ECLI:NL:RBNNE:2019:3838

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
11 september 2019
Zaaknummer
18/930119-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afdreiging, mishandeling en diefstal door middel van chantage via datingsites

Op 10 september 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder afdreiging, mishandeling en diefstal. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich via datingsites voorgedaan als minderjarigen om mannen te chanteren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het afdreigen van slachtoffers door hen te bedreigen met openbaarmaking van compromitterende informatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, in Assen en Groningen, slachtoffers heeft gedwongen tot het afgeven van geldbedragen en mobiele telefoons. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers, [slachtoffer 3], ter hoogte van € 2.800,00, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930119-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 september 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2019, 9 april 2019 en 27 augustus 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. Jonge Vos, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juni 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van €1500,-, althans (een) geld(bedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s):
- onder een valse naam ( [naam 1] ) via een datingsite in contact getreden met die [slachtoffer 1] ; en heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens):
- via WhatsApp, een afspraak gemaakt met die [slachtoffer 1] ;
- op de afgesproken plaats/plek die [slachtoffer 1] gefilmd en/of geconfronteerd met het feit dat hij had afgesproken met een minderjarig meisje;
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd “we zetten het online” (doelend op het filmpje en/of het gesprek op de datingsite en/of op WhatsApp), althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
- te kennen gegeven aan die [slachtoffer 1] dat hij/ze zat(en) te denken aan een vergoeding en/of dat hij (een) (meerdere) geld(bedrag(en) moest gaan pinnen;
2.
hij op of omstreeks 9 juni 2018 te Assen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een/meerdere (vuist)slag(en) tegen zijn gezicht, althans zijn hoofd, te geven;
3.
hij op of omstreeks 9 juni 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en/of een portemonnee met daarin (een) (bank)pasje(s), in elk geval enig goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
4.
hij op of omstreeks 18 juni 2018 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim,
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van €1800,-, althans (een) geld( bedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s):
- onder een valse naam ( [naam 1] ) via een datingsite in contact getreden met die [slachtoffer 3] en heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens):
- via WhatsApp, een afspraak gemaakt met die [slachtoffer 3] ;
- op de afgesproken plaats/plek die [slachtoffer 3] gefilmd en/of geconfronteerd met het feit dat hij had afgesproken met een minderjarig meisje;
- gedreigd om het filmpje online te zetten en/of de werkgever van die [slachtoffer 3] te benaderen met wat hij aan het doen was;
- te kennen gegeven aan die [slachtoffer 3] dat hij (een) geld(bedrag) moest betalen, waarna het filmpje verwijderd zou gaan worden;
5.
hij op of omstreeks 20 juli 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iPhone 10) en/of €1500,-, althans (een) geld(bedrag), in elk geval van enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s):
- onder een valse naam ( [naam 2] ) via een datingsite in contact getreden met die [slachtoffer 4] ;
en heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens):
- via WhatsApp, een afspraak gemaakt met die [slachtoffer 4] ;
- op de afgesproken plaats/plek die [slachtoffer 4] gefilmd en/of geconfronteerd met het feit dat hij
had afgesproken met een minderjarig meisje;
- gedreigd om het filmpje online te zetten en/of tegen die [slachtoffer 4] gezegd “we kunnen contact
opnemen met jouw werk en dan raak je je baan kwijt’, althans woorden van gelijke aard en
of strekking;
- te kennen gegeven aan die [slachtoffer 4] dat hij het (financieel) kon afkopen en/of (een)
geld(bedrag) moest betalen en/of een mobiele telefoon (iPhone 10) moest gaan kopen;
6.
hij op of omstreeks 23 juni 2018 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim,
[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon (iPhone 10), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s);
- onder een valse naam ( [naam 3] ) via een datingsite in contact getreden met die [slachtoffer 5] ;
en heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens):
- via WhatsApp, een afspraak gemaakt met die [slachtoffer 5] ;
- op de afgesproken plaats/plek die [slachtoffer 5] gefilmd en/of geconfronteerd met het feit dat hij
had afgesproken met een minderjarige jongen;
- gedreigd om het filmpje online te zetten en/of gezegd tegen die [slachtoffer 5] “dit is niet goed
voor jou als dit uitkomt, omdat je als animator aan het werk bent bij het theater in
Leeuwarden”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
- gevraagd aan die [slachtoffer 5] hoe hij dit wilde oplossen en/of gezegd tegen die [slachtoffer 5] dat
hij zijn telefoon (iPhone 10) kon inleveren in plaats van het betalen van (een) geld( bedrag).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van het dossier en de verklaring van verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard met dien verstande dat niet bewezen kan worden dat verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde, de portemonnee heeft weggenomen. Verdachte dient van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1en 2 ten laste gelegde, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 is de raadsman met de officier van justitie van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte, naast de mobiele telefoon ook een portemonnee heeft weggenomen.
Met betrekking tot de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken nu onvoldoende is gebleken van afdreiging in die zin, dat de door de aangevers betaalde bedragen zijn afgedwongen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim, danwel dat verdachte kan worden gekwalificeerd als medepleger.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een portemonnee zoals onder 3 ten laste gelegd. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Wel acht de rechtbank de diefstal van de mobiele telefoon wettig en overtuigend bewezen op grond van de stukken in het dossier.
Klacht ten aanzien van het onder 1, 3, 4, en 5 ten laste gelegde
In artikel 318 van het Wetboek van Strafrecht is afdreiging strafbaar gesteld. Het betreft een zogenaamd klachtdelict. De rechtbank heeft geconstateerd dat ten aanzien van twee ten laste gelegde feiten, (aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ) de in artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht genoemde drie maanden-termijn voor het indienen van zo’n klacht, is overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank dienen aan het overschrijden van deze termijn echter geen gevolgen te worden verbonden. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3] heeft binnen de drie maanden-termijn aangifte gedaan, en uit de aangiften blijkt duidelijk dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] vervolging hebben gewenst. In hun aangifte hebben zij immers ook vermeld dat zij hun schade op verdachte willen verhalen en dat zij op de hoogte gehouden willen worden van de voortgang van het onderzoek.
Inleiding
In juli 2018 werd door de Districtsrecherche Drenthe een begin gemaakt met de opsporing van de verdachten naar aanleiding van de zaken waarvan aangiften van afpersing/afdreiging was gedaan.
Het onderzoek kwam in een stroomversnelling nadat een verdachte ( [verdachte] ) bij een soortgelijke afpersing, op 24 juli 2018 te Assen, op heterdaad werd aangehouden.
Zoals volgt uit de hierna onder de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen van de aangevers en de verdachten hanteerden de verdachten in alle zaken dezelfde werkwijze. Ze deden zich op Tinder voor als een jonge vrouw van 18 jaar, en in een enkele zaak als een jonge man. Als er met een man (hoofdzakelijk ging het om mannen variërend in de leeftijd van 35 tot 40 jaar) een match was, verplaatste het gesprek zich naar Whatsapp waarna de jonge vrouw vermeldde dat ze eigenlijk minderjarig was. Na verloop van tijd werd er een ontmoeting geregeld op een openbare plek. In plaats van de te verwachte jonge vrouw (of jonge man) aan te treffen werden de slachtoffers geconfronteerd met drie jongens. De slachtoffers werden door de jongens aangesproken terwijl één van hen de ontmoeting en het daarop volgende gesprek begon te filmen. Tijdens dat gesprek werd er onderhandeld over geldbedragen en/of mobiele telefoons die de slachtoffers moesten afstaan. Als het slachtoffer niet tot betaling of het afstaan van de mobiele telefoon bereid was, zouden de verdachten het gemaakte filmpje en de chatgesprekken openbaar maken en de sociale omgeving van de slachtoffers inlichten over ontmoetingen die de slachtoffers hadden met een minderjarige. De verdachten lieten weten te weten wie er tot die sociale omgeving behoorden en waar de slachtoffers woonden. Dit maakte dat de (meeste) slachtoffers overgingen tot het afgeven van geld en/of mobiele telefoons.
Artikel 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Daar waardoor de verdediging is bepleit dat er geen daadwerkelijke sprake is van afdreiging, in dagelijks spraakgebruik “chantage”, in de zin van artikel 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het dossier in zijn geheel moet worden beschouwd en dat de tenlastegelegde feiten niet los van elkaar maar in onderling verband en samenhang moeten worden bezien.
De rechtbank stelt vast dat alle tenlastegelegde feiten telkens afdreigingen betreffen, die wat betreft de manier van handelen een grote mate van overeenkomst met elkaar vertonen. De rechtbank stelt voorts vast dat uit de aangiften en uit de verklaringen die het bewijs vormen voor het begaan van de feiten, blijkt van een consistent patroon in het gedrag van de verdachten. Door alle aangevers is verklaard dat er is gedreigd met openbaarmaking van een geheim en ook dat men werd gedwongen tot afgifte van geldbedragen of tot de aankoop van een dure mobiele telefoon.
Er is aldus niet alleen op grond van schakelbewijs van alle aangevers inzake de afdreiging voldoende wettig en overtuigend bewijs, maar ook de verdachten zelf hebben erkend de slachtoffers te hebben afgedreigd. Zo heeft verdachte [verdachte] verklaard de slachtoffers te hebben gechanteerd met het openbaar maken van zaken, in onderhavige zaken van (compromitterende) filmpjes en chatgesprekken.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij zich voor kon stellen dat de slachtoffers bang waren en zich afgeperst en bedreigd voelden.
Door de verdachten is aan alle bedreigden duidelijk gemaakt om welk geheim het ging en een enkele zinsnede was voldoende om de nodige vrees op te wekken en daardoor dwang uit te oefenen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de vereisten van artikel 318 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (onder andere) een viertal afdreigingen.
Medeplegen
De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Voor de bewezenverklaring van medeplegen is niet vereist is dat het gewicht van de bijdrage van de verdachte gelijkwaardig is aan dat van zijn mededaders.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, de aangiftes en de eigen verklaring van de verdachten, volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten en dat zij alle drie een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan alle ten laste gelegde feiten. Zij zijn allen betrokken geweest bij de verschillende onderdelen van de uitvoering van de werkwijze van de dadergroep: het maken van een Tinder-account, het leggen van contact met potentiële slachtoffers, de WhatsApp-conversaties, het vergaren van informatie over de slachtoffers en van mensen uit hun naaste omgeving, het afdreigen en het ontvangen van geld/mobiele telefoons van de slachtoffers. Tot slot hebben alle drie verdachten gedeeld in de opbrengst. Dat de rol die de verdachten bij de feitelijke uitvoering van de onderscheiden feiten hebben gespeeld niet steeds hetzelfde is geweest, doet daaraan niet af. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er, ten aanzien van de vier ten laste gelegde afdreigingen, sprake is geweest van medeplegen.
Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde.
Algemene verklaringen ten aanzien van de feiten 1,4, 5 en 6
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 14 augustus 2018, opgenomen op pagina 590 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2018192964 onder de onderzoeksnaam "Eclogiet", d.d. 11 oktober 2018, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
We hebben wel mensen gechanteerd en afgedreigd met dingen die we openbaar zouden maken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 11 september 2018, opgenomen op pagina 725 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
[naam 1] was de naam die we hebben gebruikt op Tinder.
[medeverdachte 1] sprak ze aan. Die had een verhaaltje over dat het zijn zusje was.
Op Tinder gaven wij aan dat wij 18 jaar waren dat moet want anders kom je niet op Tinder.
[medeverdachte 1] zei dat we er 10.000 euro mee hadden verdiend, maar zoveel heb ik niet gezien. Ik denk dat ik in totaal misschien 500 euro heb gekregen en 1 keer een iPhone. Die hebben we verkocht via een opkoper. Ik kreeg een klein deeltje van de opbrengst.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 6 augustus 2018, opgenomen op pagina 631 e.v. van voornoemd dossier, als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
Op Tinder heb ik mij voorgedaan als 15 jarige en sprak af met mannen ouder dan 35.
Het ging allemaal te makkelijk. Bij 9 van de 10 Tindergesprekken waren we samen. Ik heb altijd wel gezegd dat het mijn zusje was.
Eén keer hebben we in een winkel een mobiele telefoon gekocht. Het was een iPhone, de nieuwste type. We hebben het toestel verkocht. Ik heb er wel geld voor ontvangen. Ik noemde mij op Tinder, [naam 1] , of [naam 4] . Ook gebruikten we de naam [naam 3] wel. Je moet het wel realistisch doen, dat het echt is, als we aangaven dat we 15 jaar waren werden we direct van Tinder afgegooid. Onze doelgroep was 35 jaar en ouder. Het contact werd door ons gelegd.
Het was een kwestie van makkelijk geld verdienen. We zeiden tegen de mannen, wat zouden mensen om je heen ervan vinden dat je dit doet.
We hebben van te voren nadere informatie over de betrokkenen opgezocht op facebook en zo. Het geld werd eerlijk verdeeld.
feit 1
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 juni 2018, opgenomen op pagina 161 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik heb een account op Tinder. Op 11 juni 2018, had ik een match met een meisje, genaamd [naam 1] , 18 jaar oud. Na ons gesprek op Tinder zijn wij overgegaan op WhatsApp. Ik gaf haar mijn telefoonnummer waarna zij mij een WhatsApp berichtje stuurde.
Het gehele gesprek via WhatsApp heb ik nog. [1] [naam 1] had op haar account zichtbaar, dat zij 18 jaar oud is. Ik ben in de veronderstelling geweest dat zijn dan ook 18 jaar oud is. [naam 1] en ik besloten om met elkaar af te spreken na wat contact te hebben gehad. We zouden op donderdag 14 juni 2018, gaan af spreken in Assen.
Op 14 juni 2018, omstreeks 22:20 uur, parkeerde ik mijn auto op de parkeerplaats, aan de straatkant Nobellaan. Ik appte [naam 1] dat ik er was. Ik zag geen meisje. Ik hoorde opeens achter mij: “Hé [slachtoffer 1] ”. Ik draaide mij om en zag drie jongens staan nabij de ING pinautomaat en de apotheek. Ik zag dat de jongens op mij afliepen. Ik zag dat dader 2 een telefoon in zijn hand had en aan het filmen was. Ik hoorde dader 1 vragen: “Ben jij [slachtoffer 1] ?”. Hij zei: “volgens mij weten we wel waarom we hier zijn. Weet je wel dat je met mijn zusje hebt afgesproken en dat zij nog niet eens 18 jaar oud is. Hoezo spreek je af met een vijftienjarig meisje?". Ik zei tegen de jongens dat ik niet wist dat zij 15 jaar oud was. Ik zag dat tijdens dit gesprek dader 2 aan het filmen was. Ze zeiden tegen mij dat ze het online zouden zetten. Dader 1 zei tegen mij dat hij heel boos was en zat te denken aan een vergoeding. Er werd eerst gevraagd om 4000 (vierduizend) euro. Dit vond ik te gek en wilde ik niet doen. Zo begonnen we een beetje te onderhandelen. Vervolgens zei dader 2 dat hij mijn bankgegevens wilde zien om het zelf te beoordelen.
Dit heb vervolgens ook gedaan via de Rabobank app. Ik liet dader 2 mijn bankgegevens zien.
We kwamen eruit dat ik 1500 (vijftienhonderd) euro moest gaan pinnen. Hierna ben ik met de drie jongens naar de Rabobank gelopen.
Ik heb daar vervolgens in twee transacties een totaalbedrag van 1500 (vijftienhonderd) euro gepind. Mijn opnamelimiet was 1250 euro. Dit heb ik gepind en aan dader 2 gegeven. Ik vroeg aan hem of dit genoeg was. Ik hoorde dader 2 zeggen dat het niet genoeg was. Hierop moest ik weer meelopen terug naar de auto. Daar heeft dader 2 in mijn Rabobank app mijn
limiet verhoogd naar 1500 euro. Hierna moest ik weer terug naar de pinautomaat om de
laatste 250 euro te pinnen.
Dit lukte en we liepen terug naar de auto. Ik gaf de 250 euro aan dader 1. [2]
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 7 augustus 2018, opgenomen op pagina 645 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
Ik was hierbij betrokken samen met dezelfde personen als waarmee ik ook de andere feiten heb gepleegd.
We zijn in contact gekomen via de datingsite Tinder. Het komt op hetzelfde neer. We deden het steeds op dezelfde manier.
We spraken af aan de Nobellaan te Assen. Ik weet nog wel dat we weer hebben gesproken over mijn zusje.
Het zou kunnen dat er ook is gefilmd. Het klopt wel dat ik aan hem heb gevraagd: "Je weet wel waarvoor we hier zijn" en "Je hebt met mijn zusje afgesproken en dat ze nog niet eens 18 jaar oud is”.
De man had volgens mij tienduizend euro op de rekening staan en we spraken gezamenlijk volgens mij 1500 euro af.
De man probeerde er onder uit te komen door enkele malen de verkeerde pincode te
gebruiken bij het pinnen. Achteraf gezien was het ook geen echte pedo maar hij vertoonde niet normaal gedrag. Uiteindelijk pinde de man geld en gaf dat aan ons. In totaal volgens mij 1500 euro. Het kan wel kloppen dat de aangever zijn opname limiet bij de bank moest verhogen. Ik kan me wel voorstellen dat de man bang was en zich afgeperst en bedreigd voelde.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 11 september 2018, opgenomen op pagina 731 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
Het gesprek werd gevoerd bij de Nobellaan in Assen. Volgens mij is er door [slachtoffer 1] rond de 1000 euro betaald. [medeverdachte 1] stelde zich voor en zei dat hij de broer van de minderjarige was.
Het zou kunnen dat wij tegen [slachtoffer 1] hebben gezegd dat hij zijn banklimiet moest verhogen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 augustus 2018, opgenomen op pagina 539 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
We hebben de man benaderd en gefilmd. Twee andere jongens zijn in eerste instantie meegelopen maar het pinnen lukte niet. We zijn vervolgens naar een andere bank gelopen waar het wel lukte.
Hij heeft het laten zien via internet bankkieren. [medeverdachte 1] , heeft het geld ontvangen, hij was ook het meest in gesprek met de mannen. Er is wel gezegd dat het filmpje online zou worden gezet. Ik weet nog dat hij daarbij aan het huilen was.
Ik snap wel dat [medeverdachte 1] dreigend overkwam. Ik wil opmerken dat [medeverdachte 1] een vrij grote jongen is en nogal zo kan overkomen.
Het WhatsAppverkeer wat u mij laat zien hebben wij gevoerd met [slachtoffer 1] .
U laat mij een foto zien: Dat zijn [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , aangever [slachtoffer 1] en ik.
feiten 2 en 3
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 juni 2018, opgenomen op pagina 271 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 9 juni 2018 te Assen zag ik vanuit mijn ooghoek drie vrij jonge jongens op mij af komen lopen. Eén van hen kwam voor mij staan. De jongen voor mij sprak mij aan. Ik wilde opstaan richting mijn auto om weg te gaan. De jongen die me het eerste aansprak was gelijk agressief en dreigend. De jongens stonden met zijn drieën om mij heen. Ze wilden niet weg bij mijn auto. Ik kon het portier niet openen. Ik gaf die jongen toen met mijn vlakke hand een klap tegen zijn hoofd als een soort draai om zijn oren om hem weg te laten gaan bij mijn auto. Ik voelde gelijk dat ik fors werd geduwd. Ik voelde dat ik toen onmiddellijk van die duwende jongen een vuistslag in mijn gezicht kreeg, exact op mijn neus. In het tumult viel ik op de grond. Ik zag toen die eerste woordvoerder met mijn gsm lopen. De klappen die ik heb gehad hebben mij behoorlijk pijn gedaan en ik heb ook letsel in mijn gezicht. [3] Daarnaast is mijn gsm gestolen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 14 augustus 2018, opgenomen op pagina 590 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
We hadden afgesproken bij een school in Assen.
Plotseling uit het niets haalde de man uit naar mijn hoofd. Ik raakte vervolgens met hem in een worsteling. Ik heb hem toen enkele uppercuts gegeven. Ik gaf hem vervolgens met mijn vuisten enkele klappen tegen zijn hoofd. We lagen te rollen op de grond. Ik zag toen dat de man plotseling naast me lag en weer op stond. Ik wil eerlijk zeggen, ik heb hem een goeie klap gegeven waardoor hij bijna knock-out ging.
Ik vond even later zijn mobiele telefoon. De telefoon heb ik, nadat ik hem had gebruikt, weggegooid.
Op de foto zie je de verwondingen waarmee hij neerging.
feit 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 19 juni 2018, opgenomen op pagina 294 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 11 juni 2018 had ik via Tinder contact met een meisje welke als profielnaam [naam 1]
had. Wij zijn toen via Tinder met elkaar gaan chatten. Toen wij aan het chatten waren vertelde [naam 1] mij dat zij 15 jaar was. Vrij snel daarna vroeg zij al naar mijn mobiele nummer. Ik heb deze gegeven zodat wij via WhatsApp verder konden chatten.
Ik had in de week na 11 juni 2018 zeker wel drie keer per dag contact met [naam 1] via
WhatsApp. We hebben alleen tekstberichten naar elkaar verstuurd. [naam 1] kwam met het idee dat wij met elkaar af moesten spreken. Ze was daar redelijk dwingend in.
Ze stuurde wel zes berichten dat ze mij wilde zien. Dit wilde ik niet, ik wilde wel met haar afspreken om wat met haar te drinken.
Dit deden wij op 18 juni 2018 omstreeks 16:30 uur op het station in Groningen. [naam 1] appte dat ik maar naar het standbeeld, het Peerd van Ome Loeks, toe moest gaan.
Toen ik daar stond zag ik drie manspersonen op mij af komen lopen. Eén van deze mannen vroeg aan mij: “Wat ben jij aan het doen? Een beetje met mijn zusje afspreken?
Wij weten alles van je en wij gaan alles online zetten”.
Ik wilde weglopen en toen riepen zij me achterna: “ [straatnaam] ”. Ik schrok hiervan,
omdat ik dacht: Ze weten waar ik woon. Ik ben daarop weer teruggelopen naar de drie mannen. Eén van de mannen was mij aan het filmen. De mannen dreigden om het filmpje online te zetten en mijn werkgever ook te benaderen met wat ik aan het doen was. Ik was
hierdoor erg geïntimideerd en werd daar bang van. De mannen zeiden weer tegen mij dat ze alles weer online gingen zetten. De man, die zei dat hij de broer van [naam 1] was, was erg bedreigend naar mij. De man, de broer zeg maar, zei toen tegen mij dat ik 10.000 euro aan hem moest betalen. Ik heb aan hem mijn saldo laten zien via mijn ING app. Ik hoorde toen dat de man zei: “Ik wil nog 2000 euro van je”. We kwamen er op uit dat ik 600 euro de man, dus 1800 euro, zou betalen. Dan zouden de mannen de filmpjes verwijderen en dan zou ik er ook geen problemen meer mee krijgen. Ik zou dan van ze af zijn. Tijdens het lopen heb ik 2000 euro van mijn spaarrekening naar mijn lopende rekening geboekt. De mannen vertelden mij dat ik bij de bank mijn limiet kon ophogen.
Bij de ING, aan het Hereplein, ben ik toen naar binnen gegaan. De man, de broer, is
met mij mee naar binnen gegaan. De andere twee bleven buiten staan wachten. Ik heb
toen aan de baliemedewerker gevraagd of mijn limiet omhoog kon naar 2000 euro.
Binnen bij de pinautomaat heb ik toen 1800 euro gepind. [4] De mannen stonden op dat moment alle drie buiten. Ik heb daarop de 1800 euro aan de man, de broer, gegeven.
De man die het filmpje had gemaakt, heeft toen aan mij laten zien dat hij het filmpje
verwijderde. Ik voel mij erg bedreigd en afgeperst door die drie mannen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 6 augustus 2018, opgenomen op pagina 632 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
Ik heb dit samen met 2 anderen gedaan.
Het is gewoon uit de hand gelopen ik heb gebruik gemaakt van de naam [naam 1]
0: Verbalisanten tonen de verdachte een afbeelding van een meisje welke is bijgevoegd
bij de aangifte van [slachtoffer 3] .
Ik herken de foto en heb deze gebruikt. We hebben allemaal deze foto wel gebruikt.
We hadden in Groningen afgesproken, bij het beeld van Peerd van ome Loeks.
We hebben ons verhaal gedaan en vroegen waarom hij een afspraak had gemaakt.
Ik zei altijd dat ik de broer was. Ik heb wel altijd wel gezegd dat er problemen thuis door waren gekomen. Ik heb een situatie geschetst hoe het in het echt ook zou gaan.
Ik heb wel gezegd dat hij door moest hebben dat hij het niet voor 50 euro kon
afkopen. Hij moest wel beseffen wat er aan de hand was. Ik heb wel gezegd dat hij
zijn bankrekening moest laten zien. Ik weet wel dat hij 8500 euro op zijn rekening
stond. Hij heeft mij 1800 euro afgegeven. Het geld is verdeeld onder ons drieën. Ieder dus 600 euro.
De aangever heeft het ook over een filmpje dat is verwijderd. Dat klopt, ze vonden het niet fijn. We lieten het gesprek wat we op de WhatsApp hadden wel zien. We hebben het netjes gehad over betalen.
Er werd door de aangever geld gepind. Ik liep gewoon mee de bank binnen met hem. De andere twee jongens bleven wel in de buurt van de bank.
Ja, ik had de leiding. Ik had het over mijn zusje en over mijn familie.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 11 september 2018, opgenomen op pagina 731 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
[verdachte] en [medeverdachte 1] waren er ook bij. We spraken af in Groningen op het station ergens.
Volgens mij sprak [medeverdachte 1] hem aan. Zei dat het zijn zusje was.
We zijn naar de bank gelopen. Volgens mij de ING-bank. Ik en [verdachte] hadden een stukje verderop gewacht. [medeverdachte 1] is met de aangever naar binnen gegaan. Ze kwamen terug en toen hadden ze het geld. Toen wilde hij nog dat het filmpje werd verwijderd.
Ik of [verdachte] had het filmpje gemaakt. Het geld is in de trein verdeeld. Ik heb gewoon in totaal 500 euro gehad.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 augustus 2018, opgenomen op pagina 539 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Ik was met mijn medeverdachten, ik bedoel daar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] mee, in Groningen.
[medeverdachte 1] heeft geld aangenomen en sloeg daarin wel door.
feit 5
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 augustus 2018, opgenomen op pagina 346 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] :
Een tijdje geleden heb ik op de datingsite Tinder een profiel aangemaakt met de
bedoeling om te gaan daten. Ik kreeg op een gegeven moment via de TinderApp contact met wat ik toen dacht een meisje met de naam [naam 2] . [naam 2] vertelde dat ze achttien jaar oud was. Op een gegeven moment gingen we over van de TinderApp naar de WhatsApp
en gingen we samen chatten. [naam 2] vertelde op een gegeven moment dat zij geen 18 jaar maar bijna 16 jaar oud was.
Ik wil opmerken dat [naam 2] eigenlijk direct na het eerste contact met mij al dezelfde dag wilde afspreken en wist ook wel een plek daarvoor. We hebben vervolgens op vrijdag 20 juli 2018 afgesproken. Ik vond dat prima en ben toen richting Assen gereden. Na een tijdje te hebben gewacht kreeg ik een Appje om op de parkeerplaats achter de Hema te komen nabij theater de Kolk. Toen ik daar liep op een redelijk verlaten plek kwam er een jongen naar me toelopen. Deze jongen groette me en zei "Ha [slachtoffer 4] , waar ben jij mee bezig, een beetje met mijn zusje chatten". Ik wist toen onmiddellijk dat het foute boel was. De jongen beweerde dat hij de telefoon van zijn zusje [naam 2] had weten te bemachtigen en onze chat had ontdekt en vandaar onze afspraak. Ik zag dat er inmiddels twee andere jongens bij waren komen staan.
De jongens vertelden dat ze anders wel even contact zouden opnemen met mijn werk en dan zou ik mijn baan kwijtraken. De broer van [naam 2] stelde vervolgens voor dat ik het financieel kon afkopen. De jongens zeiden toen dat we naar de SNS-bank zouden gaan en werd ik door de mannen ingesloten en meegenomen. We liepen vervolgens samen het centrum in naar de pinautomaat van de SNS-bank. Ik moest toen bij de pinautomaat van de SNS-bank inloggen en het saldo laten zien aan de broer van [naam 2] .
De broer zag toen mijn saldo van ongeveer 3200 euro. De broer zei toen dat hij daar 250 euro van wilde hebben waarop ik ben begonnen met pinnen. Ik voelde mij op dat moment zeer ernstig bedreigd.
De jongens wisten tenslotte ook waar mijn auto stond en ze wisten ook waar ik werkte. Ik heb vervolgens de eerste 250 euro gepind maar dat was niet genoeg. Bij dezelfde automaat heb ik vervolgens nog 750 euro gepind. Ik hoopte toen dat het genoeg was maar een van de jongens stelde toen voor om naar het casino te gaan want daar kon je tot maximaal 1500 euro pinnen. Ik werd vervolgens weer ingesloten en zijn samen naar het [casino]
gelopen. Ik heb daar 300 euro gepind. Dat geld heb ik toen ook overhandigd aan de zogenaamde broer van [naam 2] . De rossige jongen stelde toen voor om de aller nieuwste IPhone 10- 256 GB te gaan kopen. We zijn toen naar de winkel van T-Mobile gelopen. Ik ben daar toen ook weer alleen naar binnengegaan en heb daar de mobiele telefoon gekocht ter waarde van 1369 euro. Deze telefoon heb ik vervolgens met het bonnetje aan de broer moeten afgeven. Nadat ik tas met daarin de telefoon had overhandigd zijn we naar een donker steegje gelopen en werd het afgegeven geld geteld. Het geld werd aldaar direct onderling verdeeld. Ik herinner me nu nog dat ik volgens mij ook nog 200 euro heb afgegeven aan de jongens die ik cash bij me had. U heeft mij zojuist een drietal foto's getoond. [5] Dit zijn de mannen die mij hebben afgeperst . Ik weet dat voor honderd procent zeker. Ik voelde mij ernstig gechanteerd en afgeperst. Ik was me ook wel bewust dat ik had afgesproken met een minderjarige en dat wierpen ze gelijk op als een punt wat verboden
was. [6]
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 6 augustus 2018, opgenomen op pagina 645 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] :
Het kan wel kloppen dat we hadden afgesproken bij theater de Kolk in Assen. Het kan wel kloppen dat de man eerst contant moest betalen en vervolgens ook nog geld moest pinnen. Ik moet zeggen dat ik toen heel ver heen was. Het kan wel kloppen dat hij een telefoon van 1345 euro moest aanschaffen
O: Verdachte wordt een foto van aangever getoond.
Het kan wel kloppen dat dat deze man was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 11 september 2018, opgenomen op pagina 731 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
Het zou best kunnen dat de aangever geld heeft moeten pinnen op het Koopmansplein en dat hij een telefoon heeft moeten kopen.
Het zou goed kunnen dat hij in totaal een bedrag gedaan van 2800 euro aan ons heeft afgestaan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 14 augustus 2018, opgenomen op pagina 590 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Deze zaak kan ik me herinneren. De aangever heeft geld moeten pinnen op het Koopmansplein.
feit 6
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 juni 2018, opgenomen op pagina 420 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] :
Een week geleden, kreeg ik een match op Tinder met ene [naam 3] .
Tijdens de eerste uren in het Tinder contact gaf [naam 3] aan dat hij geen 21 jaar was maar 18 jaar oud. Hij vroeg mij of ik Whatsapp had en heb hem mijn nummer gegeven, vervolgens zijn wij dezelfde dag nog doorgegaan op de Whatsapp. Afgelopen week hebben we nog een videochat gehad. Hij wilde wel met mij afspreken. Samen hebben we afgesproken om naar Groningen te gaan en mocht er een klik zijn konden we altijd nog wel verder kijken.
Op 23 juni 2018 kreeg ik een app dat hij al in Groningen was en dat ik naar de ING
moest komen. Ik ben vervolgens te voet naar het Hereplein gegaan en zag daar 3 jongens bij het bushokje zitten.
Op het moment dat ik naar het bushokje kijk zagen de jongens in het bushokje mij. Ik
zag dat deze openstonden en naar mij toe kwamen lopen.
De jongens waren snel bij mij en vroegen aan mij of ik [slachtoffer 5] was. Ik vertelde dat ik [slachtoffer 5] was.
- persoon 1 (de filmer):
Volgens mij was dit de oudste.
Deze man was aan het filmen met een iPhone 6, zilver van kleur.
persoon 2 (de middelste):
Gaf zich uit als de broer van [naam 3] . Ik vond dat deze het meeste op [naam 3] leek, tenminste de persoon met wie ik aan het chatten was.
Persoon 3 (Afrikaans):
Kleinste van de drie met een hele donkere huidskleur. Deze kwam het meest agressief over.
Er werd mij verteld dat ik met het broertje aan het chatten was.
De Afrikaanse man vertelde mij dat [naam 3] 15 jaar oud was en geen 21 of 18 jaar.
Ik vertelde dat ik had afgesproken met een 18 jarige. Hij vertelde mij dat dit niet goed voor mij was als dit uit zou komen. Ik voelde dat ze druk begonnen uit te voeren op mij. De filmer vertelde dat hij geld wilde hebben. Ik heb mijn rekening laten zien.
Daar stond nog een bedrag van 180 euro op. De filmer had mijn telefoon gezien en vroeg of dat een iPhone 10 was. De middelste zei dat ik dan de telefoon kon inleveren in plaats van de 5000,- euro. Ik voelde dat er een druk op mij lag en heb de telefoon aan de filmer gegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 7 augustus 2018, opgenomen op pagina 645 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
In principe hetzelfde verhaal als de rest alleen speelde ik daar dat ik een broertje had.
We hadden op het station in Groningen afgesproken. Bij het Peerd van ome Loeks en de ING bank Groningen. Met dezelfde jongens als op de foto, met [verdachte] en [medeverdachte 2] . Het zijn
dezelfde jongens die bij de andere zaken op de foto's staan. Bij alle zaken waar ik betrokken bij ben geweest waren ook [verdachte] en [medeverdachte 2]
Ik was in deze de broer van de jongen waarmee zou worden afgesproken.
Het zou goed kunnen dat [medeverdachte 2] aan het filmen was.
Ik zou eerst zijn bankrekening willen hebben zien en daarna overleggen wat er zou
betaald worden. Het komt allemaal op hetzelfde neer. Ik denk dat er gezegd is dat als er geen geld was we het op een andere manier zouden oplossen. Uiteindelijk hebben we de telefoon wel gekregen en die is later verkocht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 11 september 2018, opgenomen op pagina 731 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
We hadden afgesproken op het station in Groningen. Daar is ook gefilmd. De telefoon is bij een opkoper ingeleverd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 14 augustus 2018, opgenomen op pagina 590 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Ik weet dat we een afspraak hadden met deze man.
Ik weet nog dat we hebben gesproken hoe de man zijn telefoon moest resetten. Ik weet nog dat de man bij een theater werkt. Ik heb toen volgens mij gefilmd.
De telefoon is verkocht.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 juni 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en openbaring van een geheim, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 1500 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , immers zijn verdachte en zijn mededaders:
- onder een valse naam ( [naam 1] ) via een datingsite in contact getreden met die
[slachtoffer 1] , en hebben verdachte en zijn mededaders vervolgens:
- via WhatsApp, een afspraak gemaakt met die [slachtoffer 1] ;
- op de afgesproken plaats die [slachtoffer 1] gefilmd en geconfronteerd met het feit dat hij had afgesproken met een minderjarig meisje;
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd "we zetten het online" (doelend op het filmpje en het gesprek op de datingsite en op WhatsApp);
- te kennen gegeven aan die [slachtoffer 1] dat ze zaten te denken aan een vergoeding en dat hij meerdere geldbedragen moest gaan pinnen;
2.
hij op 9 juni 2018 te Assen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meerdere vuistslagen tegen zijn hoofd te geven;
3.
hij op 9 juni 2018 te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
4.
hij op 18 juni 2018 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en openbaring van een geheim, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van 1800 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 3] , immers zijn verdachte en zijn mededaders:
- onder een valse naam ( [naam 1] ) via een datingsite in contact getreden met die
[slachtoffer 3] ; en hebben verdachte en zijn mededaders vervolgens:
- via WhatsApp, een afspraak gemaakt met die [slachtoffer 3] ;
- op de afgesproken plaats die [slachtoffer 3] gefilmd en geconfronteerd met het feit dat hij had afgesproken met een minderjarig meisje;
- gedreigd om het filmpje online te zetten en de werkgever van die [slachtoffer 3] te benaderen met wat hij aan het doen was;
- te kennen gegeven aan die [slachtoffer 3] dat hij een geldbedrag moest betalen, waarna het filmpje verwijderd zou gaan worden;
5.
hij op 20 juli 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en openbaring van een geheim, [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iPhone 10) en 1500 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 4] , immers zijn verdachte en zijn mededaders:
- onder een valse naam ( [naam 2] ) via een datingsite in contact getreden met die
[slachtoffer 4] , en hebben verdachte en zijn mededaders vervolgens:
- via WhatsApp, een afspraak gemaakt met die [slachtoffer 4] ;
- op de afgesproken plaats die [slachtoffer 4] gefilmd en geconfronteerd met het feit dat hij had afgesproken met een minderjarig meisje;
- gedreigd om het filmpje online te zetten en tegen die [slachtoffer 4] gezegd "we kunnen contact opnemen met jouw werk en dan raak je je baan kwijt";
- te kennen gegeven aan die [slachtoffer 4] dat hij het financieel kon afkopen en een geldbedrag moest betalen en een mobiele telefoon iPhone 10 moest gaan kopen;
6.
hij op 23 juni 2018 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en openbaring van een geheim, [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon iPhone 10, toebehorende aan die [slachtoffer 5] , immers zijn verdachte en zijn mededaders:
- onder een valse naam ( [naam 3] ) via een datingsite in contact getreden met die
[slachtoffer 5] , en hebben verdachte en zijn mededaders vervolgens:
- via WhatsApp, een afspraak gemaakt met die [slachtoffer 5] ;
- op de afgesproken plaats die [slachtoffer 5] gefilmd en geconfronteerd met het feit dat hij had afgesproken met een minderjarige jongen;
- gedreigd om het filmpje online te zetten en gezegd tegen die [slachtoffer 5] "dit is niet goed voor jou als dit uitkomt, omdat je als animator aan het werk bent bij het theater in Leeuwarden",
- gevraagd aan die [slachtoffer 5] hoe hij dit wilde oplossen en gezegd tegen die [slachtoffer 5] dat hij zijn telefoon (iPhone 10) kon inleveren in plaats van het betalen van een geldbedrag.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van afdreiging
2. mishandeling
3. diefstal
4. medeplegen van afdreiging
5. medeplegen van afdreiging
6. medeplegen van afdreiging
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van al het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zijn leven momenteel weer op orde heeft. Hij volgt een opleiding, heeft een woning en heeft een dagbesteding. Verdachte terugsturen in detentie zou deze ingeslagen weg doorkruisen en verdachte zou alles verliezen wat hij in de afgelopen periode heeft opgebouwd. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat nu verdachte alles op de rails heeft, het opleggen van een reclasseringstoezicht geen enkele meerwaarde heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering en het psychologisch onderzoeksrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met de medeverdachten schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten door de vier aangevers die vermeld staan in de tenlastelegging en
de bewezenverklaring af te dreigen of, zoals dat in het dagelijks taalgebruik heet, te chanteren.
Voor de rechtbank staat vast dat de verdachten heel bewust op zoek waren naar slachtoffers om hen te chanteren.
Zij deden zich op Tinder (internet datingsite) voor als een jonge 18-jarige vrouw/man. Als er met een persoon een match was, verplaatste het gesprek zich naar de WhatsApp en gedurende de loop van het gesprek werd gezegd dat de jonge vrouw niet 18 jaar, maar nog minderjarig was. Er werd van de kant van verdachten – in de hoedanigheid van de jonge vrouw/man die zij pretendeerden te zijn- druk uitgeoefend om te komen tot een fysieke ontmoeting tussen de aangevers en de vrouw, en na enige tijd te hebben gechat, werd er een afspraak gemaakt op een openbare plek. Echter de jonge vrouw/man die men had verwacht, verschijnt niet; in plaats daarvan worden de aangevers aangesproken door verdachte en de beide medeverdachten waarvan er één de ontmoeting en het daaropvolgend gesprek filmt. Aangevers worden door verdachte en zijn medeverdachten onder druk gezet en zo bewogen om (meerdere malen) geld te pinnen of telefoons af te staan, of een dure mobiele telefoon te kopen en deze af te geven aan de verdachten.
Familieleden en werkgevers zouden worden geïnformeerd, de datingsite- en chatgesprekken en het filmpje zouden online worden gezet.
Aangevers hebben uit angst ook daadwerkelijk (meerdere) geldbedragen gepind en afgestaan aan de verdachten. Het enige doel van de chantage door verdachte en zijn medeverdachten was geld verdienen ten koste van de slachtoffers door in te spelen op de, door het handelen van verdachte en zijn medeverdachten bij de slachtoffers veroorzaakte, kwetsbaarheid en angst. Verdachte en de medeverdachten waren zich ervan bewust dat de slachtoffers de afspraken veelal geheim wensten te houden. Hiervan is door de verdachten misbruik gemaakt.
Verdachten hebben hiermee een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers, zoals ook tot uitdrukking is gekomen in de door het slachtoffer [slachtoffer 3] ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring.
De verdachten hebben hun handelen getracht te vergoelijken door te stellen dat de aangevers een seksafspraak met een minderjarige hadden gemaakt en dus zelf (ook) strafbaar en laakbaar handelden. De rechtbank merkt hierover op dat het handelen van de aangevers (wat daar overigens ook van zij) in deze strafzaak niet voorligt ter beoordeling. Bovendien hecht de rechtbank geen geloof aan de stelling van verdachte en zijn medeverdachten dat zij door hun handelen een maatschappelijk probleem hebben willen aanpakken (het bestrijden van pedoseksueel gedrag): hun handelen wijst er veeleer op dat ze alleen maar uit waren op eigen gewin. Het laakbare handelen dat verdachten zeggen voor ogen te hebben gehad, kan het strafbare handelen van verdachten bovendien niet rechtvaardigen.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een telefoon en aan mishandeling. Het slachtoffer wilde nadat hij was geconfronteerd met verdachte niet overgaan tot het afgeven van een geldbedrag zoals werd verzocht door verdachte. Toen het slachtoffer weg wilde lopen raakte hij in een worsteling met verdachte waarna verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, het slachtoffer enkele uppercuts gegeven en hem vervolgens met de vuisten enkele klappen tegen zijn hoofd heeft gegeven waardoor het slachtoffer bijna knock-out ging. Vervolgens heeft verdachte met de telefoon van het slachtoffer diens zoon en ex-vrouw gebeld. Hij heeft in dit gesprek tegen de zoon gezegd dat er opnames waren gemaakt van zijn vader.
Verdachte verzocht in het gesprek met de zoon om ervoor te zorgen dat zijn vader contact met hen opnam. Als vader dit niet zou doen dan zouden ze het filmpje op Dumpert zetten. Verdachte heeft na dit gesprek de telefoon weggegooid.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten, de impact en de schadelijke gevolgen ervan voor de slachtoffers een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 maart 2019 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt, kennisgenomen van het psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door D. Breuker, forensisch psycholoog d.d. 31 januari 2019 en het reclasseringsadvies d.d. 8 april 2019.
Uit het psychologisch rapport blijkt het volgende, waarbij vermeld dient te worden dat het onderzoek niet volledig is afgerond omdat verdachte op enig moment niet meer wilde meewerken.
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met een gemengd beeld van antisociale- en narcistische trekken. Er is tevens sprake van een matige stoornis in cannabisgebruik en van een disharmonisch intelligentieprofiel met verbale capaciteiten, werkgeheugen en verwerkingssnelheid op zwakbegaafd niveau en de handelingsvaardigheden op laaggemiddeld niveau.
Geadviseerd wordt om hem het plegen van de feiten, in een verminderde mate toe te rekenen. Door een gebrek aan invoelend vermogen en normbesef ontbreekt het van binnenuit aan voldoende correctie, hierdoor is hij sneller meegegaan in het delictgedrag. Er zijn weinig beschermende factoren. Hulpverlening strandt omdat verdachte niet wil meewerken.
De kans op herhaling wordt als matig tot hoog beoordeeld.
Ter verkleining van de recidivekans wordt geadviseerd om verdachte aan te melden bij een forensische zorginstelling zoals Trajectum (forensische zorginstelling voor mensen met
gedragsstoornissen en beperking). Er is hier de mogelijkheid voor behandeling van de klinische risicofactoren en voor verdiepingsdiagnostiek. Indien hij zich niet wil committeren aan een ambulant traject dan wordt geadviseerd om met een klinische opname te starten voor de duur van 3 tot 6 maanden.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie dat verdachte het hem ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen is, en maakt die tot de hare.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan een adviesrapport van de reclassering.
De reclassering is van oordeel dat het advies van de psycholoog te weten, een ambulante behandeling bij Trajectum danwel een klinische opname, op dit moment niet aansluiten bij de houding van verdachte. Het vermoeden is dat verdachte alleen onder hoge justitiële druk zal meewerken. Ook dan wordt niet verwacht dat een toezicht door de reclassering en behandeling en begeleiding door Trajectum vlekkeloos zullen verlopen.
Alles overwegend komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging.
De rechtbank zal aan verdachte een forse vrijheidsstraf opleggen. Verdachte heeft enige tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht, maar de mate van organisatie, de ernst en de omvang van de feiten, rechtvaardigen dat verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgt opgelegd. Dat verdachte dan dus weer terug zal moeten naar de gevangenis is gepast en geboden. De rechtbank zal dan ook een hogere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd nu naar het oordeel van de rechtbank de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Ter voorkoming van recidive zal een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, met een proeftijd van 3 jaar.
Nu verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven niet open te staan voor enige vorm van begeleiding en gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van reclasseringstoezicht en/of bijzondere voorwaarden.

Benadeelde partij ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.800,00 ter vergoeding van materiële schade en € 1.320,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering integraal dient te worden toegewezen, met toepassing van artikel 36f Wetboek van Strafrecht, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2018 en oplegging van de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt verdedigingDe raadsman heeft zich, gelet op zijn verzochte vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd en dat de vordering daarom in zoverre niet-ontvankelijk is.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de gevorderde materiële schade.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte gepleegde feit. De vordering met betrekking tot de vergoeding van de materiële schade, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade acht de rechtbank voldoende onderbouwd dat er sprake is van psychisch leed en dat dit onder meer is veroorzaakt door het strafbare feit dat verdachte heeft gepleegd.
De rechtbank schat de hoogte van de totale immateriële schade op € 1.000,00 en zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 300, 310 en 318 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 4 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarde niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Vordering benadeelde partij (ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde)

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.800,00 (zegge: tweeduizend achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2018.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3]te betalen een bedrag van € 2.800,00 (zegge: tweeduizend achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 38 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.800,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. A.A.J. Smelt, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2019.

Voetnoten

1.Zie fotografische afbeeldingen van de WhatsAp-gesprekken: pagina 166 t/m 183.
2.Zie fotografische afbeeldingen van de overboekingen van de bankrekening aangever: pagina 184/186.
3.Zie foto letsel op pagina 275 e.v.
4.Zie betaalrekening aangever pagina 298.
5.Zie foto`s pagina 355, 356 en 357.
6.Zie transactieoverzichten pagina 350/353.