ECLI:NL:RBNNE:2019:3137
Rechtbank Noord-Nederland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke herzieningszaak
Op 16 juli 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaken LEE 19/133 en LEE 19/134, waarin een opposant verzet heeft aangetekend tegen eerdere uitspraken van de rechtbank van 12 april 2019. Deze eerdere uitspraken betroffen verzoeken om herziening van eerdere uitspraken van 8 september 2017, waartegen de opposant hoger beroep had ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de verzoeken om herziening kennis te nemen, omdat de uitspraken van 8 september 2017 nog niet onherroepelijk waren. De opposant heeft verzet aangetekend en verzocht om gehoord te worden.
Tijdens de zitting op 25 juni 2019 heeft de rechtbank de zaken gevoegd behandeld. De rechtbank heeft overwogen dat de bestuursrechter op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak kan herzien, maar dat in dit geval de uitspraken van 8 september 2017 nog niet onherroepelijk waren, aangezien de CRvB nog geen uitspraak had gedaan. De rechtbank heeft de verzetsgrond van de opposant verworpen, omdat deze niet van toepassing was op de bestuursrechtelijke context.
De rechtbank heeft echter vastgesteld dat zij in haar eerdere uitspraken niet had bepaald dat het griffierecht moest worden terugbetaald, terwijl dit wel het geval was. Daarom heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard, de eerdere uitspraken van 12 april 2019 vervallen verklaard en bepaald dat het verzoek om herziening wordt doorgestuurd naar de CRvB. Tevens is bepaald dat de griffier het griffierecht van tweemaal € 46,00 aan de opposant terugbetaalt. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier.