen.
Onder die omstandigheden kan aan het kunnen beschikken over een telefoon en de mogelijkheid de woning te kunnen verlaten niet de betekenis toe die de raadsman daaraan hecht.
Feit 2: de (poging tot) zware mishandeling van [slachtoffer 1]
De rechtbank gaat bij de bewezenverklaring uit van de verklaring van [slachtoffer 1] (bewijsmiddelen 2 en 3), ondersteund door de medische informatie (bewijsmiddel 5) waaruit volgt dat [slachtoffer 1] geperforeerde trommelvliezen heeft opgelopen.
De verklaring van [slachtoffer 1] over het ontstaan van dit letsel - namelijk doordat verdachte hem met de steel van een hamer heeft geslagen - wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] inhoudende dat verdachte [slachtoffer 1] (en [slachtoffer 2] ) regelmatig sloeg en daarbij ook voorwerpen gebruikte. Dat er buiten de verklaring van [slachtoffer 1] geen bewijsmiddel is voor het slaan met de steel van een hamer staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan bewezenverklaring van dit onderdeel, nu niet voor elk onderdeel van de tenlastelegging meer dan een bewijsmiddel nodig is.
Ten aanzien van het letsel constateert de rechtbank dat in de informatie van de huisarts wordt genoemd dat sprake is van geperforeerde trommelvliezen. Een beschadigde oogkas (zoals ten laste gelegd) wordt niet genoemd. Dit letsel acht de rechtbank daarom niet bewezen.
Voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde zware mishandeling is noodzakelijk dat het opgelopen letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank beoordeelt dit conform vaste rechtspraak [3] aan de hand van de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. In het geval van [slachtoffer 1] is geen sprake geweest van medisch ingrijpen en er is geen informatie omtrent het te verwachten herstel van het gehoor van [slachtoffer 1] . Naar het oordeel van de rechtbank is de aard van het letsel op zichzelf onvoldoende om desondanks te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wel bewezen kan worden. Door met de steel van een hamer - zijnde een hard voorwerp - op het hoofd - zijnde een kwetsbaar lichaamsdeel - van [slachtoffer 1] te slaan, bestond wel de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm kan het niet anders kan zijn dan dat verdachte de kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard.
Feit 4 en 5: (poging tot zware) mishandeling van [slachtoffer 3]
De rechtbank constateert dat de verklaring van [slachtoffer 3] (bewijsmiddelen 13 en 14) als het gaat over feit 4, het slaan met een bezemsteel, wordt ondersteund door onder meer de medische gegevens (bewijsmiddel 16) en de verklaring van verdachte inhoudende dat hij [slachtoffer 3] "te grazen heeft genomen" in combinatie met de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] inhoudende dat verdachte regelmatig sloeg met voorwerpen. Dat er buiten de verklaring van [slachtoffer 3] geen bewijsmiddel is voor het slaan met een bezemsteel staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan bewezenverklaring van dit onderdeel van feit 4, nu niet voor elk onderdeel van de tenlastelegging meer dan een bewijsmiddel nodig is.
Met betrekking tot de onder 5 ten laste gelegde mishandeling met een koevoet bestaat het bewijs uit de verklaring van [slachtoffer 3] , ondersteund door de medische gegevens (bewijsmiddel 16) en de verklaring van [slachtoffer 1] (bewijsmiddel 3) die aangeeft te hebben gezien dat verdachte [slachtoffer 3] met een koevoet sloeg.
Door met harde voorwerpen zoals een bezemsteel en een koevoet tegen of in de richting van het hoofd - een kwetsbaar lichaamsdeel - van [slachtoffer 3] te slaan, bestond de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm kan het niet anders kan zijn dan dat verdachte de kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht de onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook bewezen.
Feit 6: witwassen
Zoals volgt uit hetgeen overwogen ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte financieel voordeel heeft verkregen door de uitbuiting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte inkomsten had uit hennepkwekerijen en beunklussen. Deze inkomsten zijn aan te merken als voorwerpen afkomstig uit eigen misdrijf.
Conform vaste jurisprudentie [4] is voor een bewezenverklaring van witwassen van voorwerpen uit eigen misdrijf nodig dat in het geval van het enkele verwerven of voorhanden van deze voorwerpen hebben sprake is van een gedraging van verdachte gericht op het verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat daarvan in de onderhavige zaak geen sprake is. Echter, aan het eveneens ten laste gelegde overdragen, omzetten en gebruikmaken van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen kleeft dit extra vereiste voor een bewezenverklaring niet. Nu verdachte naar het oordeel van de rechtbank (een deel van) het van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] afkomstige geld heeft gebruikt voor de aanschaf van een auto, voor boodschappen, om rekeningen van te betalen en hij een deel van het geld naar een datingbureau in Oekraïne heeft verzonden, kan het onder 6 ten laste gelegde witwassen door het overdragen, omzetten en gebruikmaken van een misdrijf afkomstig goed bewezen worden.
Feit 7: het uitgeven van vals geld
De rechtbank is gelet op onder meer de verklaringen van [slachtoffer 1] , diens vader [getuige 1] (bewijsmiddel 7) en [slachtoffer 2] (bewijsmiddel 18) van oordeel dat eveneens bewezen kan worden dat verdachte vals geld heeft uitgegeven door dit geld in een tas met kleding van [slachtoffer 1] te stoppen en bij [slachtoffer 1] voor de deur te zetten.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 26 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren kwetsbare jongens. [slachtoffer 1] was een beetje sneu. Zijn vriendin was bij hem weggegaan, hij had verslavingen en stond onder bewindvoering. Dat wist ik.
[slachtoffer 2] had problemen thuis. Hij was door zijn moeder op straat gezet. Ik wist dat het een kwetsbare jongen was, dat was ook wel aan hem te zien. Ik heb [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij mij in huis laten wonen. Een auto waar ik in reed is deels betaald door [slachtoffer 2] .
Ik heb [slachtoffer 1] een keer klappen gegeven. Ik heb [slachtoffer 2] wel eens geslagen en ik heb hem een keer een low-kick, een trap, gegeven. Ik heb [slachtoffer 3] een dreun tegen zijn hoofd gegeven.
Ik heb vals geld gehad. Nadat [slachtoffer 1] uit mijn huis was vertrokken, heb ik een tas met daarin kleding van hem bij zijn ouders afgeleverd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 december 2018, opgenomen op pagina 50 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland NNRCC19001/Bratan d.d. 17 april 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ongeveer april mei van dit jaar ging mijn relatie met mijn vriendin over en kwam ik in een dip terecht. Ik woonde samen met mijn vriendin maar ze ging bij me weg. Ik hoorde [verdachte] rond die tijd tegen mij zeggen dat hij mij financieel wel wilde helpen en hij stelde voor plantjes op zolder te zetten. Hij bedoelde hiermee dat hij weedplanten wilde verbouwen om zo aan extra geld te komen. Ineens zei hij mij dat ik 10.000 euro schuld had voor apparatuur die hij had aangeschaft voor de teelt. [verdachte] vertelde mij ook dat er Albanezen bij hem waren geweest voor mij omdat ik die 10.000 euro moest betalen. Ik moest ook meehelpen bij andere plantages bij jongens thuis en ook bij hem thuis aan de [straatnaam] moest ik meehelpen met een kwekerij die hij had in een slaapkamer.
De druk die [verdachte] op mij legde werd steeds groter, ik bedoel hiermee dat ik steeds meer klusjes voor hem moest doen zoals boodschappen halen maar ook huishoudelijke klusjes zoals opruimen en dweilen. Als ik dit naar zijn mening niet goed genoeg had gedaan dan kreeg ik klappen van hem. Hij is agressief en opvliegend en wil hij alles precies zo en niet anders. Als ik iets niet goed had gedaan kreeg ik zonder een woord vooraf meteen dikke klappen. Hij sloeg me dan met mijn hoofd keihard tegen een deur bijvoorbeeld. Hij heeft naast een kast een plank staan waar hij me mee slaat en op de verwarmingsbuis ligt een koevoet waar hij ook mensen mee slaat. Hij heeft mij met deze koevoet nog nooit geslagen maar anderen wel. Op een dag moest ik bij hem thuis een filter ophangen en dat ging niet zo goed, ik had de filter vast boven mijn hoofd en kreeg van hem een stomp in mijn ribben, hierdoor liet ik het filter vallen en ging deze stuk. Hij was toen zo boos dat hij een hamer pakte. Deze hamer hield hij vast met de kop in zijn hand en de steel door zijn vingers, hij sloeg mij toen met deze steel in mijn gezicht aan de linkerkant van mijn gezicht. Mijn trommelvlies is hierdoor gescheurd. Dit is denk ik eind augustus 2018 gebeurd. Volgens [verdachte] was ik hem toen 1000 euro verschuldigd voor de kapotte filter. Ik wist echt niet waar ik dit geld vandaan moest halen en heb besloten seksuele handelingen te verrichten bij vrouwen tot ik het geld bij elkaar had. Ik heb hem 1250 euro gegeven maar ik kreeg de overige 250 euro niet van hem terug en het ging ook niet van mijn schuld van 10.000 euro af. Ik heb dat geld nooit weer gezien.
Ik mocht mijn kinderen ook niet meer zien van hem, ik mocht helemaal nergens meer heen van hem. Ik kreeg l dag in de week 2 uurtjes begeleiding bij mij thuis en ik mocht dan even 2 uurtjes naar mijn eigen huis om de begeleiding te ontvangen en daarna moest ik meteen weer terug komen. Ik wist mijzelf geen raad meer door pure angst. Ik kreeg elke dag klappen van hem. Ik moest alles aan hem vragen als ik iets wilde doen.
Op een dag was er 50 euro verdwenen en ik kreeg hier weer de schuld van, [verdachte] zei toen tegen mij dat ik het hele huis maar moest opruimen en als hij terug zou komen dan was ik de lul. Hij had al veel vaker tegen mij gezegd dat als hij er echt klaar mee was dat hij mij van het balkon zou gooien en tegen de politie zou zeggen dat ik al langer dreigde mezelf iets aan te doen omdat ik de kinderen nooit meer zag. Ik belde mijn tante omdat ik het echt niet meer zag zitten en vreesde voor mijn leven.
[slachtoffer 2] zat daar ook altijd en kreeg net als ik vaak klappen. [slachtoffer 2] zit daar nog steeds in huis en word heel erg onderdrukt. Alles staat op naam van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] durft niks te beginnen en heeft een laag IQ.
[verdachte] heeft € 4000 nepgeld tussen mijn spullen gedaan en gezegd dat het van mij was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 januari 2019, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik mocht eigenlijk niet meer in mijn eigen huis komen. Alleen als mijn begeleider kwam. Voor de rest moest ik bij [verdachte] zijn. Hij woont op de [straatnaam] in Hoogezand. Ik moest [verdachte] zijn huishouding doen. Hij had allemaal zwarte klusjes. Ik moest het hele huishouden doen. Als hij terugkwam en er was iets niet goed gegaan dan kreeg ik klappen. Dat gold ook voor [slachtoffer 2] . Er stond een houten lat naast de kast en daar kregen wij mee van langs. [verdachte] heeft zelf ook een plantage in huis. Dat moesten wij ook doen. Al er iets niet goed ging waren wij ook de lul. [verdachte] zocht een reden om ons te slaan.
Op een gegeven moment waren wij weed aan het knippen. Hij was toen in Oekraïne. Toen hij terugkwam zat er toprot in de henneptoppen en werd hij helemaal gek. Toen zag ik hem op [slachtoffer 2] zijn hoofd stampen terwijl [slachtoffer 2] knock-out ging.
[verdachte] kwam een keer terug van zijn werk. Ik ging met [verdachte] een filter ophalen. We kregen toen bijna een aanrijding. Hij sloeg mij toen. In de woning ben ik met het filter verder gegaan. [verdachte] sloeg mij toen in mijn ribben waardoor ik viel en het filter liet vallen. Het filter kwam tegen de tent aan en er kwam een scheur in de tent. [verdachte] kwam achter mij aan tot in de huiskamer. In de kamer lag een hamer op tafel. Hij pakte die bij de kop en sloeg mij met de steel. Hij heeft mijn beide trommelvliezen kapot geslagen. Toen kwam er iemand anders aan. Hij sloeg mij met zijn vuist op hetzelfde oog en ik vloog wel twee meter door de lucht. Die man zij tegen [verdachte] dat hij op moest houden omdat hij mij anders dood zou
slaan. [verdachte] zei dat hij mij anders wel van het balkon zou gooien.
[verdachte] zei dat ik 1000 euro van de tent binnen twee weken moest regelen. Ik heb mijzelf toen aangeboden aan vrouwen om seksuele handelingen te doen. Ik ben daar mee door blijven gaan totdat ik het geld had. Elke keer als ik weekgeld kreeg moest ik boodschappen ophalen voor ons drieën. Ik kon niets meer. Al mijn geld ging naar [verdachte] . Ik kreeg klappen als het eten niet goed gekruid was. Hij sloeg mij ook wel met mijn hoofd tegen de deurpost.
V: Je vertelde dat je moest meehelpen bij andere weedplantages. Wat moest je doen?
A: Bodems gelegd. Stekjes neerzetten, onderhoud aan de planten, bladeren plukken, toppen van de planten.
V: Wanneer was dat?
A: Zodra ik had gezegd dat ik wel een plantage in mijn huis wilde. Hij nam mij toen direct mee om het mij te leren. Dat begon in juni en duurde tot ik daar weg ben gegaan in november. Ik moest de planten om de dag water geven. Ik denk dat ik wel 20 uur in de week in zijn weedplantages aan het werk was. In Hoogezand Sappemeer. Ik reed met [verdachte] mee in zijn auto. Toen stond de auto op naam van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] verdiende wel leuk maar moest elke week zijn geld inleveren bij [verdachte] .
V: Je vertelde in de aangifte dat je moest. Wat bedoel je met moest?
A: Anders kreeg ik gewoon klappen.
V: Wat deed je nog meer.
A: Boodschappen doen, schoonmaken, stofzuigen, dweilen, alle plintjes afnemen en koken.
Als hij thuis kwam moest het eten klaar zijn. Als het eten niet klaar stond dan was ik de lul. Dan sloeg hij mij met mijn hoofd tegen de kast of deurpost aan.
V: Wanneer sloeg [verdachte] jou voor het eerst.
A: Eind juni.
V: Hoe vaak denk je dat [verdachte] jou geslagen heeft?
A: Ik denk wel dertig keer. Wel 2 of 3 keer in de week als het niet vaker is. [slachtoffer 2] heeft het wel gezien.
V: Wat kun je vertellen over [slachtoffer 2] ?
A: [slachtoffer 2] . Het is een veel te goede jongen, die iedereen vertrouwt en alles voor je wil doen. Ik snap het echt niet. Dat deed hij ook voor [verdachte] . Hij kreeg alleen maar stank voor dank van [verdachte] . [slachtoffer 2] heeft speciaal onderwijs gedaan en is niet de slimste. Je kan hem van alles wijs maken. Hij heeft een IQ van 75 en PDDNOS.
V: Weet [verdachte] dat [slachtoffer 2] een laag IQ en PDDNOS heeft.
A: Ja. [slachtoffer 2] en [verdachte] kennen elkaar van Westerbroek. [slachtoffer 2] woont nu drie jaar bij [verdachte] in. [slachtoffer 2] is een levende boksbal voor [verdachte] , net als ik een slaaf.
Ik heb veel geld voor [verdachte] naar Oekraïne gestuurd via Western Union. Dat was zijn geld. Dat had hij met de weedplantages verdiend.
V: Hoe vaak heb je gezien dat [verdachte] , [slachtoffer 2] sloeg?
A: Heel vaak. Ik denk wel 40 of 50 keer. Hij werd nog vaker geslagen dan ik.
V: Wat gebeurde met het geld van [slachtoffer 2] .
A: Dat liet [verdachte] [slachtoffer 2] eraf halen. [slachtoffer 2] moest het allemaal inleveren bij [verdachte] .
V: Wat gebeurt er als [slachtoffer 2] iets niet wil doen?
A: Dan heeft hij zijn kop kapot. Dan wordt hij in elkaar geslagen door [verdachte] .
Ik heb gezien dat [verdachte] [slachtoffer 3] sloeg met de koevoet.
V: We hebben je begeleider [naam 1] gesproken. Waar heb je begeleiding voor?
A: ADHD, soms last van agressie, ik denk niet altijd aan mijzelf. Ze helpen mij met afspraken maken.
V: Je hebt ook aangifte gedaan van vrijheidsbeneming. Kun je vertellen wat dat betekent?
A: Dat ik niet meer naar huis mocht. Ik zag van de hele buitenwereld niets meer. Alleen maar wat hij wou dat ik zag.
V: Hoeveel geld heb jij aan [verdachte] gegeven?
A: In totaal wel € 2000. Ik kreeg € 60 weekgeld en dat ging op aan boodschappen voor ons drieën.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2019, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Ontvangen informatie met betrekking tot [slachtoffer 1] van zijn huisartsenpraktijk. Met 'Bdz kleine tv perforatie' gedoeld op een trommelvliesperforatie beiderzijds.
Deelcontact 02-10-2018
(S) - Wat hoofdpijn, niet ernstig. Hoorde altijd al slechter met linker oor, nu nog iets meer aangedaan lijkt het. Hoort nog wel. Rechter oor geen klachten. Zicht goed. Neus gezwollen, lijkt verkouden.
(O) - diverse hematomen hoofd. Oa hematoom rondom li oog, re gb. Oogopvolgbewegingen gb, pupillen +/+. Hematoom in li oorschelp. Re gb. Bdz kleine tv perforatie, li wat afvloed vocht, rode nattende gehoorgang. Hematoom rondom neus. Neus staat recht, septum gb.
(P) - nu geen alarmsymptomen. Rev bij plotselinge toename klachten. Over 6wkn controle trommelvliezen.
Deelcontact 24-12-2018
(S) - Zit in een safe house, wordt bedreigd, kinderen worden bedreigd. Door man te werk gesteld op de weedplantage, mishandeld, gedwongen werk te verrichten, gedwongen zich te prostitueren. Nog blauw oog links, pijn knie en ribbenkast.
(O) - Blauwkleurig onder li oog.
(E)-Mishandeling.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 november 2018, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ongeveer drie weken geleden had [verdachte] met mijn vrouw gebeld. Hij vertelde dat hij vier tassen met kleding van [slachtoffer 1] bij ons voor de deur had gelegd. In één van de tassen vond mijn vrouw een bundeltje met geld. Een totaalbedrag van 4000 euro. Dit geld bleek vals geld te zijn. Ik heb het valse geld meegenomen naar het politiebureau en vrijwillig afstand gedaan van de 8 briefjes van 500 euro.
Toen ik 26 november 2018 op mijn werk kwam zeiden collega's van mij dat [slachtoffer 2] mogelijk mishandeld werd. Zij zagen [slachtoffer 2] regelmatig met een blauw oog of een kapot oor op het werk komen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2019, opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op de telefoon van [slachtoffer 1] werden enkele foto's aangetroffen van mogelijke hennepkwekerijen. De foto's zijn genomen met een Sony Experia, zeer vermoedelijk het toestel van [slachtoffer 1] . Data waar op de foto's zijn genomen staan erboven; 16 en 23 oktober 2018.
Op 28 oktober 2018 voert [slachtoffer 1] via WhatsApp een gesprek met ene [naam 3], waarbij hij zegt dat hij zich wil verhuren aan vrouwen omdat hij in geldnood zit. [naam 3] stelt voor dat hij misschien schuldhulp kan krijgen. [slachtoffer 1] : 'Nee dit zijn gekke mensen snapje kan dat niet via gemeente regelen.' Even later zegt [slachtoffer 1] dat hij een schuld heeft 'bij gangsters'.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 223 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: Waarom moest jij meebetalen aan een auto die je niet gebruikt?
A: Ja, omdat ik daar woonde. Ik woonde bij [verdachte] . Ik had toen ruzie met mijn moeder en ben hier toen weggegaan. En toen zei [verdachte] dat ik wel bij hem kon wonen. Ik heb daar twee jaar gewoond. Ik trok bij [verdachte] in aan de [straatnaam] te Hoogezand. [verdachte] sloeg mij. Hij sloeg [slachtoffer 1] ook. Daar was ik bij. Dat gebeurde meerdere keren. Zes keer per maand, zoiets denk ik. Met de handen, ook wel met een koekenpan. Met wat er voor zijn neus lag. [verdachte] sloeg overal. Dan is ie gek in de kop, dan staat [verdachte] niet voor zichzelf in.
V: Is [slachtoffer 1] wel eens tegen hem in gegaan?
A: Dat is wel eens gebeurd ja. Dan kreeg hij een klap voor z'n kop. Bij mij was dat hetzelfde. Bij mij ging dat precies hetzelfde.
V: Waarom sloeg [verdachte] jullie?
A: Om de gekste reden. [slachtoffer 1] en ik kookten wel eens, dan was er iets niet goed. Het eten was flauw, zo'n reden. Toen ik er al een jaar woonde, sloeg [verdachte] mij voor het eerst. Het werd na die eerste keer erger, ik heb er littekens aan overgehouden. Blauwe plekken enzo.
V: Hoe ging het in huis met jou en [verdachte] . Je zei net dat jij en [slachtoffer 1] wel eens kookten. Hoe was de verdeling in huis. Wie deed wat?
A: Ja, ik deed in principe alles. Huishoudelijke dingen.
V: Waarom deed jij alles?
A: Ja, zeg het maar. Noem het maar een loopslaaf. Een loopjongen.
V: Wat gebeurde er als jij iets niet deed?
A: Praatjes, of wat ik zeg; slaan.
V: Je komt daar in huis en dan denk je dat alles in orde is. Op een gegeven moment zeg je dat je een loopslaaf bent. Wanneer is dat veranderd van dat alles in orde is naar dat jij een loopslaaf bent?
A: Ja nog ongeveer een jaar.
V: Wat moest je doen?
A: Schoonmaken, koken, dingen opruimen. Ja, wat niet. Soms ook gewoon uit mezelf, of dat [verdachte] zei dat ik iets moest doen.
V: Moest je ook andere dingen doen, naast het huishouden?
A: Ja, met groen bezig. Dan weten jullie al genoeg, met wiet bezig. Water geven, bijhouden. Na mijn werk nog.
V: Hoeveel uur werkte je bij [bedrijf] ?
A: Gewoon 40 uur in de week.
V: Je zegt dat je met wiet aan de gang moest van [verdachte] . Dat moest dan naast je werk?
A: Ja, dat is ook eigenlijk de reden dat ik ben [bedrijf] ben opgehouden met werken. Ik had een
gesprek met die manager, [naam 2] heet hij. Ik heb daar m'n verhaal niet verteld, ik heb gezegd dat ik de wekker niet hoorde.
O: [naam 2] vertelde dat ze op het werk wel blauwe plekken bij jou gezien hadden. Jij zegt nu dat je ze dan smoesjes vertelde. De blauwe plekken die je collega's bij jou zagen, waar waren die door veroorzaakt?
A: Ja, door het slaan. Door [verdachte] .
V: Hoeveel tijd was jij in de week kwijt met wiet, water geven en zo?
A: Eén keer in de twee dagen, anderhalf of zoiets. Soms wat meer. Soms ben je wat langer bezig, soms twee, sowieso anderhalf uur.
V: Wanneer begon dat?
A: Zolang ik hem ken, vanaf dat ik in huis kwam, zoiets.
V: Hoeveel kwekerijen hebben we het over?
A: Bij hem thuis en bij [slachtoffer 3] .
O: Dus je hebt in de kwekerij bij [verdachte] en [slachtoffer 3] dingen gedaan, zo'n twee jaar lang.
A: Ja dat klopt. Bij [slachtoffer 3] een half jaartje ongeveer.
V: Kreeg je er ook wat voor?
A: Nee, helemaal niks, nooit wat gekregen.
V: Was jij de enige die wat in die kwekerijen deed?
A: Nee, later is [slachtoffer 1] erbij gekomen. Die bleef ook slapen, dan deed ik het samen met hem.
V: Deed [verdachte] ook wat aan die kwekerijen?
A: Ja wel wat, maar merendeel moest ik doen. En als er dan iets niet goed was, dan was het mijn schuld en nou ja, vul het verhaal maar in.
O: Dan kreeg je klappen
A: Ja.
V: En bij [slachtoffer 1] ?
A: Dat ging hetzelfde.
V: Dan zijn er meerdere oogsten geweest denk ik?
A: Ja.
V: Wie kreeg het geld ervan?
A: [verdachte] .
V: Heb je zelf wel eens iets bij [slachtoffer 1] gezien, qua blauwe plekken en dergelijke?
A: Ja, ja, ja, gezicht, armen, been.
V: Hoe kan het dat jij schulden hebt?
A: Ja, geen geld. Dat ging naar [verdachte] . Ik betaalde ook wel wat dingen voor mezelf.
V: Hoe ging dat dan. Je krijgt salaris op je rekening gestort en wat doe je er dan mee?
A: Ja, soms mijn rekeningen betalen, motorrijtuigenbelasting of zorgverzekering soms. Zal vast nog wel iets van vaste lasten zijn. Voor de rest ging alles naar [verdachte] .
V: Zei [verdachte] daar iets over. Waarom geld wat jij verdient, naar hem toe moest?
A: Ja, op de één of andere manier is dat zo gekomen. Of hij moest geld op zak hebben.
V: Hoe moet ik me dat voorstellen. [verdachte] vroeg of hij geld mocht?
A: Ik zei ja is goed, want anders heb je dat gezeur weer aan je kop. Geschreeuw of zo, gescheld, gewelddadig.
A: Ik heb daar anderhalf jaar gewerkt.
V: Dat hele anderhalf jaar is het geld naar [verdachte] gegaan?
A: Ja, nou ja, ik kan het wel uitrekenen. [verdachte] had een vrouw in Oekraïne. Daar ging hij heen. Dan was hij ook geld voor nodig. Zoals ik zeg, ik lever mijn geld in. [slachtoffer 1] ook.
V: Heb jij ook geld naar de Oekraïne gestuurd?
A: Ja voor [verdachte] . Omdat [verdachte] dat vroeg. Dat was geld van hem. En van mij. En [slachtoffer 1] kreeg ook weekgeld, als hij wat extra's had, ging dat daar ook heen.
V: Met welke voorwerpen heeft hij jou geslagen?
A: Ja, met een pan. En in de badkamer was ik een keer bezig, toen was hij niet tevreden. Dat was met een tegel. Of hij sloeg met een vuist.
V: En waar heeft hij [slachtoffer 1] mee geslagen?
A: Ook wel eens met een pan of met zijn vuisten.
V: Je zus vertelde dat je ODD hebt, is dat vastgesteld?
A: Ja.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 1 maart 2019, opgenomen op pagina 235 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: Halverwege 2017 ga je aan het werk bij [bedrijf] , als we naar jouw bankafschriften kijken.
A: Ja,dat kan wel kloppen, ik heb daar ongeveer anderhalf jaar gewerkt.
V: Dan krijg je ook salaris. Wat deed je met het salaris, de eerste keer dat je het krijgt.
A: Nou dat ging in principe ook direct daar heen, naar [verdachte] toe.
O: Als ik het goed begrijp, krijg je salaris op 7 september 2017 en pin je het gelijk.
A: Ja.
V: Wat doe je dan met het geld?
A: Ja, naar hem.
V: Geldt dat voor al die pinopnames daarna?
A: Ja in principe voor 90-95 procent wel, ik heb mijn zorgverzekering ook wel betaald. Eens een keer wat boodschappen. Daar houdt het in principe wel mee op.
O: Dus op wat boodschappen na, ging al het geld wat je contant pinde, naar [verdachte] ?
A: Ja. Tot ik daar weg ging, dat is een dikke anderhalf jaar, twee jaar.
V: Waarom ging dat naar [verdachte] ?
A: Ja omdat anders, krijg je een klap voor je kop of een hoop gescheld en gedoe.
9. Een schriftelijk stuk, te weten een overzicht van WhatsApp-berichten tussen verdachte en [slachtoffer 2] , opgenomen op pagina 253 e.v., inhoudend:
Datum: Afzender: Bericht:
20-09-2018 [verdachte] En je loon op je spaar rekening zetten
[verdachte] Zo dat ik vanavond rekeningen kan betalen
[verdachte] En na denken
21-09-2018 [verdachte] O we als je de boel belazerd
[verdachte] Dan ga je er
[verdachte] Aan
20-10-2018 [verdachte] En goed nadenken
[verdachte] Bij alles
[verdachte] Zo niet ben je blauw
15-11-2019 [verdachte] Hey al je geld van je bank af hallen moet vanavond 230
euro betalen
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2019, opgenomen op pagina 300 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Volgens bankgegevens ontvangt [slachtoffer 2] vanaf april 2017 salaris. Opvallend is dat vanaf juli 2017 ontvangen inkomsten grotendeels direct contant worden opgenomen. Een gedeelte van genoemde trend is in onderstaande tabel te zien van september en oktober 2017.
Deze trend zet zich grotendeels voort tot oktober 2018 met een pauze in juli 2018. De laatste
contante opname van de rekening van [slachtoffer 2] is op 9 november 2018, dit is de dag dat [slachtoffer 1] uit de woning van [verdachte] vlucht naar eigen zeggen.
Op naam van [slachtoffer 2] is via Western Union € 7.368 en via MoneyGram € 1.200 gestuurd naar een datingbureau in Oekraïne, vermoedelijk ten behoeve van [verdachte] . Zoals gebleken uit de bankrekening van [verdachte] is door [slachtoffer 2] een bedrag van € 4.462,69 overgemaakt naar [verdachte] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2019, opgenomen op pagina 311 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Bij [slachtoffer 2] is een iPhone in beslag genomen. Op de iPhone staat een WhatsAppgesprek tussen een persoon die als ' [verdachte] ' in de telefoon staat en ' [slachtoffer 2]'. Uit het gesprek komt naar voren dat [verdachte] diverse malen [slachtoffer 2] met mongool of andere scheldwoorden aanspreekt en hem opdrachten geeft of [slachtoffer 2] zich verantwoordt richting [verdachte] . Uit het WhatsAppgesprekken komt naar voren dat [slachtoffer 2] diverse malen, huishoudelijke klusjes doet.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 februari 2019, opgenomen op pagina 380 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
[slachtoffer 2] ging toen dus wonen bij [verdachte] aan de [straatnaam] in Hoogezand.
Ik geloof dat hij daar 2 jaar gewoond heeft. In het begin zagen wij [slachtoffer 2] nog weleens. Op den duur werd dat steeds minder. Ik zag dat hij blauwe plekken had. [slachtoffer 2] had dat aan mij laten zien. Hij had een blauw oog en zijn rechterzij was blauw, zijn armen en zijn benen. Ook wel meerdere keren heb ik dit gezien. Over zijn blauwe oog, ik zag gewoon onder dat oog 4 knokkelafdrukken zitten.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 395 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Afgelopen maandag ging ik naar [verdachte] toe. Hij timmerde met een bezemsteel op mij in. Op den duur was de bezemsteel in drie stukken.
V: Je vertelde dat de tweede keer met de bezemsteel is, wat is dan de eerste keer?
A: Hij zei dat ik heel veel geld van hem geleend had, een keer 20 euro. Hij sloeg me toen met een dikke kabel of een staaf. Ja, toen sloeg hij me met een breekijzer. Ik weerde hem af.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 februari 2019, opgenomen op pagina 399 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
V: Sinds wanneer word je door [verdachte] mishandeld?
A: Toen met dat breekijzer. Hij kwam toen de trap af met een koevoet en dat heb ik met mijn arm afgeweerd. Vervolgens heb ik er noodgips omheen gekregen. Het bleek niet gebroken te zijn. Dit was de eerste keer en [verdachte] is toen met mij naar het ziekenhuis geweest.
V: Wat dit de eerste keer?
A: Ja. Ik was in zijn huis. Toen ik op de trap stond kwam hij mij met een koevoet achterna en heeft hij mij geslagen. We kregen ruzie, we hadden woorden en toen zag ik dat hij een koevoet had. Ik ging de deur uit en toen kwam hij mij achterna. Ik kon nog net afweren met mijn linkerarm. Hij raakte mij op mijn onderarm. Dat was wel even au. Je zorgt ervoor dat je wegkomt. Op het moment dat ik weer alleen op mijn kamertje was begon het op te zwellen en ben ik naar de dokter gegaan. Die dacht dat er een botje kapot was.
V: Wie heeft dat toen gezien?
A: [slachtoffer 1] meen ik. Die heeft gezien dat [verdachte] mij achterna kwam met een koevoet.
V: Wat is de laatste keer dat je door hem mishandeld bent?
A: Dat was vorige week. Ik had weinig contact meer met hem sinds de tweede mishandeling. Maar hij had nog gereedschap bij mij liggen. Hij belde mij toen en was aardig. Ik ben er toen heen gegaan en bracht het gereedschap. Hij gooide vervolgens de deur dicht en zei: Je
gaat ergens heen. Ik wil geld hebben. Vervolgens heeft hij met een bezem op mij ingeslagen.
Hij pakte een bezemsteel uit de gang en sloeg hij op mij kapot. Het was een bezemsteel, de bezem was eraf.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2019, opgenomen op pagina 419 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 3 april 2019 nam ik telefonisch contact op met [slachtoffer 3] . Ik vroeg [slachtoffer 3] naar de door hem genoemde mishandeling door [verdachte] met de koevoet. Ik vroeg hem waar [verdachte] stond op het moment dat [slachtoffer 3] geslagen werd. [verdachte] stond op dat moment boven hem op de trap en hij sloeg in de richting van het hoofd van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] zegt dat hij denkt dat wanneer hij de klap niet had afgeweerd met de arm dat [verdachte] hem op zijn hoofd had geraakt.
Ik vroeg [slachtoffer 3] wat hij wist van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] moest ook werken in de huishouding van [verdachte] . [slachtoffer 1] moest schoonmaken, de was doen en de afwas doen. [slachtoffer 3] had een keer gezien dat [slachtoffer 1] door [verdachte] geslagen werd. [slachtoffer 1] bleef toen wel bij [verdachte] wonen. (..) Hij vertelde me dat [slachtoffer 1] in een hennepkwekerij had gewerkt. Tijdens het opzetten van de kwekerij in de woning van [slachtoffer 3] hebben [slachtoffer 1] en [verdachte] geholpen. [verdachte] had hierbij tegen [slachtoffer 1] gezegd dat "hij gewoon mee moest helpen". [slachtoffer 3] vond dat niet raar want [slachtoffer 1] woonde toen immers ook bij [verdachte] in huis. [slachtoffer 1] heeft twee keer geholpen tijdens het opzetten van de kwekerij.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2019, opgenomen op pagina 421 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb de medische gegevens van [slachtoffer 3] opgevraagd bij de huisarts. Op 10 oktober 2018 heeft [slachtoffer 3] zich bij zijn huisarts gemeld. Hij had hij veel pijn aan de pols. [slachtoffer 3] had 's nachts nauwelijks kunnen slapen. De huisarts stuurde [slachtoffer 3] door naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis in Scheemda. Op 10 oktober 2018 melde [slachtoffer 3] zich op de Spoedeisende hulp in Scheemda. De behandeling bestond uit een gipsspalk aan de onderarm i.v.m. een dubieuze lijn in een van de handwortelbeentjes.
Op 5 februari 2019 heeft [slachtoffer 3] zich gemeld bij zijn huisarts. [slachtoffer 3] had pijn aan zijn ribben aan de rechterzijde en een hoofdwond aan de rechterzijde. De hoofdwond is met steristrips verbonden en de ribben zijn gekneusd.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2019, opgenomen op pagina 463 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Terwijl [slachtoffer 2] zijn verklaring doorlas vertelde [slachtoffer 2] mij het volgende: Eind 2018 was [slachtoffer 1] weggevlucht bij [verdachte] . [verdachte] had hierop spullen van [slachtoffer 1] , voornamelijk kleren, in een tas gestopt. [slachtoffer 2] had gezien dat [verdachte] nep geld bij de spullen van [slachtoffer 1] in had gestopt. Het zou gaan om 4.000 euro in 8 biljetten van 500 euro. Op de vraag hoe [verdachte] aan dit geld was gekomen antwoordde [slachtoffer 2] dat [verdachte] een keer weed had verkocht en was opgelicht. De persoon die had betaald voor de weed had [verdachte] met nep geld betaald.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2019, opgenomen op pagina 472 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik vertelde [slachtoffer 2] dat hij ons had verteld dat hij had gezien dat [verdachte] vals geld in de tas van [slachtoffer 1] had gestopt. [slachtoffer 2] zei dat [verdachte] een keer weg was geweest om weed te verkopen. Hij kwam terug met briefjes van 500 euro. [slachtoffer 2] en [verdachte] vonden dat het geld anders aanvoelde. Ze hebben toen een ander biljet gepakt van 10 of 20 euro en dit met elkaar vergeleken. De biljetten van 500 euro bleken toen minder dik te zijn en anders aan te voelen. Samen waren ze tot de conclusie gekomen dat het vals geld was. Ik vroeg [slachtoffer 2] waarom [verdachte] dit valse geld dan in de tas van [slachtoffer 1] had gestopt. [slachtoffer 2] zei dat dit was omdat [verdachte] [slachtoffer 1] wilde naaien. Hij wilde het geld in de portemonnee stoppen van [slachtoffer 1] zodat die dan het geld uit zou geven en aangehouden zou worden voor witwassen of fraude.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 6 januari 2019, opgenomen op pagina 461 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 6 januari 2019 ontving ik, werkzaam als forensisch onderzoeker, 8 bankbiljetten waarvan vermoed werd dat ze vals of vervalst waren. Bij het door mij ingestelde onderzoek aan de falsificaten, zag ik dat onder andere de navolgende echtheidskenmerken ontbraken:
De gebruikte reproductietechniek wijkt af van het origineel.
Het gebruikte papier voelt niet aan als waardepapier.
Het gebruikte papier is niet UV-dood, als waardepapier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 subsidiair, 3, 4 primair, 5 primair, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 mei 2018 tot en met 9 november 2018 te Hoogezand en te Sappemeer, in de gemeente Midden-Groningen,
A) een ander, te weten [slachtoffer 1] , door dwang, geweld en een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheden, dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer 1] , (sub 6°),
immers heeft hij, verdachte:
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij die [slachtoffer 1] financieel wel kon helpen en/of voorgesteld om een hennepkwekerij te plaatsen in de woning van die [slachtoffer 1] en
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat die [slachtoffer 1] een schuld had van 10.000,- euro in verband met de aankoop van apparatuur voor die hennepkwekerij en dat er mensen achter die [slachtoffer 1] aan zouden komen in verband met die schuld en
- die [slachtoffer 1] laten verblijven in zijn, verdachtes, woning en tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij nergens heen mocht en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat die [slachtoffer 1] moest helpen in de huishouding en moest koken en boodschappen moest doen en in de hennepkwekerijen van hem, verdachte, werkzaamheden moest verrichten en daarvoor die [slachtoffer 1] niet heeft betaald en
- die [slachtoffer 1] meerdere keren per week heeft geslagen, onder meer met een houten lat en met de vuist/hand en met zijn hoofd tegen de deurpost en een kast, als die [slachtoffer 1] iets niet (goed) had gedaan en als het eten niet klaar was of niet goed gekruid was en
- heeft gedreigd die [slachtoffer 1] over het balkon te gooien als hij iets tegen anderen zou zeggen en of weg zou gaan en
- die [slachtoffer 1] (een gedeelte van) zijn weekgeld heeft laten afstaan en/of hiervan boodschappen heeft laten doen voor hem, verdachte en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij binnen 2 weken een schuld van 1.000.- euro moest betalen en of dat die [slachtoffer 1] wel in de prostitutie kon werken om deze schuld te betalen,
terwijl die [slachtoffer 1] onder bewindvoering stond en over een beperkt inkomen beschikte en begeleiding nodig had van maatschappelijk werk en aldus gebruik heeft gemaakt van de afhankelijksheids- en kwetsbare positie van die [slachtoffer 1] , waardoor die [slachtoffer 1] zich niet kon en durfde te verzetten of onttrekken tegen/aan die uitbuiting door hem, verdachte;
2. subsidiair
hij in de periode van 29 september 2018 tot en met 2 oktober 2018 te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] met de steel van een hamer op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] een gescheurd en geperforeerd trommelvlies heeft opgelopen;
3.
hij in de periode van 1 december 2016 tot en met 4 januari 2019, te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen,
A) een ander, te weten [slachtoffer 2] , door dwang, geweld of door dreiging met geweld of andere feitelijkheden, dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer 2] , (sub 6°),
immers heeft hij, verdachte:
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij wel bij hem, verdachte, kon wonen toen die [slachtoffer 2] ruzie met zijn moeder had en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat die [slachtoffer 2] moest helpen in de huishouding en moest koken en boodschappen moest doen en in de hennepkwekerijen van hem, verdachte, werkzaamheden moest verrichten en daarvoor die [slachtoffer 2] niet heeft betaald en
- die [slachtoffer 2] meerdere keren per week heeft geslagen, onder meer met een houten lat en een koekenpan en een tegel en met de vuist/hand, als die [slachtoffer 2] iets niet (goed) had gedaan en als het eten niet klaar was of niet goed gekruid was en
- die [slachtoffer 2] met de deksel van een pan tegen de slaap heeft geslagen en tegen het hoofd heeft geschopt en op het hoofd heeft gestampt en
- heeft gedreigd die [slachtoffer 2] te slaan en de familie van die [slachtoffer 2] iets aan te doen als die [slachtoffer 2] , iets niet wilde doen en
- heeft gedreigd die [slachtoffer 2] over het balkon te gooien als hij iets tegen anderen zou zeggen of weg zou gaan en
- die [slachtoffer 2] een gedeelte van zijn inkomen heeft laten afstaan en hiervan boodschappen heeft laten doen voor hem, verdachte,
terwijl die [slachtoffer 2] een beperkt IQ en sociale vaardigheden heeft en aldus gebruik heeft gemaakt van de afhankelijksheids- en kwetsbare positie van die [slachtoffer 2] , waardoor die [slachtoffer 2] zich niet kon en/of durfde te verzetten of onttrekken tegen/aan die uitbuiting door hem, verdachte;
4. primair
hij omstreeks 4 februari 2019 te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 3] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een bezemsteel tegen het hoofd en elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5. primair
hij in de maand oktober 2018, te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 3] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een koevoet richting het hoofd en tegen de arm van die [slachtoffer 3] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in de periode van 27 oktober 2016 tot en met 12 februari 2019, te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, heeft overgedragen en omgezet, en van een hoeveelheid geld gebruik heeft gemaakt. terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
7.
hij in de maand november 2018 te Westerbroek, in de gemeente Midden-Groningen, opzettelijk valse bankbiljetten van 500,- euro, te weten in totaal 4.000,- euro, heeft uitgegeven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mensenhandel, meermalen gepleegd
2. Poging tot zware mishandeling
3. Mensenhandel, meermalen gepleegd
4. Poging tot zware mishandeling
5. Poging tot zware mishandeling
6. Witwassen
7. Opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 meer subsidiair, 3,
4 subsidiair, 5 primair, 6 en 7 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de geëiste gevangenisstraf veel te hoog is en heeft verzocht om er onder meer rekening mee te houden dat verdachte ook zijn beperkingen heeft en dat hij niet alleen maar slecht voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is geweest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages d.d. 21 februari en 18 juli 2019, het trajectconsult van 6 maart 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 augustus 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel gepleegd ten opzichte van twee slachtoffers. Verdachte heeft twee kwetsbare jongens die in een moeilijke (persoonlijke en/of financiële) situatie zaten in huis genomen en voor hem laten werken in hennepkwekerijen en in het huishouden. Hij oefende geregeld geweld uit op de jongens en dreigde ook met geweld om de jongens te laten doen wat hij wilde. De beide jongens kregen niets voor hun werkzaamheden bij verdachte en stonden bovendien hun inkomsten (weekgeld en salaris uit een andere baan) aan verdachte af.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan drie pogingen tot zware mishandeling (waarvan een gepleegd ten opzichte van een van de twee slachtoffers van mensenhandel), witwassen (van de verdiensten van mensenhandel) en het uitgeven van vals geld.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zichzelf - en het Oekraïense datingbureau waar hij veel geld naartoe stuurde - schaamteloos heeft verrijkt ten koste van twee kwetsbare jongens, terwijl hij aan anderen (waaronder de familie van deze jongens) deed voorkomen alsof hij hen hielp. Ook weegt de rechtbank in sterke mate mee het (forse) geweld dat verdachte meende te mogen gebruiken als een van deze jongens, maar ook een derde slachtoffer dat verdachte aanvankelijk (eveneens) als vriend zag, niet deed wat verdachte wilde.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, afgezien van een veroordeling voor mishandeling in 2002.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aantal jaren op zijn plaats. In reactie op de stelling van de raadsman inhoudend dat strafverminderend zou moeten meewegen dat verdachte beperkingen heeft, overweegt de rechtbank dat hiervoor weliswaar aanwijzingen lijken te zijn, maar dat dit onvoldoende is gebleken uit rapportages. Hiermee kan de rechtbank dan ook geen rekening houden. Ondanks dat de rechtbank bij twee feiten uitgaat van een zwaarder vergrijp (namelijk poging tot zware mishandeling in plaats van mishandeling) dan de officier van justitie, acht de rechtbank het geheel overziend en rekening houdend met de samenloop van de bewezenverklaarde feiten de eis van de officier van justitie toch passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een hogere straf op te leggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 6.151,23 ter zake van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 30.466,00 ter vergoeding van materiële schade en
€ 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] aangevoerd dat de vordering op het punt van de immateriële schade dient te worden toegewezen. De gevorderde materiële schade is onvoldoende onderbouwd en [slachtoffer 1] is om die reden niet-ontvankelijk in de vordering.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie integrale toewijzing van de vordering geëist.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair afwijzing van de vorderingen dan wel niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen bepleit, onder meer omdat verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent. Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat deze post onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de door [slachtoffer 2] gevorderde kosten gemaakt in verband met de auto van verdachte, het huren van een garagebox en het betalen van energierekening heeft de raadsman primair bepleit dat verdachte ontkent dat [slachtoffer 2] deze kosten moest maken en subsidiair dat [slachtoffer 2] ook gebruik van de auto, garagebox en woning maakte en dus in redelijkheid de helft hiervan zou moeten betalen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] materiële schade vorderen wegens misgelopen inkomsten uit het verrichten van werkzaamheden in een hennepkwekerij. Nu dit een illegale activiteit betreft, zal de rechtbank geen vergoeding voor deze werkzaamheden gelasten. De rechtbank wijst de vorderingen op dit punt dan ook af.
De door [slachtoffer 1] gevorderde reiskosten - ter zitting bijgesteld naar € 87,36 - zal de rechtbank toewijzen. Hierop is geen verweer gevoerd. De gevorderde vergoeding van het afgestane geld afkomstig uit de prostitutie à € 2.000,00 zal de rechtbank eveneens toewijzen nu dit in rechtstreeks verband staat met feit 1. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren met betrekking tot de gevorderde vergoeding voor het eigen risico à
€ 385,00, nu deze post niet is onderbouwd.
De door [slachtoffer 2] overige gevorderde materiële kosten zien op uitgaven die [slachtoffer 2] heeft gemaakt ten behoeve van de woning (elektriciteit) en de auto (belastingen en boetes) van verdachte, alsmede overboekingen aan verdachte en de kosten voor huishoudelijk werk (verminderd met kosten voor levensonderhoud). Deze kosten betreffen evenals de huur van de garagebox kosten die [slachtoffer 2] niet zou hebben gemaakt (of zou zijn misgelopen in het geval van het doen van huishoudelijk werk) als hij niet onder de invloed van verdachte had gestaan. Gelet op de omstandigheden zoals omschreven met betrekking tot feit 3 en de toegepaste dwangmiddelen kon [slachtoffer 2] niet in staat worden geacht te weigeren deze kosten te maken. Deze kostenposten zal de rechtbank dan ook toewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het respectievelijk onder 1 en 2 primair ( [slachtoffer 1] ) en 3 ( [slachtoffer 2] ) bewezen verklaarde. Weliswaar zijn er geen stukken overgelegd ter onderbouwing van deze schade, maar op grond van het dossier is evident dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partijen vanwege de bewezenverklaarde uitbuiting en geweldsplegingen is aangetast. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade van beide benadeelde partijen op € 5.0000,00.
De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en in het geval van [slachtoffer 1] voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 213, 273f, 302 en 420 bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Spreekt verdachte vrij van het onder 2. primair ten laste gelegde.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 primair, 5 primair, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
7.087,36(zegge: zevenduizendzevenentachtig euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2018.
Verklaart de benadeelde partij voor de gevorderde vergoeding van het eigen risico à € 385,00 niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 7.087,36 (zegge: zevenduizendzevenentachtig euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 70 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.087,36 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 31.723,18(zegge: eenendertigduizendzevenhonderddrieëntwintig euro en achttien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2019.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 31.723,18 (zegge: eenendertigduizendzevenhonderddrieëntwintig euro en achttien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 193 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 26.723,18 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2019.
Mr. De Wit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099 (Chinese Horeca), HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309.
2.Kamerstukken II 2003/04, 29 291, nr. 3 p.19
3.HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.
4.HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1090.